Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1960 van de Commissie van 10 december 2018 betreffende een door Zweden op grond van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen vrijwaringsmaatregel om het in de handel brengen van een door Brunswick Bowling & Billiards geproduceerd type kegelzetmachine en daarmee te gebruiken aanvullende set te verbieden en in voorkomend geval uit de handel te nemen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 8253) (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1960 van de Commissie van 10 december 2018 betreffende een door Zweden op grond van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen vrijwaringsmaatregel om het in de handel brengen van een door Brunswick Bowling & Billiards geproduceerd type kegelzetmachine en daarmee te gebruiken aanvullende set te verbieden en in voorkomend geval uit de handel te nemen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 8253) (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG(1), en met name artikel 11, lid 3, tweede alinea

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Zweden heeft de Commissie op 18 december 2013 geïnformeerd over zijn besluit van 30 augustus 2013 om een vrijwaringsmaatregel te nemen om te verbieden dat de kegelzetmachine Brunswick GSX (hierna „de kegelzetmachine” genoemd) en de bijbehorende aanvullende set afschermende onderdelen „” (hierna „de aanvullende set” genoemd) in de handel wordt gebracht, en om dergelijke machines uit de handel te nemen. Beide producten werden geproduceerd door Brunswick Bowling & Billiards („de fabrikant”).

  2. Met betrekking tot het uit de handel nemen bood Zweden de fabrikant de mogelijkheid om de defecten die verband hielden met de werkomgeving van de operator te corrigeren, de kegelzetmachine en de aanvullende set terug te nemen en te vervangen door andere technisch foutloze producten van dezelfde of een soortgelijke soort of om de kegelzetmachine en de aanvullende set terug te nemen en de eigenaar hiervoor compensatie te bieden.

  3. De door Zweden gegeven redenen voor de vrijwaringsmaatregel waren dat de kegelzetmachine en de aanvullende set niet voldeden aan bepaalde essentiële gezondheids- en veiligheidseisen zoals vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG en dat enkele geharmoniseerde normen onjuist waren toegepast.

  4. Na ontvangst van de kennisgeving over de vrijwaringsmaatregel van Zweden ging de Commissie in overleg met de betrokken partijen om hun standpunten te horen. De Commissie heeft op 11 april 2014 een brief naar de fabrikant gestuurd en de fabrikant heeft zijn opmerkingen op 24 juni 2014 ingediend. De Commissie heeft op 24 september 2014 en 24 mei 2016 een bijeenkomst gehad met de fabrikant. De fabrikant heeft op 6 december 2016 een aanvullende toelichting gezonden aan de Commissie. De Commissie heeft ook meerdere keren informatie uitgewisseld met de Zweedse autoriteiten, de Zweedse Dienst voor de arbeidsomgeving (e-mailuitwisseling, besprekingen tijdens de bijeenkomsten van de Werkroep machines en de Werkgroep markttoezicht op machines).

  5. Zweden heeft verklaard dat zijn autoriteiten vóór het nemen van de vrijwaringsmaatregel meerdere keren contact hebben gehad met de fabrikant om de tekortkomingen van de kegelzetmachines en de aanvullende sets toe te lichten en hoe deze moesten worden verholpen om te voldoen aan Richtlijn 2006/42/EG. Aangezien na meerdere jaren van discussies echter slechts de helft van de tekortkomingen was verholpen, achtte Zweden het nodig om gebruik te maken van het vrijwaringsclausulemechanisme. Met betrekking tot de genomen maatregelen lichtten de Zweedse autoriteiten toe dat zij het evenredigheidsbeginsel in acht hebben genomen, zoals dat is vastgesteld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad(2). Op basis van dit beginsel en met inachtneming van de ernst van de risico's en de kosten van het uit de handel nemen, waren enkele van de acties die nodig waren om de tekortkomingen van de nieuwe kegelzetmachines en de aanvullende sets aan te pakken, niet nodig geweest als de bestaande kegelzetmachines en de aanvullende set uit de handel waren gehaald. Het betrof hier de eisen met betrekking tot het aanbrengen van drie afzonderlijke lichten om de verschillende (bedrijfs)modi aan te geven op het bedieningspaneel, de vergroting van de toegangspunten tussen de machines die ook werden gebruikt als werkplatforms en het overzicht van de gevarenzone.

