Uitvoeringsverordening (EU) 2015/378 wordt als volgt gewijzigd:
-
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 6 wordt vervangen door:
„6.Indien het bedrag dat de Commissie heeft aanvaard in het besluit over de goedkeuring van jaarrekeningen voor begrotingsjaar N, lager is dan het jaarlijkse voorfinancieringsbedrag voor begrotingsjaar N, wordt het jaarlijkse voorfinancieringsbedrag goedgekeurd tot het aanvaarde bedrag. Eventuele uitstaande voorfinancieringsbedragen worden pas tijdens latere jaarlijkse goedkeuringsrondes goedgekeurd.
De eerste alinea is ook van toepassing ingeval een lidstaat jaarrekeningen indient met betaling 0.”;
-
lid 7 wordt geschrapt.
-
-
De volgende artikelen worden ingevoegd:
1.De Commissie baseert haar beoordeling van de doeltreffende werking van de beheer- en controlesystemen op de resultaten van alle beschikbare audits die zijn uitgevoerd door de lidstaten, de diensten van de Commissie en de Rekenkamer, de resultaten van onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding en alle andere informatie inzake naleving van de aanwijzingscriteria als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1042/2014 van de Commissie(*).
De beoordeling door de Commissie heeft betrekking op de interne controleomgeving van het nationale programma, de beheer- en controleactiviteiten van de bevoegde instantie, en de controle- en auditactiviteiten van de auditautoriteit, en is gebaseerd op verificatie van de naleving van de in tabel 1 van de bijlage aangegeven belangrijke vereisten.
2.De naleving van de in lid 1 genoemde belangrijke vereisten, volgens de categorieën die worden uiteengezet in tabel 2 van de bijlage, is een criterium voor de beoordeling van de doeltreffende werking van iedere bevoegde instantie en voor de totstandkoming van een algemene conclusie over het beheer- en controlesysteem. Bij het vaststellen van de algemene conclusie over het beheer- en controlesysteem wordt rekening gehouden met eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.
3.Wanneer ten aanzien van een van de essentiële vereisten nummer 2, 4, 5, 8, 11, 12 of 14 van tabel 1 van de bijlage of ten aanzien van twee of meer van de andere belangrijke vereisten wordt vastgesteld dat deze vallen onder categorie 3 of 4 zoals aangegeven in tabel 2 van de bijlage, wordt aangenomen dat er sprake is van een ernstige tekortkoming in het doeltreffend functioneren van het beheer- en controlesysteem.
1.De Commissie past financiële correcties toe wanneer zij een of meer individuele of structurele onregelmatigheden of tekortkomingen in de doeltreffende werking van het beheer- en controlesysteem vaststelt (hierna „systeemgebreken” genoemd).
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „onregelmatigheid” verstaan iedere inbreuk op het Unierecht of het nationale recht en iedere inbreuk op nationale voorschriften die bestaat in een handeling of een nalaten van een begunstigde of begunstigen waardoor de algemene begroting van de Europese Unie door een onverschuldigde uitgave is of zou kunnen worden benadeeld.
Het bedrag van de financiële correctie wordt, indien mogelijk, per geval bepaald en is gelijk aan het exacte bedrag van de uitgaven die ten onrechte ten laste van de algemene begroting van de Unie zijn gekomen.
Wanneer de Commissie onregelmatigheden vaststelt in een representatieve uitgavensteekproef in het nationale programma of een deel ervan, maar het niet kosteneffectief is de regelmatigheid van de overige uitgaven na te gaan, kan de correctie worden bepaald door de resultaten van het onderzoek van de steekproef te extrapoleren naar de rest van de populatie.
Wanneer de Commissie structurele onregelmatigheden of systeemgebreken vaststelt, maar de correctie niet precies kan bepalen, ook niet door middel van extrapolatie, wordt een forfaitaire financiële correctie toegepast op de uitgaven die zijn gedeclareerd voor het betrokken deel van het systeem overeenkomstig de in de leden 2 en 3 vastgestelde indicatieve criteria en schalen.
Forfaitaire correcties kunnen ook worden toegepast bij individuele onregelmatigheden.
2.De hoogte van de forfaitaire correctie wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende factoren:
-
de ernst van de onregelmatigheid of van het systeemgebrek ten aanzien van het hele systeem of een deel ervan, of van de soorten uitgaven die zijn gedeclareerd;
-
de hoogte van het risico van verlies voor de begroting van de Unie ten gevolge van de onregelmatigheid of het systeemgebrek;
-
de fraudegevoeligheid van de uitgaven ten gevolge van de onregelmatigheid of het systeemgebrek;
-
eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.
3.De hoogte van de correctie wordt als volgt bepaald:
-
wanneer de onregelmatigheid of onregelmatigheden of het systeemgebrek of de systeemgebreken dusdanig fundamenteel, frequent of wijdverbreid zijn dat dit tot volledig falen van het systeem leidt, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van alle betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 100 % toegepast;
-
wanneer de onregelmatigheid of onregelmatigheden of het systeemgebrek of de systeemgebreken dusdanig frequent of wijdverbreid zijn dat dit tot zeer ernstig falen van het systeem leidt, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een zeer groot deel van de betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 25 % toegepast;
-
wanneer de onregelmatigheid of onregelmatigheden of het systeemgebrek of de systeemgebreken te wijten zijn aan een gedeeltelijke, slechte of niet-frequente werking van het systeem en daardoor de wettigheid en regelmatigheid van een groot deel van de betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 10 % toegepast;
-
wanneer de onregelmatigheid of onregelmatigheden of het systeemgebrek of de systeemgebreken te wijten zijn aan de inconsistente werking van het systeem en daardoor de wettigheid en regelmatigheid van een wezenlijk deel van de betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 5 % toegepast.
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel kan het percentage worden teruggebracht naar 2 % wanneer wordt geoordeeld dat de aard en de ernst van de onregelmatigheid of het systeemgebrek een correctiepercentage van 5 % niet rechtvaardigen.
4.Wanneer een bevoegde instantie na de toepassing van een financiële correctie in een boekjaar nalaat passende corrigerende maatregelen te nemen en bijgevolg in een volgend boekjaar dezelfde onregelmatigheid of onregelmatigheden of dezelfde tekortkoming of tekortkomingen worden vastgesteld, kan het correctiepercentage, vanwege de aanhoudende aard van de tekortkomingen of gebreken, worden verhoogd tot een niveau dat ten hoogste het volgende in lid 3 vermelde niveau van de schaal bereikt.
-
-
Een nieuwe bijlage zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd.