Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/604 van de Commissie van 18 april 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de procedureregels die de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van goederen vergemakkelijken, en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 3510/80 en (EG) nr. 209/2005

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/604 van de Commissie van 18 april 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de procedureregels die de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van goederen vergemakkelijken, en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 3510/80 en (EG) nr. 209/2005

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie(1), en met name artikel 66, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie(2) bevat onder meer de procedureregels, zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 (hierna „het wetboek” genoemd), om de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van goederen te vergemakkelijken.

  2. Overeenkomstig artikel 68, lid 1, laatste zin, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn momenteel onderafdelingen 2 tot en met 9 van afdeling 2 van die verordening, die betrekking hebben op de oorsprongsregels voor het stelsel van algemene preferenties (SAP) van de Unie, van overeenkomstige toepassing. Wat de registratie van exporteurs buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie betreft, zijn echter slechts enkele bepalingen van die onderafdelingen relevant. Het is daarom noodzakelijk die bepalingen te specificeren. Aangezien de door de Commissie in acht te nemen verplichting om een derde land waarmee de Unie een preferentiële regeling heeft, de adressen mee te delen van de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verificatie van het oorsprongsdocument dat door een geregistreerde exporteur is ingevuld, hoe dan ook voortvloeit uit de bepalingen van de betrokken regeling, hoeft zulks niet meer te worden bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447. De in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 neergelegde overgangsbepaling op grond waarvan een exporteur die niet geregistreerd is, maar een toegelaten exporteur in de Unie is, voorlopig een oorsprongsdocument mag invullen, is achterhaald en moet worden geschrapt. Omwille van de vereenvoudiging en de consistentie tussen de preferentiële regelingen onderling, is het wenselijk te bepalen dat voor kleine zendingen waaraan elk handelskarakter ontbreekt, geen oorsprongsdocument hoeft te worden overgelegd, wanneer deze vrijstelling is toegestaan, maar niet rechtstreeks is vastgelegd in de preferentiële regeling. Aangezien de exporteur op andere manieren kan worden geïdentificeerd en de handtekening in de Unie niet van invloed is op de juridische status van een oorsprongsdocument, is het wenselijk te bepalen dat exporteurs niet verplicht zijn om een dergelijk document te ondertekenen wanneer dit is toegestaan, maar niet rechtstreeks is vastgelegd in de preferentiële regeling.

  3. De in artikel 69 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vastgelegde regels inzake de vervanging van bewijzen van preferentiële oorsprong die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld, moeten in bredere zin van toepassing zijn op oorsprongsdocumenten. Daarnaast moet worden verduidelijkt in welke vorm een vervangend oorsprongsdocument mag worden afgegeven of opgesteld.

  4. Er moeten regels worden vastgesteld die de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van veredelingsproducten verkregen uit goederen met een preferentiële oorsprong vergemakkelijken. Aangezien die regels erop zijn gericht de betrokken marktdeelnemers te beschermen tegen de nadelige en onbedoelde gevolgen van de samenvoeging in het wetboek van de regeling behandeling onder douanetoezicht met de regeling actieve veredeling, moeten zij met terugwerkende kracht gelden met ingang van de datum van toepassing van het wetboek.

  5. In artikel 80, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet naar een nieuwe bijlage 22-06A worden verwezen dat het aanvraagformulier bevat dat exporteurs van de lidstaten moeten gebruiken om in het REX-systeem te worden geregistreerd; bijlage 22-06 is dan voorbehouden aan de registratie van exporteurs in SAP-begunstigde landen. Bijgevolg moet die nieuwe bijlage 22-06A in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden ingevoegd en bijlage 22-06 bij die verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd. De artikelen 82, 83 en 86 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moeten eveneens worden gewijzigd als gevolg van de invoering van de nieuwe bijlage 22-06A. Aangezien de exporteur op andere manieren kan worden geïdentificeerd en de handtekening in de Unie niet van invloed is op de juridische status van het document, is het wenselijk te bepalen dat exporteurs niet verplicht zijn om het in artikel 92 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde attest van oorsprong te ondertekenen. De leden 1, 2 en 3 van dat artikel moeten van overeenkomstige toepassing zijn op door exporteurs in de Unie opgestelde attesten van oorsprong, niet alleen in het kader van bilaterale cumulatie als bedoeld in artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie(3), maar ook voor de aangifte van de oorsprong van goederen die zijn uitgevoerd naar een begunstigd land van de SAP-stelsels van Noorwegen, Zwitserland of Turkije in het kader van cumulatie met materialen van oorsprong uit de Unie. Artikel 92 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  6. Bijlage 22-07 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd: er moet worden gespecificeerd welk teken de exporteur moet aangeven wanneer het attest van oorsprong betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla. De bijlage moet eveneens op een ander punt worden gewijzigd: wanneer het attest van oorsprong betrekking heeft op producten van oorsprong uit de Unie, moet de exporteur de oorsprong met het teken „EU” aangeven.

