Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1063 van de Commissie van 16 mei 2018 houdende wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1063 van de Commissie van 16 mei 2018 houdende wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie(1), en met name de artikelen 2, 7, 24, 65, 88, 99, 142, 151, 156, 160, 212, 216, 231 en 253,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij de praktische uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 (het wetboek) in combinatie met Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie(2) is gebleken dat de gedelegeerde verordening op een aantal punten moet worden gewijzigd om ze beter af te stemmen op de behoeften van de marktdeelnemers en de douanediensten.

  2. In artikel 1, punt 19, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet de definitie van „exporteur” worden aangepast ten aanzien van de uitvoer van goederen die een particulier niet in zijn persoonlijke bagage bij zich draagt, zodat zakenpartners meer vrijheid hebben bij de keuze van de persoon die als exporteur kan optreden. De huidige definitie is problematisch in die zin dat zij slechts één persoon als „exporteur” aanduidt en daar drie cumulatieve voorwaarden aan verbindt: gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie, een contract hebben met een geadresseerde in een derde land, en de macht hebben om te beslissen dat de goederen buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht. De nieuwe definitie van „exporteur” moet daarom minder restrictief zijn en de voorwaarden om als exporteur te kunnen optreden, moeten worden beperkt tot wat absoluut noodzakelijk is voor de werking van de uitvoerprocedure, namelijk: de exporteur moet de macht hebben om te beslissen dat de goederen buiten het douanegebied van de Unie zullen worden gebracht, en hij moet, in overeenstemming met artikel 170, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013, in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn. Alleen in gevallen waarin de zakenpartners het niet eens worden over de persoon die als exporteur kan optreden, of waarin de persoon niet in het douanegebied van de Unie gevestigd is, wordt de exporteur bepaald door de douanewetgeving.

  3. In artikel 5, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet van personen die een bewijs van de douanestatus van Uniegoederen aanvragen, ongeacht of zij in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn of niet, worden verlangd dat zij zich voor een EORI-nummer registreren zodat zij toegang kunnen krijgen tot het DWU-systeem Bewijs van Uniestatus (PoUS) zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie(3).

  4. De douaneautoriteiten moeten te allen tijde kunnen afwijken van de verplichting om gebruik te maken van elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor aanvragen en beschikkingen die weinig voorkomen en ten aanzien waarvan de verplichting om elektronische gegevensverwerkingstechnieken uit te rollen, een onevenredige economische inspanning zou vereisen. Aangezien de elektronische gegevensverwerkingstechnieken in elke lidstaat een ander terrein bestrijken, gaat het ook in elke lidstaat om andere aanvragen en beschikkingen waarvoor deze afwijking moet worden toegestaan. Alle lidstaten moeten gebruikmaken van de elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor de aanvragen en beschikkingen waarvoor gemeenschappelijke gegevensvereisten bestaan en waarvoor gemeenschappelijke elektronische systemen zijn uitgerold. Dienovereenkomstig moet in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een nieuw artikel 7 bis worden vastgesteld dat het gebruik toestaat van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken uitsluitend voor aanvragen en beschikkingen waarvoor de relevante gegevensvereisten niet in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn opgenomen.

  5. Om te vermijden dat het besluitvormingsproces onnodig vertraging oploopt doordat een aanvrager de douaneautoriteiten niet de juiste informatie verstrekt hoewel hij daartoe in de gelegenheid werd gesteld, mag het recht om te worden gehoord op grond van artikel 10, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, niet gelden voor aanvragers die het verzoek hebben gekregen om relevante informatie te verstrekken maar dat niet hebben gedaan, met als resultaat dat de douaneautoriteiten hun aanvraag niet konden aanvaarden.

  6. De definitie van geregistreerde exporteur in artikel 37, punt 21, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet worden verduidelijkt en uitgebreid tot exporteurs die in een lidstaat gevestigd zijn en bij de douaneautoriteiten van die lidstaat geregistreerd zijn, met het oog op de uitvoer van producten van oorsprong in de Unie naar een land of gebied waarmee de Unie een preferentiële handelsovereenkomst heeft, zodat die exporteurs oorsprongsverklaringen kunnen opstellen om in aanmerking te komen voor de preferentiële handelsregeling in kwestie. De definitie mag daarentegen geen betrekking hebben op de registratie van EU-exporteurs met het oog op de vervanging van attesten van oorsprong bij de wederverzending van goederen naar Turkije, omdat vervanging van een attest van oorsprong in de EU bij wederverzending van goederen naar Turkije niet van toepassing is.