  6. Zweden informeerde de Commissie in 2015 over het feit dat de fabrikant de in de vrijwaringsmaatregel uiteengezette tekortkomingen met betrekking tot de kegelzetmachine en de aanvullende set alleen had verholpen in het bowlingcentrum in Gustavsberg.

  7. Afgezien van deze besprekingen heeft de Commissie een onafhankelijk onderzoek(3) („het onderzoek”) laten uitvoeren om te beoordelen of de kegelzetmachine en de aanvullende set voldeden aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen zoals vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG op het moment dat Zweden de vrijwaringsmaatregel nam. In verband met het onderzoek hebben onafhankelijke deskundigen de kegelzetmachine en de aanvullende set zoals die zijn geïnstalleerd in Gustavsberg, geïnspecteerd en een bijeenkomst gehad met de Zweedse autoriteiten en de vicevoorzitter van de afdeling Capital Marketing & Engineering van de fabrikant.

  8. Er werd met de betrokken partijen overleg gepleegd over het onderzoek van de Commissie. De opmerkingen van de fabrikant trekken de conclusies van het onderzoek niet in twijfel, aangezien ze verwijzen naar de naleving van de kegelzetmachine en de aanvullende set zoals deze zijn geïnstalleerd in Gustavsberg nadat Zweden de vrijwaringsmaatregel had aangemeld bij de Commissie.

  9. Met betrekking tot de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen waarop Zweden zich beroept, moeten bedieningsorganen zichtbaar zijn en zodanig geplaatst dat zij veilig bediend kunnen worden (punt 1.2.2) en moet informatie en waarschuwingen op de machine) zijn gesteld in de door de lidstaat waar de machine staat vastgestelde taal van de Unie (punt 1.7.1).

    Zweden gaf in dit verband aan dat een van de knoppen op het bedieningspaneel van de machine niet was gemarkeerd en dat de tekst op het bedieningspaneel in het Engels was, terwijl de officiële taal van de lidstaat waar de machine staat het Zweeds is. Daarnaast werden de verschillende modi door drie afzonderlijke lichten aangegeven. De manier waarop de kleuren over deze drie lichten was verdeeld, verschilde van machine tot machine, waardoor zij verkeerd begrepen zouden kunnen worden. Het noodstopteken was ondersteboven gemonteerd.

    De fabrikant verklaarde dat de lichten op de bedieningspanelen zouden kunnen leiden tot lichte verwarring.

    Met betrekking tot de duidelijke zichtbaarheid en de markering van de bedieningsorganen gaf de fabrikant toe dat de machines, de etiketten en de handleidingen niet altijd overeenkwamen.

    Daarnaast verklaarde de fabrikant dat de etiketten, die niet van invloed zijn op de veiligheidsfuncties, niet noodzakelijkerwijs hoeven te worden vertaald.

    Verder moeten de bedieningsorganen volgens eis 1.2.2 zo zijn ontworpen dat deze niet kan werken als er zich iemand in de gevarenzone bevindt.

    Volgens Zweden kon de machine opnieuw worden opgestart, zelfs als degene die de machine bediende niet de hele gevarenzone kon zien, wat het risico met zich bracht dat er zich iemand in het risicogebied kon bevinden.

    De fabrikant was niet met Zweden eens dat degene die de machine bediende vanaf de bedieningszone onvoldoende overzicht had, aangezien er geen veiligheidsincidenten waren gerapporteerd en andere lidstaten hadden geconcludeerd dat de zichtbaarheid weliswaar niet optimaal was, maar wel toereikend omdat degene die de machine bediende redelijke en te verwachten zorg betrachtte bij het starten van de machines.

    De Commissie is echter van mening dat het risico niet kan worden aangepakt door te vertrouwen op de verwachte zorg van de bediener van de machine bij het starten, omdat de bediener als gevolg van het gebrek aan overzicht van de gevarenzone niet kan controleren of er zich iemand in de gevarenzone bevindt.

    Gezien de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, kan dus worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine en de aanvullende set niet voldoen aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.2.2 en 1.7.1 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

  10. Volgens de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.1.6 (ergonomie), punt 1.6.1 (onderhoud van de machine) en punt 1.6.2 (toegang tot bedienersposten en plaatsen waar onderhoud wordt verricht) moet een machine zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de werkzaamheden van degene die de machine bedient, worden vereenvoudigd, zodat hij op comfortabele en veilige wijze kan werken, buiten de gevarenzones.

