Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/486 van de Raad van 19 maart 2018 waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/486 van de Raad van 19 maart 2018 waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 2,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of een belastbare dienst verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) is gehouden.

  2. Om btw-fraude in de uitzendsector te bestrijden, verzocht Hongarije in 2014 om machtiging tot invoering van een bijzondere maatregel in afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde met betrekking tot de uitlening van personeel dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van die richtlijn vallende activiteiten verricht, de belastingplichtige inlener te mogen aanwijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon („verleggingsregeling”). Deze machtiging werd verleend bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 van de Raad(2) en is vervallen op 31 december 2017.

  3. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 26 juni 2017, heeft Hongarije verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde de inlener van personeel te mogen aanwijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

  4. Bij brief van 11 december 2017 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG het door Hongarije ingediende verzoek aan de andere lidstaten toegezonden. Bij brief van 12 december 2017 heeft de Commissie Hongarije ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

  5. Volgens door Hongarije verstrekte informatie houdt een aantal bedrijven in de uitzendsector zich bezig met frauduleuze activiteiten door diensten te verlenen zonder de toepasselijke btw aan de belastingautoriteiten af te dragen. Aangezien dit soort bedrijvigheid niet noodzakelijk veel productiekosten of investeringen vereist, ontvangen deze bedrijven vaak aanmerkelijk meer btw dan wat zij zelf aan btw kunnen aftrekken over de door hen afgenomen prestaties. Na slechts enkele maanden verdwijnt vervolgens een aantal van deze bedrijven, die vaak weinig of geen activa hebben, waardoor de inning van de niet afgedragen btw moeilijk of onmogelijk wordt.

  6. Door in die gevallen de afnemer van die diensten aan te wijzen als de persoon die de btw moet voldoen, zou de derogatie een einde maken aan de mogelijkheid om aldus belasting te ontduiken. Hongarije wijst erop dat het aantal uitzendbedrijven na de invoering van de verleggingsregeling voor de uitlening van personeel is gedaald, hetgeen suggereert dat de markt is „gezuiverd”. Volgens Hongarije is de verleggingsregeling een passend en doeltreffend instrument gebleken om frauduleuze praktijken in de uitzendsector aan te pakken.

  7. Uit door Hongarije verstrekte informatie blijkt dat het land een aanzienlijk aantal maatregelen heeft genomen om btw-fraude te bestrijden, en dat andere fraudebestrijdingsmaatregelen op stapel staan die specifiek gericht zijn op uitzendbedrijven. Ondanks deze maatregelen is Hongarije van mening dat de beschermende verleggingsregeling gehandhaafd moet worden om de schade aan de sector verder te beperken.

  8. Met betrekking tot de uitlening van personeel is het in een aantal gevallen, die in artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG zijn opgesomd, al mogelijk om de inlener aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon. Daarom, teneinde belastingontwijking te voorkomen, moet Hongarije worden gemachtigd om de verleggingsregeling toe te passen op de uitlening van personeel in gevallen die nog niet onder Richtlijn 2006/112/EG vallen.

  9. De derogatie moet in de tijd worden beperkt en moet daarom op 31 december 2020 vervallen.

  10. Teneinde ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de maatregel worden bereikt, met inbegrip van het verzekeren van een ononderbroken toepassing van de eerder toegestane derogatie en het bieden van rechtszekerheid ten aanzien van het belastingtijdvak, is het passend dat dit besluit met ingang van 1 januari 2018 toepassing vindt. Aangezien Hongarije op 26 juni 2017 om de verlenging van de machtiging heeft verzocht en het de wettelijke regeling die het op basis van de eerder toegestande derogatie in zijn nationaal recht had vastgelegd, is blijven toepassen met ingang van 1 januari 2018, is het gewettigd vertrouwen van de betrokken personen naar behoren in acht genomen.

  11. De door Hongarije te nemen maatregelen moeten een einde maken aan de fraude in de betrokken sector zodat het nadien niet langer nodig zou moeten zijn om voor de uitlening van personeel af te wijken van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG.

  12. De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Hongarije gemachtigd om de belastingplichtige inlener van personeel dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG vallende activiteiten verricht, aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

R. Porodzanov