  7. Artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voorziet in het gebruik van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken bij de indiening van aanvragen om geregistreerde exporteur te worden. Deze permanente afwijking moet worden uitgebreid tot alle communicatie en uitwisseling van inlichtingen over aanvragen en beschikkingen betreffende de status van geregistreerd exporteur en over alle daaropvolgende aanvragen en besluiten betreffende het beheer van die beschikkingen, omdat het bestaande elektronische gegevensverwerkingssysteem voor geregistreerde exporteurs, het REX-systeem (systeem van geregistreerde exporteurs), zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, momenteel niet beschikt over een geharmoniseerde interface voor de communicatie met marktdeelnemers. Deze afwijking is tijdelijk en zal niet meer nodig zijn zodra het REX-systeem over die geharmoniseerde interface zal beschikken.

  8. Om te garanderen dat de oorsprongsregels voor goederen worden nageleefd, dienen de douaneautoriteiten van de lidstaten en de bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen die bilaterale of regionale cumulatie toepassen, zoals bepaald in artikel 53 en artikel 55, lid 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, alle noodzakelijke controles van de oorsprong te verrichten en niet uitsluitend de afgifte of de opstelling van bewijzen van oorsprong te controleren.

  9. Om de regel voor de oorsprongsbepaling bij regionale cumulatie te verduidelijken, moeten de tweede en de derde alinea van artikel 55, lid 4, en artikel 55, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden samengevoegd.

  10. Om de samenhang te garanderen met de bewoordingen die in artikel 166, lid 1, onder b) en c), artikel 167, lid 1, onder s), artikel 168 en artikel 169 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn gebruikt, moet de tekst in artikel 76 van die gedelegeerde verordening betreffende de uitzondering voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van actieve veredeling, worden gewijzigd.

  11. Duidelijkheidshalve moet in artikel 82 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden verwezen naar de bijlagen met de desbetreffende gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de verbintenis van de borg.

  12. Om de onderlinge samenhang tussen de bepalingen betreffende zekerheidstelling te garanderen, moet de verwijzing naar de lidstaten in artikel 83 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden vervangen door een verwijzing naar de douaneautoriteiten.

  13. De in artikel 97 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bepaalde termijn voor het vaststellen van een beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding moet worden verlengd wanneer de bevoegde douaneautoriteit binnen de gestelde termijn haar beoordeling niet kan verrichten en op de terugbetaling of kwijtschelding kan beschikken omdat die beschikking afhangt van het resultaat van een zaak betreffende feitelijk en juridisch identieke of vergelijkbare gevallen die voor het Hof van Justitie van de Europese Unie dient overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of van specifieke administratieve procedures die nog niet zijn voltooid en die beschikking kunnen beïnvloeden. Om te vermijden dat de verlenging van de beschikkingstermijn negatieve gevolgen heeft voor de aanvrager, mag die verlenging alleen mogelijk zijn als de aanvrager zich er niet tegen verzet en de verlenging duidelijk tot die specifieke situaties beperkt blijft.

  14. Om het verkeer van Uniegoederen vlot te laten verlopen tussen delen van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG van de Raad(4) of Richtlijn 2008/118/EG van de Raad(5) van toepassing is en delen van dat gebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn (gebieden met een bijzonder fiscaal regime), moeten in de artikelen 114 en 134 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bepaalde vereenvoudigingen worden vastgesteld met betrekking tot de douaneformaliteiten en -controles die op dat goederenverkeer van toepassing zijn wanneer dit binnen dezelfde lidstaat plaatsvindt.