    In dit verband wees Zweden erop dat de toegangspunten en werkplatforms van de betreffende kegelzetmachines niet voldeden aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen, aangezien de toegangsroute die tevens dienst doet als werkplatform tussen deze machines slechts 190 mm bedraagt. In sommige gevallen moesten de bedieners op smalle metalen randen balanceren. Deze werkomgeving brengt een onnodig risico met zich mee om in de machine te vallen. Daarnaast hield de toegangsroute tussen de machines abrupt op aan de voorkant, waardoor het risico van een val van 1 000 mm ontstaat.

    In de EG-conformiteitsverklaring verwees de fabrikant naar de geharmoniseerde norm EN ISO 14122-2:2001, maar in het technische dossier werd het verband tussen de verwijzingen naar de geharmoniseerde normen en de betreffende gezondheids- en veiligheidseisen, zoals is vereist in bijlage VII bij Richtlijn 2006/42/EG, niet aangegeven. Ondanks deze tekortkoming van de fabrikant heeft Zweden de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen geïdentificeerd waaraan voldaan zou kunnen worden door naar die geharmoniseerde norm te verwijzen. Meer in het bijzonder gaf Zweden aan dat de verwijzing naar de geharmoniseerde norm betrekking had op de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.1.6, 1.6.1 en 1.6.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

    In geharmoniseerde norm EN ISO 14122-2:2001 worden de technische veiligheidsvoorschriften vastgesteld voor permanente toegangsmiddelen tot machines en in het bijzonder voor werkplatforms en loopbruggen van machines. Zweden weest erop dat de loopbrug van de betreffende kegelzetmachine 190 mm breed is, terwijl in de betreffende norm een breedte van 500 mm wordt vereist.

    In dit verband verklaarde de fabrikant dat de nauwe loopbrug van 190 mm werd beschouwd als een veilige en passende breedte, rekening houdend met het beoogde en verwachte gebruik, de frequentie van de toegang en de stand van de techniek voor het gebied waarin de ballen worden geretourneerd, hoewel norm EN ISO 14122-2:2001 niet volledig werd toegepast. De fabrikant paste de norm dus — ondanks de verwijzing ernaar in de conformiteitsverklaring — niet toe.

    Met betrekking tot het risico op vallen in verband met de toegang aan de voorkant van de kegelzetmachine meende de fabrikant dat het alternatieve platform voor eenvoudigere toegang tot het voorste platform, zoals Zweden vereiste, niet noodzakelijk was omdat er slechts sporadisch toegang vanaf de voorkant noodzakelijk is, gelet op het ontwerp van bestaande machines ter wereld, waarbij de toegang meestal via de achterkant plaatsvindt.

    De Commissie is van mening dat het risico op letsel bij de toegang tot de kegelzetmachines (door te vallen of bij gebrek aan evenwicht) als gevolg van de nauwe loopbrug tussen de machines of het abrupte einde aan de voorkant van de machine op een hoogte van 1 000 mm niet kan worden genegeerd door te stellen dat er slechts sporadisch toegang noodzakelijk is of te wijzen op de onmogelijkheid om dit te verbeteren.

    Daarom kan op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.1.6, 1.6.1 en 1.6.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

  11. Met betrekking tot de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 en sectie 1.4 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG gaf Zweden aan dat de schermen tussen de kegelzetmachines hoog genoeg moeten zijn om te voorkomen dat werknemers in contact komen met gevaarlijke, bewegende onderdelen van aanpalende machines die in bedrijf zijn. Het scherm moet de gehele zijkant van de machine afdekken, dus tot de voorkant van de machinekooi. Het scherm van de kegelzetmachine dat tussen de machines was aangebracht, was echter op sommige werkplekken slechts 500 mm hoog en ontbrak volledig op andere plekken waar mensen aan het werk waren. Dit bracht het risico om in een aanpalende machine te vallen met zich mee. Die opstelling voldeed dus niet aan eis 1.3.8 betreffende de keuze van de beveiliging tegen risico's in verband met bewegende delen.