  7. Verordening (EEG) nr. 3510/80 van de Commissie(4) is achterhaald omdat de bepalingen van die verordening zijn vervangen door de huidige bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447. Daarom moet deze omwille van de rechtszekerheid en transparantie worden ingetrokken.

  8. Verordening (EG) nr. 209/2005 van de Commissie(5) voorziet in afwijkingen van de in Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad(6) neergelegde verplichting om bewijsstukken inzake de oorsprong van textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur over te leggen. Verordening (EG) nr. 1541/98 is ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 955/2011 van het Europees Parlement en de Raad(7). Verordening (EG) nr. 209/2005 is daarom achterhaald en moet omwille van de rechtszekerheid en transparantie worden ingetrokken.

  9. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de laatste zin van lid 1 wordt vervangen door:

      „De artikelen 80, 82, 83, 84, 86, 87, 89 en 91 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing.”;

    2. in de eerste zin van lid 2 worden de woorden „de artikelen 10 en 15” vervangen door de woorden „artikel 10, lid 1, en artikel 15”;

    3. de leden 3 en 5 worden geschrapt;

    4. de volgende nieuwe leden 6 en 7 worden ingevoegd:

      „6.

      Wanneer de Unie in het kader van een preferentiële regeling producten van oorsprong kan vrijstellen van de verplichting om een oorsprongsdocument te verstrekken, is die vrijstelling van toepassing onder de voorwaarden van artikel 103, voor zover die voorwaarden niet in de preferentiële regeling in kwestie zijn opgenomen.

      7.

      Wanneer de Unie in het kader van een preferentiële regeling kan afzien van de vereiste dat een oorsprongsdocument moet zijn ondertekend door de exporteur, is een dergelijke handtekening niet vereist.”.

  2. Artikel 69 wordt vervangen door:

    1.

    Wanneer producten van oorsprong waarop een oorsprongsdocument betrekking heeft dat eerder is afgegeven of opgesteld voor de toepassing van een preferentiële tariefmaatregel zoals bedoeld in artikel 56, lid 2, onder d), of e), van het wetboek, met uitzondering van het SAP-stelsel van de Unie, nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven en onder toezicht van een douanekantoor in de Unie zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke oorsprongsdocument door een of meer vervangende oorsprongsdocumenten worden vervangen om alle of een deel van deze producten naar een andere plaats in de Unie te zenden.

    2.

    Het in lid 1 bedoelde vervangende oorsprongsdocument mag in dezelfde vorm als het oorspronkelijke oorsprongsdocument of in de vorm van een vervangend attest van oorsprong dat mutatis mutandis is opgesteld overeenkomstig artikel 101 en bijlage 22-20, worden afgegeven of opgesteld door een van de volgende personen:

    1. een toegelaten of in de Unie geregistreerde exporteur die de goederen wederverzendt;

    2. een wederverzender van de goederen in de Unie wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde;

    3. een wederverzender van de goederen in de Unie wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde, en de wederverzender een kopie van het oorspronkelijke oorsprongsdocument bij het vervangende oorsprongsdocument voegt.

    Wanneer de vervanging van het oorspronkelijke oorsprongsdocument niet mogelijk is overeenkomstig de eerste alinea, mag het in lid 1 bedoelde vervangende oorsprongsdocument door het douanekantoor waar de goederen onder toezicht zijn geplaatst, worden afgegeven in de vorm van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

    3.

    Wanneer het vervangende oorsprongsdocument een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. is, wordt de vermelding van het douanekantoor dat het vervangend certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, in vak 11 van het certificaat geplaatst. De vermeldingen in vak 4 van het certificaat betreffende het land van oorsprong zijn identiek aan de vermeldingen in het oorspronkelijke oorsprongsdocument. De wederverzender plaatst zijn handtekening in vak 12. Wanneer de wederverzender in vak 12 te goeder trouw zijn handtekening heeft geplaatst, is hij niet verantwoordelijk voor de juistheid van de op het oorspronkelijke oorsprongsdocument aangebrachte vermeldingen.

    Het douanekantoor dat wordt verzocht het vervangend certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af te geven, vermeldt op het oorspronkelijke oorsprongsdocument of op een bijlage daarbij het gewicht, het aantal, de aard van de wederverzonden producten en het land van bestemming, evenals het nummer (de nummers) van het overeenkomstige vervangingscertificaat of de overeenkomstige vervangingscertificaten. Dit douanekantoor bewaart het oorspronkelijke oorsprongsdocument ten minste drie jaar.”.

  3. Het volgende artikel 69 bis wordt ingevoegd:

    1.