  15. Overeenkomstig artikel 115 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 kan voor het aanbrengen van goederen een andere plaats dan het bevoegde douanekantoor worden goedgekeurd op voorwaarde dat de goederen voor een douaneregeling worden aangegeven of zij op zeer korte termijn opnieuw worden uitgevoerd. Die termijn moet enigszins worden verlengd zodat meer marktdeelnemers aan deze voorwaarde kunnen voldoen. Deze verlenging moet ook toepassing vinden op de voorwaarde betreffende de goedkeuring van een andere plaats dan een ruimte voor tijdelijke opslag om goederen tijdelijk op te slaan.

  16. Om de gegevens met betrekking tot de plaats waar de producten van de zeevisserij zijn gevangen, te beschermen wanneer de afdruk van het visserijlogboek wordt voorgelegd aan de autoriteiten van derde landen zodat deze autoriteiten kunnen bevestigen dat de producten van de zeevisserij en de daaruit verkregen goederen die zijn overgeladen en vervoerd via hun land of gebied, geen behandeling hebben ondergaan, moet het marktdeelnemers worden toegestaan om deze gegevens te verwijderen van de afdruk van het visserijlogboek met het oog op die bevestiging. Om de producten van de zeevisserij en de daaruit verkregen goederen te kunnen toerekenen aan het desbetreffende visserijlogboek wanneer de bevestiging dat er geen behandeling heeft plaatsgevonden, op een ander formulier of document dan de afdruk van het visserijlogboek wordt verstrekt, moet de marktdeelnemer op dat andere formulier of document een verwijzing naar het desbetreffende visserijlogboek vermelden.

  17. De mogelijkheid van artikel 136 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 om de tijdelijke invoer van een vervoermiddel mondeling aan te geven, moet worden uitgebreid tot de specifieke situaties zoals bedoeld in de artikelen 214, 215 en 216 van die gedelegeerde verordening, omdat de standaarddouaneformaliteiten voor dergelijke goederen normaal niet nodig zijn.

  18. Voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten in bepaalde gevallen van actieve veredeling is tweemaal een soortgelijke bepaling opgenomen in artikel 76, onder b), en in artikel 168, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446. Deze overlap moet ongedaan worden gemaakt door artikel 168, lid 2, te schrappen.

  19. In vergunningen bijzondere bestemming waarbij verschillende producten van de hoofdstukken 27 en 29 van de gecombineerde nomenclatuur gezamenlijk mogen worden opgeslagen, moeten voldoende waarborgen zijn opgenomen om de verschillende goederen die gezamenlijk zijn opgeslagen, achteraf te kunnen identificeren en om douanetoezicht erop te kunnen uitoefenen. Er moet een soortgelijke bepaling als die welke was opgenomen in de ingetrokken Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(6), worden geïntroduceerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

  20. Om de samenhang met artikel 118, lid 4, van het wetboek te garanderen, moet artikel 189 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 toestaan dat goederen die gebreken vertonen of niet beantwoorden aan de bepalingen van het contract, onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst in plaats van dat zij buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht, hetgeen in beide gevallen betekent dat zij de douanestatus van Uniegoederen verliezen.

  21. Om het gebruik van de regeling uitvoer gevolgd door een regeling douanevervoer te vereenvoudigen en het risico weg te nemen dat een douaneschuld en een schuld voor andere heffingen die niet onder een zekerheid vallen, ontstaan, moet worden voorgeschreven dat Uniegoederen die naar een derde land worden uitgevoerd en via het douanegebied van de Unie worden vervoerd onder een TIR-regeling of een regeling douanevervoer in overeenstemming met de ATA-overeenkomst/overeenkomst van Istanbul, onder de regeling extern douanevervoer moeten worden geplaatst en aldus niet-Uniegoederen worden.

  22. Om het toezicht van de douaneautoriteiten te vergemakkelijken op in artikel 1 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde overbrengingen van goederen die onder de regeling uitvoer gevolgd door de regeling douanevervoer zijn geplaatst, moet worden toegestaan dat die goederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst, waardoor zij hun douanestatus van Uniegoederen verliezen.

  23. Om de behandeling van aanvragen door de douaneautoriteiten te vergemakkelijken en het aanvraagproces voor de marktdeelnemers efficiënter te maken, moet worden toegestaan dat erkende afzenders aanvragen voor een vergunning voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model indienen bij de douaneautoriteit die bevoegd is om de status van erkend afzender te verlenen.

  24. In een aantal bepalingen betreffende tijdelijke invoer wordt verwezen naar vervoermiddelen die voor particuliere of commerciële doeleinden worden gebruikt. De betekenis van deze begrippen moet worden verduidelijkt voor de toepassing van alle regels betreffende de volledige vrijstelling van invoerrechten in het kader van tijdelijke invoer. De definities in artikel 215, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten daarom worden omgeformuleerd tot een algemenere regel in artikel 207 van die gedelegeerde verordening.

  25. In artikel 215 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet een nieuw lid worden opgenomen zodat natuurlijke personen die hun gewone verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben, de regeling tijdelijke invoer kunnen toepassen en voor particuliere doeleinden gehuurde niet-EU-wegvoertuigen kunnen gebruiken in de Unie. Met deze mogelijkheid zou een aantal problemen waarmee autoverhuurbedrijven te kampen hebben, worden opgelost en het grenstoerisme worden gestimuleerd. Aangezien evenwel tijdelijke invoer voornamelijk bedoeld is voor personen die buiten de Unie gevestigd zijn, moet artikel 218 dergelijk particulier gebruik beperken tot een korte periode.

  26. Het gebruik van de regeling tijdelijke invoer in overeenstemming met artikel 218, artikel 220, artikel 223, artikel 228 en de artikelen 231 tot en met 236 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet ook worden toegestaan wanneer de houder van de regeling in het douanegebied van de Unie gevestigd is. Deze flexibiliteit is nodig omdat er geen rechtvaardigingsgrond bestaat om bij de tijdelijke invoer van bepaalde goederen, zoals goederen die zullen worden tentoongesteld of op een publiek evenement zullen worden gebruikt, personen die in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn en personen die daarbuiten gevestigd zijn, anders te behandelen.

  27. Om te garanderen dat de wettelijke bepalingen naar behoren worden geïmplementeerd in de desbetreffende elektronische systemen, moet een aantal bepalingen van bijlagen A en B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden gewijzigd.

  28. Bij Besluit 94/800/EG(7) heeft de Raad zijn goedkeuring gegeven aan de overeenkomst betreffende de oorsprongsregels die is gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakesh ondertekende slotakte. Bijlage 22-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voorziet in specifieke regels om vast te stellen in welk land bepaalde goederen hun laatste ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 32 van die verordening. Aan deze lijst van regels moeten nieuwe producten worden toegevoegd zodat ook voor die producten het beginsel van de laatste ingrijpende be- of verwerking op eenvormige wijze kan worden uitgelegd. Om voorts te garanderen dat de regels correct worden toegepast, wordt de lijst bijgewerkt naar de laatste versie van de goederennomenclatuur die is vastgesteld bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (geharmoniseerd systeem).

  29. Na de bekendmaking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is vastgesteld dat er fouten van diverse aard zijn gemaakt die moeten worden gecorrigeerd. In de artikelen 124 bis, 126 bis, 129 bis, 129 quinquies, 131, 193, 195 en 197 is een duidelijkere verwijzing nodig naar de artikelen van het wetboek die worden aangevuld. In de bijlagen A en B moet een aantal gegevenselementen beter worden omschreven. Omwille van de samenhang moeten de modellen in de bijlagen B-03 en B-05, waarin de numerieke verwijzing naar het element „Referentienummer/UCR” verkeerd is, worden vervangen en moet een fout in de verwijzing naar het gemeenschappelijke gegevenselement „GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V)” in bijlage 71-05 worden gecorrigeerd. In bijlage 90 moet een aantal foute verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(8), Verordening (EEG) nr. 2454/93 en het wetboek worden gecorrigeerd.

  30. Met de wijzigingsbepalingen van deze verordening wordt een aantal bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, waarvan is gebleken dat zij in de praktijk moeilijk toepasbaar waren, aangepast. Zij moeten ervoor zorgen dat de tenuitvoerlegging van het wetboek en de gedelegeerde verordening beter is afgestemd op de economische realiteit, en ze zijn derhalve hoogstnoodzakelijk. Daarom moet deze verordening op de dag na die van de bekendmaking ervan in werking treden.

  31. Omwille van de rechtszekerheid moet de nieuwe bepaling betreffende het gebruik van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken met betrekking tot aanvragen en beschikkingen waarvoor de desbetreffende gegevensvereisten niet in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn opgenomen, toepassing vinden vanaf 2 oktober 2017. Op die datum is het DWU-systeem Douanebeschikkingen, zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, uitgerold en sindsdien kunnen de douaneautoriteiten, op grond van artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie(9), niet langer toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor douanebeschikkingen en aanvragen. Voor bepaalde aanvragen en beschikkingen moest evenwel na 2 oktober 2017 nog altijd gebruik worden gemaakt van de papieren formulieren. Deze aanvragen en beschikkingen moeten werking hebben gedurende bepaalde tijd en het is niet in het belang van de marktdeelnemer noch dat van de lidstaat dat hun geldigheid in twijfel wordt getrokken omdat niet aan de vormvereiste is voldaan.

  32. Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 1 wordt punt 19 vervangen door:

    „19.exporteur:
    1. een particulier die goederen bij zich draagt die het douanegebied van de Unie zullen verlaten, wanneer deze goederen deel uitmaken van zijn persoonlijke bagage;

    2. in andere gevallen, wanneer a) niet van toepassing is:

      1. een in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon die de macht heeft om te beslissen en beslist heeft dat de goederen dat douanegebied zullen verlaten;

      2. wanneer i) niet van toepassing is, eender welke in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon die partij is bij de overeenkomst op grond waarvan goederen dat douanegebied zullen verlaten;”.

  2. Aan artikel 5, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

    verzoekt om registratie en visering van het bewijs van douanestatus van Uniegoederen.”.

  3. In afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel I wordt het volgende ingevoegd:

    De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor aanvragen en beschikkingen waarvoor de desbetreffende gegevensvereisten niet in bijlage A zijn opgenomen, en voor alle daaropvolgende aanvragen en besluiten betreffende het beheer van die beschikkingen.”.

  4. In artikel 10 wordt punt a) vervangen door:

    wanneer de aanvraag voor een beschikking niet wordt aanvaard in overeenstemming met artikel 11 van deze verordening of met artikel 12, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie(*);

  5. In artikel 37, punt 21, worden de punten b) en c) vervangen door:

    1. een exporteur die in een lidstaat is gevestigd en bij de douaneautoriteiten van die lidstaat staat geregistreerd voor de uitvoer van producten van oorsprong uit de Unie naar een land of gebied waarmee de Unie een preferentiële handelsovereenkomst heeft, of

    2. een wederverzender van goederen die in een lidstaat is gevestigd en bij de douaneautoriteiten van die lidstaat staat geregistreerd in verband met het opstellen van vervangende attesten van oorsprong om producten van oorsprong opnieuw te verzenden naar elders in het douanegebied van de Unie of, in voorkomend geval, naar Noorwegen of Zwitserland (een geregistreerde wederverzender);”.

  6. Artikel 40 wordt vervangen door:

    Andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken kunnen worden gebruikt voor alle communicatie en uitwisseling van inlichtingen over aanvragen en beschikkingen betreffende de status van geregistreerde exporteur en over alle daaropvolgende aanvragen en besluiten betreffende het beheer van die beschikkingen.”.

  7. In artikel 53 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „De artikelen 41 tot en met 52 van deze verordening en artikel 108 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn van overeenkomstige toepassing op uitvoer uit de Unie naar een begunstigd land met het oog op bilaterale cumulatie.”.

  8. Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      Regionale cumulatie tussen begunstigde landen van dezelfde regionale groep is slechts toegestaan wanneer de be- of verwerkingen in het begunstigde land waar de materialen verder worden verwerkt of in een product opgenomen, meer inhouden dan de in artikel 47, lid 1, beschreven behandelingen en, in het geval van textielproducten, ook meer dan de in bijlage 22-05 beschreven behandelingen.

      Wanneer niet aan de in de eerste alinea vastgestelde voorwaarde wordt voldaan, moet als land van oorsprong op het bewijs van oorsprong dat wordt afgegeven of opgesteld voor de uitvoer van de producten naar de Unie, het land van de regionale groep worden vermeld waar het grootste deel van de materialen die bij de vervaardiging van het eindproduct zijn gebruikt, gemeten naar de waarde van die materialen, van oorsprong is.”;

    2. lid 6 wordt vervangen door:

      „6.

      Door regionale cumulatie tussen begunstigde landen van groep I of groep III, wanneer deze is toegestaan, kunnen materialen van oorsprong uit een land van de ene regionale groep worden beschouwd als materialen van oorsprong uit een land van de andere regionale groep wanneer zij in een aldaar verkregen product worden opgenomen, mits de be- of verwerkingen in laatstgenoemd begunstigd land meer inhouden dan de in artikel 47, lid 1, beschreven behandelingen en, in het geval van textielproducten, ook meer dan de in bijlage 22-05 beschreven behandelingen.

      Wanneer niet aan de in de eerste alinea vastgestelde voorwaarde wordt voldaan, moet als land van oorsprong op het bewijs van oorsprong voor de uitvoer van de producten naar de Unie, het aan de cumulatie deelnemende land worden vermeld waar het grootste deel van de materialen die bij de vervaardiging van het eindproduct zijn gebruikt, gemeten naar de waarde van die materialen, van oorsprong is.”;

    3. lid 8 wordt vervangen door:

      „8.

      De artikelen 41 tot en met 52 van deze verordening en artikelen 108 tot en met 111 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn van overeenkomstige toepassing op uitvoer uit het ene begunstigde land naar een ander met het oog op regionale cumulatie.”.

  9. In artikel 76 wordt punt b) vervangen door:

    de goederen zouden, op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling, onderworpen zijn geweest aan een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij voor het vrije verkeer waren aangegeven;”.

  10. Aan artikel 82 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „5.

    De gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de verbintenis van een borg in de vorm van zekerheidstelling per aangifte, zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstelling zijn opgenomen in respectievelijk bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03.”.

  11. In artikel 83 wordt lid 3 vervangen door:

    „3.

    De douaneautoriteiten aanvaarden de in lid 1 bedoelde vormen van zekerheidstelling voor zover deze vormen van zekerheidstelling worden aanvaard krachtens het nationale recht.”.

  12. Artikel 97 wordt vervangen door:

    1.

    Wanneer artikel 116, lid 3, eerste alinea, van het wetboek of artikel 116, lid 3, tweede alinea, onder b), van het wetboek van toepassing is, wordt de termijn voor het vaststellen van de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding geschorst totdat de betrokken lidstaat de kennisgeving van het besluit van de Commissie heeft ontvangen dan wel de kennisgeving van de Commissie dat zij het dossier om de in artikel 98, lid 6, van deze verordening genoemde redenen terugzendt.

    2.

    Wanneer artikel 116, lid 3, tweede alinea, onder b), van het wetboek van toepassing is, wordt de termijn voor het vaststellen van de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding geschorst totdat de betrokken lidstaat de kennisgeving van het besluit van de Commissie over de feitelijk en juridisch vergelijkbare zaak heeft ontvangen.

    3.

    Wanneer de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding kan worden beïnvloed door een van onderstaande hangende administratieve of gerechtelijke procedures, kan de termijn voor het vaststellen van een beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding, met toestemming van de aanvrager, als volgt worden verlengd:

    1. indien een zaak betreffende feitelijk en juridisch identieke of vergelijkbare gevallen voor het Hof van Justitie van de Europese Unie dient overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan de termijn voor het vaststellen van de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding worden verlengd met een periode die afloopt uiterlijk 30 dagen na de datum waarop het Hof van Justitie zijn vonnis heeft gegeven;

    2. indien de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding afhangt van het resultaat van een verzoek om controle achteraf van het bewijs van preferentiële oorsprong dat is gedaan overeenkomstig artikel 109, 110 of 125 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 dan wel overeenkomstig de handelsovereenkomst in kwestie, kan de termijn voor het vaststellen van de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding worden verlengd met de duur van de controle zoals vermeld in de artikel 109, 110 of 125 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 dan wel in de handelsovereenkomst in kwestie, en in ieder geval met niet meer dan 15 maanden vanaf de datum van verzending van het verzoek, en