    In de EG-conformiteitsverklaring verwees de fabrikant naar de geharmoniseerde norm EN ISO 13857:2008, maar in het technische dossier werd het verband tussen de verwijzingen naar de geharmoniseerde normen en de betreffende gezondheids- en veiligheidseisen, zoals is vereist in bijlage VII bij Richtlijn 2006/42/EG, niet aangegeven. Ondanks deze tekortkoming van de fabrikant heeft Zweden de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen geïdentificeerd waaraan voldaan zou kunnen worden door naar die geharmoniseerde norm te verwijzen. Meer in het bijzonder gaf Zweden aan dat de verwijzing naar de geharmoniseerde norm betrekking had op de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

    In geharmoniseerde norm EN ISO 13857:2008 worden technische voorschriften vastgesteld betreffende veiligheidsafstanden voor machines ter voorkoming van het bereiken van gevaarlijke zones door bovenste en onderste ledematen. Zweden verwijst naar deze norm ter onderbouwing van zijn bewering dat de fabrikant niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8.

    Hoewel in de conformiteitsverklaring wordt verwezen naar de norm, heeft de fabrikant in zijn toelichting aan de Zweedse autoriteiten de norm niet gebruikt om de conformiteit van het product met de richtlijn aan te tonen. In plaats daarvan verklaarde de fabrikant dat het scherm van 500 mm dat is aangebracht tussen de machines, is ontworpen om maximale bescherming te bieden terwijl nog steeds kan worden voldaan aan de hoogtevereisten van veel voorkomende plafondhoogtes in heel Europa. Een hogere afscherming zou meer veiligheid bieden, maar deze extra veiligheid zou teniet worden gedaan als obstakels aan de plafondzijde ertoe zouden leiden dat afschermingen niet konden worden geplaatst of dat afschermingen op onjuiste wijze zouden worden aangepast om de obstakels aan de plafondzijde te omzeilen.

    De Commissie is van mening dat het in verband met obstakels aan de plafondzijde beperken van de hoogte van het hek tussen de machines tot 500 mm niet verklaart waarom de hekken op sommige werkplekken volledig ontbraken en dat dit evenmin het risico op vallen in een aanpalende machine aanpakt.

    Daarom kan op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine en de aanvullende set niet voldoen aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

    Zweden wees er verder op dat de machinekooi van de kegelzetmachine was voorzien van kleine deuren die konden worden geopend, maar niet waren voorzien van een vergrendelingsmechanisme dat de machine stopzet als de deuren worden geopend.

    In de EG-conformiteitsverklaring verwees de fabrikant naar de geharmoniseerde norm EN 953:1998, maar in het technische dossier werd het verband tussen de verwijzingen naar de geharmoniseerde normen en de betreffende essentiële gezondheids- en veiligheidseisen, zoals is vereist in bijlage VII bij Richtlijn 2006/42/EG, niet aangeven. Ondanks deze tekortkoming van de fabrikant heeft Zweden de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen geïdentificeerd waaraan voldaan zou kunnen worden door naar die geharmoniseerde norm te verwijzen. Meer in het bijzonder gaf Zweden aan dat de verwijzing naar de geharmoniseerde norm betrekking had op de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 en sectie 1.4 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

    In geharmoniseerde norm EN 953:1997+A1:2009 worden technische veiligheidsvoorschriften betreffende machine-afschermingen en de algemene eisen voor het ontwerp en de constructie van vaste en beweegbare afschermingen vastgesteld. Zweden verwijst naar deze norm ter versterking van zijn onderbouwing dat de fabrikant niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 en sectie 1.4.

    De fabrikant lichtte in dit verband toe dat het feit dat de machinekooi was voorzien van een tweede, kleinere deur in elke cel zonder blokkeervoorziening die de machine zou stopzetten, niet in strijd was met Richtlijn 2006/42/EG, omdat er slechts sporadisch toegang nodig was tot de achterste scheidingsafschermingen en de vaste afschermingen in dit geval voldoende bescherming boden. De fabrikant gaf aan dat er op basis van deze onderbouwing en van EN 953 gekozen was voor een vaste afscherming. De fabrikant ging niet in op het ontbreken van een blokkeervoorziening.

    De Commissie is van mening dat het risico van bewegende delen niet is aangepakt, omdat de machine niet door het blokkeermechanisme wordt gestopt als er een werknemer in de buurt komt.

    Daarom kan, op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.3.8 en sectie 1.4 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

    Zweden gaf ook aan dat de beschermkap over het mechanisme voor de retournering van ballen niet voldeed aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.4.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG (vaste afschermingen), aangezien de kap op geen enkele manier is vastgezet, en niet voldeed aan de eisen van punt 1.4.2.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG (beweegbare afschermingen met blokkeervoorziening), aangezien er geen blokkeervoorziening was.

    Zweden verwijst in dit geval ook naar norm EN 953:1997+A1:2009 ter versterking van zijn onderbouwing dat de fabrikant niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.4.2.1 en 1.4.2.2.

    De fabrikant verklaarde echter dat de toegang tot de beschermkap van het mechanisme voor de retournering van ballen veel minder vaak nodig was dan één keer per dienst en beperkte zijn toelichting tot een verklaring dat een vaste afscherming werd aanbevolen in de normen. De fabrikant was van mening dat het niet nodig was de door Zweden vereiste maatregelen te nemen.

    De Commissie is van mening dat de beschermkap over het mechanisme voor de retournering van ballen het risico van bewegende delen niet aanpakt omdat een blokkeervoorziening ontbrak en de vaste afschermingen bovendien niet waren vastgezet.

    Daarom kan, op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.4.2.1 en 1.4.2.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

  12. Met betrekking tot de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.7.4, 1.7.4.1 en 1.7.4.2 betreffende de voorschriften voor instructies, deelde Zweden mee dat een op de kegelzetmachine en de aanvullende set aangebrachte afbeelding, bedoeld om te laten zien waar de afschermingen zich bevonden, niet de werkelijke locatie op de machine weergaf. Met betrekking tot de gebruikersinstructies deelde Zweden mee dat er geen gebruiksinstructies waren die overeenkwamen met de geleverde machines en waarin de verschillende uit te voeren werkzaamheden werden toegelicht.

    Met betrekking tot de afwezigheid van een bedienings- en instructiehandleiding verklaarde de fabrikant dat er bij de machine vertaalde handleidingen waren meegeleverd en dat het mogelijk is dat die waren zoekgeraakt bij het geïnspecteerde bowlingcentrum. Etiketten die niet van invloed waren op veiligheidsfuncties, zijn niet vertaald. Bovendien werd de mogelijkheid geopperd dat de etiketten op de machines en de handleidingen die de inspecteurs hadden bekeken, niet met de machine overeenkwamen omdat de fabrikant tegemoet is gekomen aan specifieke verzoeken van de regionale inspecteurs en vanwege van de tijdsbeperkingen om aan deze verzoeken te voldoen.

    De Commissie is, op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, van mening dat de kegelzetmachine en de aanvullende set niet voldoen aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.7.4, 1.7.4.1 en 1.7.4.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

  13. Volgens de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG (beginselen van geïntegreerde veiligheid) moeten machines zodanig worden ontworpen en gebouwd dat er geen risico's ontstaan voor mensen wanneer zij de machines bedienen onder de vastgestelde omstandigheden, maar moet er ook rekening worden gehouden met redelijkerwijs voorzienbaar verkeerd gebruik.

    Zweden gaf aan dat de bevestigingsbeugels die worden gebruikt voor de veiligheidsblokkeringen waren bevestigd met standaardschroeven, die eenvoudig te verwijderen zijn met standaardgereedschap, hetgeen ingaat tegen het beginsel van geïntegreerde veiligheid. Hierdoor ontstaat een risico van voorzienbaar verkeerd gebruik, namelijk verwijdering van de bevestigingsbeugels in plaats van de met een blokkeervoorziening uitgeruste deuren te gebruiken.

    De fabrikant verklaarde dat de reden hiervoor was dat de met een blokkeervoorziening uitgeruste deuren redelijke toegang boden die de motivering van de bediener om de blokkeervoorziening tijdens het plegen van extensief onderhoud te omzeilen, vermindert. Standaardschroeven zouden het risico op permanente beschadiging van het afschermsysteem of de permanente verwijdering van afschermingen verkleinen.

    Zweden gaf daarnaast aan dat de vaste afschermingen waren bevestigd met snelspanners, wat het risico met zich meebrengt dat iemand de vaste afscherming opent en als toegangsroute gebruikt in plaats van de met een blokkeervoorziening uitgeruste deur te gebruiken. Zweden voegde daaraan toe dat indien uit de risicobeoordeling blijkt dat er een vaste afscherming moet zijn, deze niet zodanig mag zijn ontworpen dat het een aantrekkelijke optie is om toegang te verkrijgen tot de machine door de vaste afscherming te openen in plaats van de afgesloten deur te gebruiken.

    De fabrikant onderbouwde het gebruik van snelspanners door te zeggen dat het gebruik ervan zou bijdragen aan het verkleinen van de motivering van werknemers om de vaste afschermingen te omzeilen.

    In de EG-conformiteitsverklaring verwees de fabrikant naar de geharmoniseerde norm EN 1088:1995+A1:2007, maar in het technische dossier werd het verband tussen de verwijzing naar de geharmoniseerde norm en de betreffende gezondheids- en veiligheidseisen, zoals is vereist in bijlage VII bij Richtlijn 2006/42/EG, niet aangegeven. Ondanks deze tekortkoming heeft Zweden de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen in punt 1.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG geïdentificeerd waaraan voldaan zou kunnen worden door naar die geharmoniseerde norm te verwijzen.

    In geharmoniseerde norm EN 1088+A2:2008 worden technische voorschriften vastgesteld betreffende veiligheid van machines - blokkeerinrichtingen gekoppeld aan afschermingen - grondbeginselen voor het ontwerp en de keuze. Zweden verwijst naar deze norm ter onderbouwing van zijn bewering dat de fabrikant niet voldoet aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.1.2. De fabrikant gaf aan dat in punt 5.7.1, opmerking 4 van de norm wordt vermeld dat bij het voorkomen van omzeiling op een redelijkerwijs te voorziene manier rekening moet worden gehouden met de kenmerken van de specifieke toepassing en derhalve gebaseerd moet zijn op de risicobeoordeling ervan. Volgens de fabrikant bieden de met een blokkeervoorziening uitgeruste deuren redelijke toegang die de motivering van de bediener om de blokkeervoorziening te omzeilen, vermindert.

    De Commissie is van mening dat de bevestigingsbeugels en de vaste afschermingen eenvoudig kunnen worden verwijderd met standaardgereedschap, wat een redelijk voorzienbaar verkeerd gebruik inhoudt, namelijk omzeiling van de afgesloten deuren bij het verkrijgen van toegang tot de machine.

    Daarom kan op basis van de voornoemde argumenten en rekening houdend met het onderzoek waarin deze argumenten werden bevestigd, worden geconcludeerd dat de kegelzetmachine en de aanvullende set niet voldoen aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van punt 1.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

  14. Na onderzoek van de door Zweden verstrekte onderbouwing van de vrijwaringsmaatregel, het onafhankelijke onderzoek waarin de door Zweden getrokken conclusies worden bevestigd en de door de fabrikant ingediende opmerkingen, kan worden bevestigd dat, op het moment dat Zweden de maatregelen aanmeldde bij de Commissie in december 2013, de kegelzetmachine niet voldeed aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van de punten 1.1.2, 1.1.6, 1.2.2, 1.3.8, 1.4, 1.6.1, 1.6.2, 1.7.1, 1.7.4, 1.7.4.1 en 1.7.4.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG en de aanvullende set niet voldeed aan de punten 1.1.2, 1.2.2, 1.3.8, 1.7.1, 1.7.4, 1.7.4.1, 1.7.4.2 en sectie 1.4 van die bijlage. Deze tekortkomingen kunnen de gezondheid en veiligheid van personen in gevaar brengen. De door Zweden genomen vrijwaringsmaatregelen moeten derhalve als gerechtvaardigd worden beschouwd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Zweden genomen maatregelen waarbij het in de handel brengen van de GSX-kegelzetmachine van Brunswick en de bijbehorende aanvullende set afschermende onderdelen werd verboden en waarin de fabrikant werd gelast de reeds in de handel gebrachte machines uit de handel te nemen, zijn gerechtvaardigd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 december 2018.

Voor de Commissie

Elżbieta Bieńkowska

Lid van de Commissie