    Wanneer niet-Uniegoederen van preferentiële oorsprong in het kader van een preferentiële regeling tussen de Unie en derde landen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst, worden de daaruit verkregen veredelingsproducten wanneer ze in het vrije verkeer worden gebracht, geacht dezelfde preferentiële oorsprong te hebben als die goederen.

    2.

    Lid 1 is niet van toepassing in de volgende gevallen:

    1. de veredeling betreft ook andere dan de in lid 1 bedoelde niet-Uniegoederen, met inbegrip van goederen van preferentiële oorsprong in het kader van een andere preferentiële regeling;

    2. de veredelingsproducten zijn verkregen uit equivalente goederen als bedoeld in artikel 223 van het wetboek;

    3. de douaneautoriteiten hebben toestemming gegeven voor de tijdelijke wederuitvoer van de goederen voor verdere veredeling overeenkomstig artikel 258 van het wetboek.

    3.

    Wanneer lid 1 van toepassing is, wordt een oorsprongsdocument dat onder de regeling actieve veredeling is afgegeven of opgesteld, geacht een oorsprongsdocument te zijn dat voor de veredelingsproducten is afgegeven of opgesteld.”.

  4. Lid 2 van artikel 80 wordt vervangen door:

    „2.

    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen kennen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 22-06 het nummer van geregistreerd exporteur onverwijld toe aan de exporteur en voeren het nummer van geregistreerd exporteur, de registratiegegevens en de begindatum van geldigheid van de registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, in het REX-systeem in.

    De douaneautoriteiten van de lidstaten kennen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 22-06A het nummer van geregistreerd exporteur onverwijld aan de exporteur of, in voorkomend geval, aan de wederverzender van goederen toe en voeren het nummer van geregistreerd exporteur, de registratiegegevens en de begindatum van geldigheid van de registratie geldig is, overeenkomstig artikel 86, lid 4, in het REX-systeem in.

    De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de exporteur of, in voorkomend geval, de wederverzender van goederen, in kennis van het nummer van geregistreerd exporteur dat aan deze exporteur of wederverzender van goederen is toegekend, en van de begindatum geldigheid van de registratie.”.

  5. Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 7 wordt vervangen door:

      „7.

      De Commissie stelt met toestemming van de exporteur, die dit aangeeft door vak 6 in het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A, te ondertekenen, de volgende gegevens beschikbaar aan het publiek:

      1. de naam van de geregistreerde exporteur zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;

      2. het adres van de plaats waar de geregistreerde exporteur is gevestigd zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;

      3. de contactgegevens zoals vermeld in vak 1 en vak 2 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;

      4. een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, inclusief een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken van het geharmoniseerde systeem, zoals vermeld in vak 4 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;

      5. het EORI-nummer van de geregistreerde exporteur zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06A, of het TIN-nummer (identificatienummer handelaar) van de geregistreerde exporteur als vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06;

      6. of de geregistreerde exporteur een handelaar of een producent is zoals vermeld in vak 3 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A.

      De weigering om vak 6 te ondertekenen, is geen reden de registratie van de exporteur te weigeren.”;

    2. in lid 8 wordt na punt a) het volgende punt b) ingevoegd en worden de huidige punten b) tot en met e) dienovereenkomstig hernummerd:

      de datum van registratie van de geregistreerde exporteur;”.

  6. Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 2 worden na de woorden „bijlage 22-06” de woorden „dan wel bijlage 22-06A” toegevoegd;

    2. in lid 4 worden na de woorden „bijlage 22-06” de woorden „dan wel bijlage 22-06A” toegevoegd.

  7. In artikel 86, lid 2, worden de woorden „bijlage 22-06” vervangen door de woorden „bijlage 22-06A”.

  8. Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „De exporteur is niet verplicht het attest van oorsprong te ondertekenen.”;

    2. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      De leden 1, 2, en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op:

      1. attesten van oorsprong die in de Unie zijn opgesteld in het kader van bilaterale cumulatie als bedoeld in artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

      2. attesten van oorsprong van goederen die zijn uitgevoerd naar een begunstigd land van de SAP-stelsels van Noorwegen, Zwitserland of Turkije in het kader van cumulatie met materialen van oorsprong uit de Unie.”.

  9. Bijlage 22-06 wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

  10. Na bijlage 22-06 wordt een nieuwe bijlage 22-06A ingevoegd in bijlage II bij deze verordening.

  11. In bijlage 22-07 wordt voetnoot 5 vervangen door:

    Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Wanneer het attest van oorsprong betrekking heeft op producten van oorsprong uit de Unie, moet de exporteur de oorsprong aangeven met het teken „EU”. Wanneer het attest van oorsprong geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla als bedoeld in artikel 112 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, moet de exporteur de oorsprong duidelijk aangeven met het teken „CM”.”.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 3510/80 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 209/2005 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 3 van artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 mei 2016.

BIJLAGE I

BIJLAGE 22-06

BIJLAGE II

BIJLAGE 22-06A