    3. indien de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding afhangt van het resultaat van een overlegprocedure die tot doel heeft de juiste en uniforme tariefindeling of oorsprongsbepaling van de goederen in kwestie op Unieniveau te garanderen overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, kan de termijn voor het vaststellen van de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding worden verlengd met een periode die afloopt uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving door de Commissie van de intrekking van de schorsing ten aanzien van het geven van BTI- en BOI-beschikkingen, zoals bepaald in artikel 23, lid 3, van die uitvoeringsverordening.”.

  13. Artikel 114 wordt vervangen door:

    1.

    De lidstaten passen de artikelen 115 tot en met 118 van deze verordening en de artikelen 133 tot en met 152 van het wetboek toe op Uniegoederen die worden overgebracht vanuit een gebied met een bijzonder fiscaal regime naar een ander deel van het douanegebied van de Unie dat geen gebied met een bijzonder fiscaal regime is en niet in dezelfde lidstaat is gelegen, of omgekeerd.

    2.

    Wanneer Uniegoederen worden verzonden van een gebied met een bijzonder fiscaal regime naar een ander deel van het douanegebied van de Unie dat geen gebied met een bijzonder fiscaal regime is, maar wel in dezelfde lidstaat is gelegen, worden zij onmiddellijk bij aankomst in dat andere deel van het douanegebied van de Unie bij de douane aangebracht. Mits de douaneautoriteit van de betrokken lidstaat daarvoor goedkeuring heeft gegeven, mogen de goederen evenwel vóór hun vertrek uit het gebied met een bijzonder fiscaal regime bij het aangewezen douanekantoor of een andere door die douaneautoriteit aangewezen of goedgekeurde plaats worden aangebracht.

    De goederen worden bij de douane aangebracht door de persoon die de goederen naar het andere deel van het douanegebied overbrengt of door de persoon in wiens naam of voor wiens rekening de goederen naar dat andere deel van het douanegebied van de Unie worden overgebracht.

    3.

    Wanneer Uniegoederen worden verzonden van een deel van het douanegebied van de Unie dat geen gebied met een bijzonder fiscaal regime is, naar een gebied met een bijzonder fiscaal regime binnen dezelfde lidstaat, worden zij onmiddellijk bij aankomst in het gebied met een bijzonder fiscaal regime bij de douane aangebracht. Mits de douaneautoriteit van de betrokken lidstaat daarvoor goedkeuring heeft gegeven, mogen de goederen evenwel vóór hun vertrek op de plaats van verzending bij het aangewezen douanekantoor of een andere door die douaneautoriteit aangewezen of goedgekeurde plaats worden aangebracht.

    De goederen worden aangebracht door de persoon die de goederen naar het gebied met een bijzonder fiscaal regime overbrengt of door de persoon in wiens naam of voor wiens rekening de goederen naar het gebied met een bijzonder fiscaal regime worden overgebracht.

    4.

    De in de leden 2 en 3 bedoelde Uniegoederen zijn uitsluitend onderworpen aan de douanebepalingen in overeenstemming met artikel 134 van deze verordening.”.

  14. Artikel 115 wordt vervangen door:

    1.

    Voor het aanbrengen van goederen kan een andere plaats dan het bevoegde douanekantoor worden goedgekeurd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    1. de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 148, leden 2 en 3, van het wetboek en in artikel 117 van deze verordening zijn vervuld;

    2. de goederen worden niet later dan drie dagen nadat zij zijn aangebracht, aangegeven voor een douaneregeling of wederuitgevoerd, dan wel niet later dan zes dagen nadat zij zijn aangebracht in het geval van een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek, tenzij de douaneautoriteiten een onderzoek van de goederen eisen overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het wetboek.

    Wanneer voor de plaats al een vergunning voor het beheer van een ruimte voor tijdelijke opslag is verleend, is die goedkeuring niet vereist.

    2.

