België en Frankrijk mogen tot en met 31 december 2018 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie van 29 mei 2017 tot verlening van tijdelijke toestemming aan bepaalde lidstaten voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van bepaalde soorten fruitgewassen en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2800)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie van 29 mei 2017 tot verlening van tijdelijke toestemming aan bepaalde lidstaten voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van bepaalde soorten fruitgewassen en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2800)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt(1), en met name artikel 4, artikel 6, lid 4, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 3,
Gezien Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft specifieke voorschriften voor de in bijlage I bij die richtlijn bedoelde geslachten en soorten van fruitgewassen, specifieke voorschriften waaraan leveranciers moeten voldoen, en nadere voorschriften betreffende officiële inspecties(2), en met name artikel 8, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU zijn voorschriften voor de productie, certificering en het in de handel brengen van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en fruitgewassen vastgesteld.
Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten prebasismoederplanten en prebasismateriaal onder insectenvrije omstandigheden worden geproduceerd. Bij artikel 8, lid 4, van die richtlijn is evenwel vastgesteld dat aan een lidstaat, voor bepaalde geslachten of soorten en onder bepaalde voorwaarden, toestemming kan worden verleend voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal of van uit prebasismoederplanten vermeerderd prebasismateriaal dat in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden is geproduceerd.
België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje hebben om tijdelijke toestemming verzocht voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van bepaalde soorten.
De Commissie achtte het passend om leveranciers in deze lidstaten voldoende tijd te gunnen om hun productiesystemen aan te passen terwijl zij hun productie in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden voortzetten, aangezien de bouw van insectenvrije faciliteiten een aanzienlijke investering van menselijke en financiële middelen vergt.
Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie(3) heeft de Commissie dus de vergunningen voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal voor bepaalde geslachten of soorten aan deze lidstaten verleend.
De vergunningen aan België en Frankrijk zijn voor een korte periode van twee jaar verleend aangezien de producenten in België en Frankrijk in een vroeg stadium waren beginnen te investeren in de bouw van insectenvrije faciliteiten. De tijdelijke vergunningen aan Tsjechië en Spanje werden daarentegen voor een periode van vijf jaar verleend aangezien de producenten in deze lidstaten meer tijd nodig hebben om te voldoen aan de vereiste van productie in insectenvrije faciliteiten.
Het is passend om de tijdelijke vergunningen die aan België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje zijn verleend, te handhaven aangezien nog steeds aan de voorwaarden voor de verlening ervan is voldaan.
Zweden heeft op een later tijdstip dan België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje een verzoek voor een tijdelijke vergunning ingediend uit hoofde van artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU.
Het is passend om leveranciers in Zweden voldoende tijd te gunnen om hun productiesystemen aan te passen terwijl zij hun productie in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden voortzetten, aangezien de bouw van dergelijke insectenvrije faciliteiten een aanzienlijke investering van menselijke en financiële middelen vergt.
Aan Zweden moet derhalve ook een tijdelijke vergunning worden verleend voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal voor bepaalde geslachten of soorten. Die vergunning moet voor een periode van vijf jaar geldig zijn aangezien de producenten in Zweden relatief veel tijd nodig hebben om te voldoen aan het vereiste van productie in insectenvrije faciliteiten.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 voorziet in passende maatregelen voor België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje om te waarborgen dat in open veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal dezelfde gezondheidsstatus hebben als in insectenvrije faciliteiten geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal. Bij deze maatregelen is rekening gehouden met de noodzaak om het risico op besmetting te beperken, rekening houdend met de klimaatomstandigheden, de teeltomstandigheden van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal in kwestie, en de afstand van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal in kwestie tot alle relevante geteelde en wilde soorten, afgaande op de kennis van deskundigen over de prevalentie en de biologie van relevante plaagorganismen.
De maatregelen inzake de gezondheidsstatus van prebasismoederplanten en prebasismateriaal die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 voor België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje zijn vastgesteld, moeten gehandhaafd worden en gelijkaardige maatregelen moeten worden vastgesteld voor Zweden.
Ten behoeve van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 worden ingetrokken en door een nieuw besluit worden vervangen.
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 Toestemming
België en Frankrijk mogen tot en met 31 december 2018 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal dat uit prebasismoederplanten van de in de bijlage genoemde soorten is vermeerderd, eveneens certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Tsjechië en Spanje mogen tot en met 31 december 2022 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Tsjechië en Spanje mogen tot en met 31 december 2022 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal dat uit prebasismoederplanten van de in de bijlage genoemde soorten is vermeerderd, eveneens certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Zweden mag tot en met 31 mei 2023 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Zweden mag tot en met 31 mei 2023 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal dat uit prebasismoederplanten van de in de bijlage genoemde soorten is vermeerderd, eveneens certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2, 3 en 4 is voldaan.
Artikel 2 Instandhouding
De in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal worden in stand gehouden overeenkomstig de voor de betrokken lidstaten en soorten vastgestelde voorschriften in deel A van de bijlage.
Het ent- en snoeigereedschap en de machines worden gecontroleerd, gereinigd en ontsmet vóór en na elk gebruik op de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal.
Er wordt voorzien in een passende afstand tussen prebasismoederplanten om wortelcontact tussen deze planten zo veel mogelijk te beperken. Er wordt ook voorzien in een passende afstand tussen prebasisteeltmaterialen om wortelcontact tussen deze teeltmaterialen zo veel mogelijk te beperken.
Artikel 3 Visuele inspectie, bemonstering en toetsing
Naast de in de artikelen 10 en 11 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU vastgestelde voorschriften inzake visuele inspectie, bemonstering en toetsing, zorgen de betrokken lidstaten ervoor dat aan de in deel B van de bijlage bij dit besluit vastgestelde voorschriften voor de betrokken soorten wordt voldaan.
Artikel 4 Etikettering van prebasismoederplanten en prebasismateriaal
Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie(4) vereiste informatie, bevat het etiket van in België en Frankrijk overeenkomstig dit besluit geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2018.”.
Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van in Tsjechië en Spanje in overeenstemming met dit besluit geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2022.”.
Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van in Zweden in overeenstemming met dit besluit geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 mei 2023.”.
Indien krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU wordt voorzien in een begeleidend document, mag de informatie op het in lid 1 van dit artikel bedoelde officiële etiket worden beperkt tot „In het veld geproduceerd”. In dergelijke gevallen bevat het begeleidende document bij de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal in kwestie naast de bij artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie de in lid 1 van dit artikel vastgestelde vermelding.