Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/345 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methode voor de beoordeling van de waarde van activa en passiva van instellingen of entiteiten (Voor de EER relevante tekst)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/345 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methode voor de beoordeling van de waarde van activa en passiva van instellingen of entiteiten (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen(1), en met name artikel 36, lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In een afwikkelingsscenario is het belangrijk een onderscheid te maken tussen enerzijds een eerste waardering om te beoordelen of aan de voorwaarden voor afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten of de voorwaarde voor afwikkeling is voldaan, en anderzijds een latere waardering die de basis vormt voor het besluit om een of meer afwikkelingsinstrumenten toe te passen. Met betrekking tot de eerste waardering is het wenselijk om ervoor te zorgen dat, wanneer wordt nagegaan of aan de voorwaarden voor afwikkeling of voor de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan, een eerlijke en realistische waardering van de activa en passiva van de entiteit wordt verricht. Met het oog op de latere waardering die vorm geeft aan het besluit inzake de afwikkelingsmaatregelen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de waardering van de activa en passiva van de entiteit, die de keuze van de afwikkelingsmaatregel en de omvang van de potentiële afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid bepaalt, is gebaseerd op eerlijke, prudente en realistische aannamen.

  2. Om ervoor te zorgen dat de waardering eerlijk, prudent en realistisch is, is het belangrijk dat zij een inschatting maakt van de impact van gebeurtenissen voorafgaand aan elke afwikkelingsmaatregel of voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, alsmede van verschillende maatregelen die door de afwikkelingsautoriteit kunnen worden genomen.

  3. De taxateur moet toegang hebben tot alle bronnen van relevante informatie en expertise, zoals de interne documenten, systemen en modellen van de instelling. Het vermogen van de interne capaciteiten en systemen om afwikkelingswaarderingen te ondersteunen, moet door de afwikkelingsautoriteit worden beoordeeld in het kader van de afwikkelbaarheidsbeoordeling in de zin van artikel 15 van Richtlijn 2014/59/EU. De taxateur moet ook de mogelijkheid hebben regelingen te treffen voor deskundig advies of expertise. De beschikbaarheid van deskundig advies of expertise kan bijvoorbeeld relevant zijn om een inschatting te maken van het verschil in behandeling in de zin van artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU. De afwikkelingsautoriteit moet zich er derhalve van vergewissen dat de taxateur toegang heeft tot een lijst van alle vorderingen, inclusief voorwaardelijke, op de entiteit, gerangschikt naar hun rechten en prioriteit volgens een normale insolventieprocedure, dan wel tot passende juridische expertise voor de opstelling van een dergelijke lijst.

  4. De vaststelling dat een entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen, wordt gemaakt door de bevoegde autoriteit of door de afwikkelingsautoriteit overeenkomstig het bepaalde in artikel 32, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU. Om te beoordelen of een instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, moet de bevoegde autoriteit rekening houden met de waardering in de zin van hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze reeds beschikbaar is, en met de richtsnoeren die de Europese Bankautoriteit (EBA) overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU heeft uitgevaardigd ter bevordering van de convergentie van praktijken inzake de vaststelling van dergelijke afwikkelingsvoorwaarden.

  5. Waarderingen die tot doel hebben vorm te geven aan de vaststelling door de bevoegde autoriteit of de afwikkelingsautoriteit of is voldaan aan de voorwaarden voor afwikkeling of voor de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, moeten stroken met het geldende boekhoudkundige en prudentiële regelgevingskader. De taxateur moet evenwel de mogelijkheid hebben af te wijken van de aannamen van het management van de entiteit onder wiens verantwoordelijkheid de financiële overzichten zijn opgesteld, voor zover deze afwijking strookt met het geldende boekhoudkundige en prudentiële regelgevingskader. Wanneer van deze aannamen wordt afgeweken, moet de waardering gebaseerd zijn op de beste beschikbare informatie en stroken met bestaande richtsnoeren inzake toezicht of andere algemeen erkende bronnen van interpretatie van boekhoudkundige normen, teneinde een eerlijke en realistische weergave van de financiële positie van de entiteit te geven.

  6. Het is wenselijk regels te hebben die ervoor zorgen dat waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen of de omvang van de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, eerlijk, prudent en realistisch zijn, en dat alle verliezen volledig worden erkend op het moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van relevante kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Voor de specifieke afwikkelingsmaatregelen die de afwikkelingsautoriteit overweegt, moet de meest geschikte waarderingsgrondslag (de aanhoudingswaarde of de vervreemdingswaarde) worden gekozen.

  7. Het is wenselijk dat waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen of de omvang van de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, de economische waarde beoordelen en niet de boekwaarde. Deze waarderingen moeten rekening houden met de contante waarde van kasstromen die de entiteit redelijkerwijs kan verwachten, zelfs wanneer hiervoor moet worden afgeweken van de kaders voor boekhouding en prudentiële waardering.

  8. In het geval van waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen, moet in aanmerking worden genomen dat het blijven aanhouden van activa kasstromen kan meebrengen, en moet dan ook rekening worden gehouden met de potentiële gevolgen van de afwikkeling voor de toekomstige kasstromen, uitgaande van eerlijke, prudente en realistische aannamen met betrekking tot wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Voorts moet de taxateur, om de eigenvermogenswaarde van aandelen na de omzetting te bepalen, rekening kunnen houden met redelijke verwachtingen voor de franchisewaarde.

  9. In het andere geval, wanneer de entiteit niet in staat is om de activa aan te houden of de vervreemding ervan nodig of wenselijk wordt geacht om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, moet in de waardering tot uiting komen dat dergelijke kasstromen kunnen voortvloeien uit de vervreemding van activa, passiva of bedrijfsonderdelen, beoordeeld over een bepaalde vervreemdingstermijn.

  10. De vervreemdingswaarde moet doorgaans worden beschouwd als gelijk aan de waarneembare marktprijs die voor een bepaald activum of een bepaalde groep activa op de markt kan worden verkregen en waarin een gezien het bedrag van de overgedragen activa passende discontering kan zijn vervat. De taxateur moet echter rekening houdend met de volgens de afwikkelingsregeling te nemen maatregelen de vervreemdingswaarde kunnen vaststellen door op deze waarneembare marktprijs een vermindering toe te passen voor een potentiële korting door versnelde verkoop. Wanneer voor de activa geen liquide markt bestaat, moet de vervreemdingswaarde worden bepaald aan de hand van de waarneembare prijzen op markten waar soortgelijke activa worden verhandeld, of door middel van modelberekeningen waarin waarneembare marktparameters worden gebruikt met kortingen voor illiquiditeit die indien nodig worden weergegeven. Wanneer de verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling wordt overwogen, mag bij het bepalen van de vervreemdingswaarde rekening worden gehouden met redelijke verwachtingen voor de franchisewaarde.

  11. Om ervoor te zorgen dat de berekening, overeenkomstig artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU, van de inschatting van de behandeling die elke categorie aandeelhouders en schuldeisers naar verwachting had gekregen als de instelling of entiteit volgens een normale insolventieprocedure was geliquideerd, strookt met de waardering na afwikkeling overeenkomstig artikel 74 van die richtlijn, is het belangrijk dat de taxateur waar nodig de voor die waardering vastgestelde criteria hanteert.

  12. Een voorlopige waardering overeenkomstig artikel 36, lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU die de basis vormt van het besluit over de passende afwikkelingsmaatregel, moet een buffer omvatten die het bedrag van de bijkomende verliezen benadert. Deze buffer moet gebaseerd zijn op een eerlijke, prudente en realistische beoordeling van deze bijkomende verliezen. De beslissingen en aannamen waarop de berekening van de buffer berust, moeten in het waarderingsverslag naar behoren worden toegelicht en gestaafd.

  13. Voor de in artikel 36, lid 15, onder a) en c), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde waardering moet de taxateur de belangrijkste aannamen, onzekerheden en de gevoeligheid van de waardering voor dergelijke aannamen en onzekerheden toelichten en staven. Significante verschillen tussen de in de waardering gebruikte aannamen en die welke aan de boekhoudkundige of regelgevingsinformatie ten grondslag liggen, moeten, voor zover de taxateur er kennis van heeft, in het waarderingsverslag worden opgenomen. In dit verslag moet de taxateur ook alle aanvullende informatie opnemen die de afwikkelingsautoriteit naar zijn mening zou helpen.

  14. De bij deze verordening vastgestelde criteria dienen uitsluitend om de waarderingen overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2014/59/EU uit te voeren. Zij mogen niet in de plaats komen van of wijzigingen aanbrengen in de boekhoudkundige beginselen en normen of het prudentiële regelgevingskader die in een andere context dan afwikkeling op entiteiten van toepassing zijn. Het moet echter mogelijk zijn de uit de waardering voortvloeiende informatie te gebruiken om een mogelijke verkeerde toepassing van de boekhoudnormen of van het prudentiële regelgevingskader door de entiteit te constateren of veranderingen in het boekhoudbeleid van de entiteit of in de bij de waardering van activa en passiva gemaakte aannamen of inschattingen vast te stellen. Met deze omstandigheden moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden bij het opstellen van de geactualiseerde balans overeenkomstig artikel 36, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU. Voor dit doel moet de taxateur een afdoende verklaring geven voor de verschillen tussen de bestaande en de geactualiseerde balans.

  15. Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EBA aan de Commissie zijn voorgelegd.

  16. De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)„waardering”:
de beoordeling van de activa en passiva van de entiteit door een taxateur overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU of de voorlopige waardering door de afwikkelingsautoriteit of de taxateur, naargelang van het geval, overeenkomstig respectievelijk artikel 36, lid 2, en artikel 36, lid 9, van die richtlijn.
b)„taxateur”:
de onafhankelijke taxateur in de zin van artikel 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1075 van de Commissie(3) of de afwikkelingsautoriteit wanneer een voorlopige waardering overeenkomstig artikel 36, lid 2 of lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht.
c)„entiteit”:
een instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU.
d)„reële waarde”:
de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een passief over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum, zoals omschreven in het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving.
e)„aanhoudingswaarde”:
de contante waarde, gedisconteerd tegen een passend percentage, van de kasstromen die de entiteit volgens eerlijke, prudente en realistische aannamen redelijkerwijs mag verwachten als gevolg van het aanhouden van bepaalde activa en passiva, rekening houdend met factoren die van invloed zijn op het gedrag van de cliënt of tegenpartij of andere waarderingsparameters in de context van afwikkeling.
f)„vervreemdingswaarde”:
de in artikel 12, lid 5, bedoelde waarderingsgrondslag.
g)„franchisewaarde”:
de netto contante waarde van de kasstromen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht als gevolg van de instandhouding en vervanging van activa en passiva of bedrijven, inclusief de gevolgen van eventuele zakelijke mogelijkheden, voor zover relevant, waaronder die welke voortvloeien uit de verschillende afwikkelingsmaatregelen die door de taxateur worden beoordeeld. De franchisewaarde kan hoger of lager zijn dan de waarde die voortvloeit uit de contractvoorwaarden van activa en passiva op de waarderingsdatum.
h)„eigenvermogenswaarde”:
de geraamde marktprijs voor overgedragen of uitgegeven aandelen die voortvloeit uit de toepassing van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden. Afhankelijk van de aard van de activa of bedrijven kan de eigenvermogenswaarde de franchisewaarde omvatten.
i)„beoordelingsgrondslag”:
de aanpak voor het bepalen van de geldbedragen waarin activa of passiva door de taxateur worden uitgedrukt.
j)„afwikkelingsdatum”:
de datum waarop het besluit om een entiteit af te wikkelen wordt genomen overeenkomstig artikel 82 van Richtlijn 2014/59/EU.
1.

De taxateur houdt bij het verrichten van de waardering rekening met de omstandigheden die van invloed zijn op de verwachte kasstromen voortvloeiend uit en de disconteringsvoeten die van toepassing zijn op de activa en passiva van een entiteit, en streeft naar een eerlijke weergave van de financiële positie van de entiteit in de context van de mogelijkheden en risico's waarmee zij te maken heeft.

2.

De taxateur maakt de belangrijkste aannamen die bij de waardering zijn gebruikt, bekend en staaft deze. Wanneer de waardering significant afwijkt van de aannamen die het management van de entiteit heeft gebruikt bij het opstellen van de financiële overzichten en de berekening van het verplichte kapitaal en de kapitaalvereisten van de entiteit, wordt deze afwijking gestaafd door de beste beschikbare informatie.

3.

De taxateur verstrekt de beste puntschatting van de waarde van een bepaald actief, passief of combinaties daarvan. Waar nodig worden de resultaten van de waardering ook verstrekt in de vorm van waarde-intervallen.

4.

De bij deze verordening vastgestelde criteria voor de waardering van de individuele activa en passiva van een entiteit zijn ook van toepassing op de waardering van portefeuilles of groepen activa of gecombineerde activa en passiva, bedrijven, of de entiteit als geheel, al naargelang de omstandigheden vereisen.

5.

Bij de waardering worden de schuldeisers onderverdeeld in categorieën in overeenstemming met hun prioriteitsniveau volgens het toepasselijke insolventierecht; hierbij worden de volgende ramingen verstrekt:

  1. de waarde van de vorderingen van elke categorie volgens het toepasselijke insolventierecht en, waar relevant en haalbaar, volgens de aan de eisers verleende contractuele rechten;

  2. de opbrengsten die elke categorie zou ontvangen indien de entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou worden geliquideerd.

    Bij de berekening van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde ramingen mag de taxateur, in voorkomend geval, de bij artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/344 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methoden voor de waardering van het verschil in behandeling bij afwikkeling, waardering na afwikkeling) vastgestelde criteria toepassen.

6.

Wanneer het rekening houdend met het tijdstip en de geloofwaardigheid van de waardering wenselijk en haalbaar is, mag de afwikkelingsautoriteit om meerdere waarderingen verzoeken. In dat geval stelt de afwikkelingsautoriteit vast volgens welke criteria deze waarderingen worden gebruikt voor de doeleinden van artikel 36 van Richtlijn 2014/59/EU.

De waarderingsdatum is een van de volgende data:

  1. de referentiedatum zoals vastgesteld door de taxateur, en wel een datum zo kort mogelijk voor de verwachte datum van een besluit van de afwikkelingsautoriteit om de entiteit af te wikkelen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten uit te oefenen;

  2. wanneer een definitieve waardering ex post overeenkomstig artikel 36, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht, de afwikkelingsdatum;

  3. met betrekking tot uit derivatencontracten voortvloeiende passiva, het in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie(4) bedoelde tijdstip.

De waardering wordt gebaseerd op alle informatie met betrekking tot de waarderingsdatum die de taxateur relevant acht. Naast de financiële overzichten van de entiteit, de daarmee verband houdende auditrapporten en de voorgeschreven rapportage over een periode die zo dicht mogelijk bij de waarderingsdatum eindigt, kan die relevante informatie de volgende elementen omvatten:

  1. de geactualiseerde financiële overzichten en voorgeschreven rapportage die door de entiteit zo dicht mogelijk bij de waarderingsdatum zijn opgesteld;

  2. een verklaring van de belangrijkste methoden, aannamen en inschattingen die door de entiteit zijn gebruikt om de financiële overzichten en voorgeschreven rapportage op te stellen;

  3. gegevens uit de bescheiden van de entiteit;

  4. relevante marktgegevens;

  5. conclusies die de taxateur uit gesprekken met het management en accountants heeft getrokken;

  6. voor zover beschikbaar, beoordelingen van de financiële situatie van de entiteit door toezichthoudende instanties, waaronder informatie die is verkregen overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder h), van Richtlijn 2014/59/EU;

  7. sectorbrede beoordelingen van de activakwaliteit, waar relevant voor de activa van de entiteit, alsmede de resultaten van stresstests;

  8. waarderingen van vakgenoten, naar behoren aangepast om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de entiteit;

  9. historische informatie, naar behoren aangepast om factoren die niet meer relevant zijn, buiten beschouwing te laten en rekening te houden met andere factoren die geen gevolgen hadden voor de historische informatie, of

  10. trendanalyses, naar behoren aangepast om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de entiteit;

1.

Wanneer de entiteit deel uitmaakt van een groep, houdt de taxateur rekening met het effect dat bestaande contractuele ondersteuningsregelingen binnen de groep kunnen hebben op de waarde van de activa en passiva, indien het gezien de omstandigheden waarschijnlijk is dat op deze regelingen een beroep zal worden gedaan.

2.

De taxateur houdt uitsluitend rekening met het effect van andere formele of informele regelingen binnen de groep indien het gezien de omstandigheden waarschijnlijk is dat deze regelingen in de context van de gespannen financiële toestand van de groep of bij afwikkeling blijven bestaan.

3.

De taxateur gaat na of met de middelen van een entiteit binnen de groep verliezen van andere entiteiten binnen de groep kunnen worden gedekt.

De taxateur stelt voor de afwikkelingsautoriteit een waarderingsverslag op dat ten minste de volgende elementen omvat:

  1. de in artikel 36, lid 6, onder a) tot en met c), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde informatie, behoudens het bepaalde in artikel 36, lid 9, van die richtlijn;

  2. de in artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde informatie, behoudens het bepaalde in artikel 36, lid 9, van die richtlijn;

  3. de waardering van uit derivaten voortvloeiende passiva, verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie;

  4. een samenvatting van de waardering, met een toelichting op de beste puntschatting, waarde-intervallen en bronnen van waarderingsonzekerheid;

  5. een toelichting op de belangrijkste methoden en aannamen die de taxateur bij het verrichten van de waardering heeft gebruikt, de gevoeligheid van de waardering voor de keuze van methoden en aannamen en, waar mogelijk, een toelichting op de wijze waarop deze methoden en aannamen verschillen van die welke voor andere relevante waarderingen zijn gebruikt, inclusief voorlopige afwikkelingswaarderingen;

  6. alle overige informatie die naar het oordeel van de taxateur de afwikkelingsautoriteit of de bevoegde autoriteit zou helpen voor de toepassing van artikel 36, leden 1 tot en met 11, van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)„waardering”:
de beoordeling van de activa en passiva van de entiteit door een taxateur overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU of de voorlopige waardering door de afwikkelingsautoriteit of de taxateur, naargelang van het geval, overeenkomstig respectievelijk artikel 36, lid 2, en artikel 36, lid 9, van die richtlijn.
b)„taxateur”:
de onafhankelijke taxateur in de zin van artikel 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1075 van de Commissie(3) of de afwikkelingsautoriteit wanneer een voorlopige waardering overeenkomstig artikel 36, lid 2 of lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht.
c)„entiteit”:
een instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU.
d)„reële waarde”:
de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een passief over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum, zoals omschreven in het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving.
e)„aanhoudingswaarde”:
de contante waarde, gedisconteerd tegen een passend percentage, van de kasstromen die de entiteit volgens eerlijke, prudente en realistische aannamen redelijkerwijs mag verwachten als gevolg van het aanhouden van bepaalde activa en passiva, rekening houdend met factoren die van invloed zijn op het gedrag van de cliënt of tegenpartij of andere waarderingsparameters in de context van afwikkeling.
f)„vervreemdingswaarde”:
de in artikel 12, lid 5, bedoelde waarderingsgrondslag.
g)„franchisewaarde”:
de netto contante waarde van de kasstromen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht als gevolg van de instandhouding en vervanging van activa en passiva of bedrijven, inclusief de gevolgen van eventuele zakelijke mogelijkheden, voor zover relevant, waaronder die welke voortvloeien uit de verschillende afwikkelingsmaatregelen die door de taxateur worden beoordeeld. De franchisewaarde kan hoger of lager zijn dan de waarde die voortvloeit uit de contractvoorwaarden van activa en passiva op de waarderingsdatum.
h)„eigenvermogenswaarde”:
de geraamde marktprijs voor overgedragen of uitgegeven aandelen die voortvloeit uit de toepassing van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden. Afhankelijk van de aard van de activa of bedrijven kan de eigenvermogenswaarde de franchisewaarde omvatten.
i)„beoordelingsgrondslag”:
de aanpak voor het bepalen van de geldbedragen waarin activa of passiva door de taxateur worden uitgedrukt.
j)„afwikkelingsdatum”:
de datum waarop het besluit om een entiteit af te wikkelen wordt genomen overeenkomstig artikel 82 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 2 Algemene criteria

1.

De taxateur houdt bij het verrichten van de waardering rekening met de omstandigheden die van invloed zijn op de verwachte kasstromen voortvloeiend uit en de disconteringsvoeten die van toepassing zijn op de activa en passiva van een entiteit, en streeft naar een eerlijke weergave van de financiële positie van de entiteit in de context van de mogelijkheden en risico's waarmee zij te maken heeft.

2.

De taxateur maakt de belangrijkste aannamen die bij de waardering zijn gebruikt, bekend en staaft deze. Wanneer de waardering significant afwijkt van de aannamen die het management van de entiteit heeft gebruikt bij het opstellen van de financiële overzichten en de berekening van het verplichte kapitaal en de kapitaalvereisten van de entiteit, wordt deze afwijking gestaafd door de beste beschikbare informatie.

3.

De taxateur verstrekt de beste puntschatting van de waarde van een bepaald actief, passief of combinaties daarvan. Waar nodig worden de resultaten van de waardering ook verstrekt in de vorm van waarde-intervallen.

4.

De bij deze verordening vastgestelde criteria voor de waardering van de individuele activa en passiva van een entiteit zijn ook van toepassing op de waardering van portefeuilles of groepen activa of gecombineerde activa en passiva, bedrijven, of de entiteit als geheel, al naargelang de omstandigheden vereisen.

5.

Bij de waardering worden de schuldeisers onderverdeeld in categorieën in overeenstemming met hun prioriteitsniveau volgens het toepasselijke insolventierecht; hierbij worden de volgende ramingen verstrekt:

  1. de waarde van de vorderingen van elke categorie volgens het toepasselijke insolventierecht en, waar relevant en haalbaar, volgens de aan de eisers verleende contractuele rechten;

  2. de opbrengsten die elke categorie zou ontvangen indien de entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou worden geliquideerd.

    Bij de berekening van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde ramingen mag de taxateur, in voorkomend geval, de bij artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/344 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methoden voor de waardering van het verschil in behandeling bij afwikkeling, waardering na afwikkeling) vastgestelde criteria toepassen.

6.

Wanneer het rekening houdend met het tijdstip en de geloofwaardigheid van de waardering wenselijk en haalbaar is, mag de afwikkelingsautoriteit om meerdere waarderingen verzoeken. In dat geval stelt de afwikkelingsautoriteit vast volgens welke criteria deze waarderingen worden gebruikt voor de doeleinden van artikel 36 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 3 Waarderingsdatum

De waarderingsdatum is een van de volgende data:

  1. de referentiedatum zoals vastgesteld door de taxateur, en wel een datum zo kort mogelijk voor de verwachte datum van een besluit van de afwikkelingsautoriteit om de entiteit af te wikkelen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten uit te oefenen;

  2. wanneer een definitieve waardering ex post overeenkomstig artikel 36, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht, de afwikkelingsdatum;

  3. met betrekking tot uit derivatencontracten voortvloeiende passiva, het in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie(4) bedoelde tijdstip.

Artikel 4 Informatiebronnen

Artikel 5 Effect van groepsregelingen

Artikel 6 Waarderingsverslag

HOOFDSTUK II CRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 36, LID 4, ONDER a), BEDOELDE WAARDERING

Artikel 7 Algemene beginselen

Artikel 8 Gebieden die bij de waardering bijzondere aandacht vergen

Artikel 9 Factoren die de waardering beïnvloeden

HOOFDSTUK III CRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 36, LID 4, ONDER b), c), d), e), f) EN g), EN ARTIKEL 36, LID 9, TWEEDE ALINEA, BEDOELDE WAARDERING

Artikel 10 Algemene beginselen

Artikel 11 Keuze van de waarderingsgrondslag

Artikel 12 Specifieke factoren in verband met de raming en discontering van verwachte kasstromen

Artikel 13 Methode voor het berekenen en opnemen van een buffer voor bijkomende verliezen

Artikel 14 Inwerkingtreding