    Voor de tijdelijke opslag van goederen kan een andere plaats dan een ruimte voor tijdelijke opslag worden goedgekeurd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    1. de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 148, leden 2 en 3, van het wetboek en in artikel 117 zijn vervuld;

    2. de goederen worden niet later dan drie dagen nadat zij zijn aangebracht, aangegeven voor een douaneregeling of wederuitgevoerd, dan wel niet later dan zes dagen nadat zij zijn aangebracht in het geval van een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek, tenzij de douaneautoriteiten een onderzoek van de goederen eisen overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het wetboek.”.

  15. Artikel 133 wordt vervangen door:

    1.

    Wanneer in artikel 119, lid 1, onder d) en e), bedoelde producten en goederen worden overgeladen en vervoerd via een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, dient ten bewijze van de douanestatus overeenkomstig artikel 129 een afdruk van het visserijlogboek van het EU-vissersvaartuig of het EU-fabrieksschip te worden voorgelegd, samen met een afdruk van de aangifte van overlading, indien van toepassing, met daarop, behalve de in artikel 130, lid 1, bedoelde gegevens, de volgende informatie:

    1. een visering van de douaneautoriteit van dat land of gebied;

    2. de datums van aankomst in en vertrek uit dat land of gebied van de producten en goederen;

    3. de gebruikte vervoermiddelen voor de wederverzending naar het douanegebied van de Unie;

    4. het adres van de onder a) bedoelde douaneautoriteit.

    Voor de aanbrenging bij de douaneautoriteit van een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, hoeft de plaats waar de producten van de zeevisserij zijn gevangen zoals bepaald in artikel 130, lid 1, onder a), niet te zijn vermeld op de in de eerste alinea genoemde afdruk van het visserijlogboek.

    2.

    Wanneer voor de toepassing van lid 1 andere formulieren of documenten dan een afdruk van het visserijlogboek worden gebruikt, wordt op deze formulieren of documenten behalve de krachtens lid 1 vereiste gegevens ook een verwijzing naar het visserijlogboek opgenomen om het verband met de desbetreffende visreis te kunnen leggen.”.

  16. Artikel 134 wordt vervangen door:

    1.

    De volgende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 1, lid 3, van het wetboek bedoelde handel in Uniegoederen:

    1. de hoofdstukken 2, 3 en 4 van titel V van het wetboek;

    2. de hoofdstukken 2 en 3 van titel VIII van het wetboek;

    3. de hoofdstukken 2 en 3 van titel V van deze verordening;

    4. de hoofdstukken 2 en 3 van titel VIII van deze verordening.

    2.

    In het kader van de handel in Uniegoederen zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van het wetboek binnen eenzelfde lidstaat kunnen de douaneautoriteiten van die lidstaat goedkeuren dat gebruik wordt gemaakt van één document om aangifte te doen van het verzenden („aangifte voor het verzenden”) en het binnenbrengen („aangifte voor het binnenbrengen”) van goederen die naar, vanuit of tussen gebieden met een bijzonder fiscaal regime worden overgebracht.

    3.

    Tot de datums van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, kan, in het kader van de handel in Uniegoederen zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van het wetboek binnen eenzelfde lidstaat, de douaneautoriteit van die lidstaat toestaan dat gebruik wordt gemaakt van een factuur of een vervoersdocument in plaats van de aangifte voor het verzenden of voor het binnenbrengen.”.

  17. In artikel 136, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

    laadborden, containers en vervoermiddelen, en reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van die laadborden, containers en vervoermiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 208 tot en met 216;”.

  18. In artikel 168 wordt lid 2 geschrapt.

  19. In titel VII, hoofdstuk 1, afdeling 2, wordt het volgende artikel 177 bis ingevoegd:

    In de vergunning bijzondere bestemming zoals bedoeld in artikel 211, lid 1, onder a), van het wetboek worden de middelen en methoden vastgesteld voor de identificatie van en het douanetoezicht op de gezamenlijke opslag van producten onder douanetoezicht vallende onder de hoofdstukken 27 en 29 van de gecombineerde nomenclatuur of van dergelijke producten met ruwe aardolie vallende onder GN-code 2709 00.

    Wanneer de in de eerste alinea bedoelde producten niet onder dezelfde achtcijferige GN-code vallen, of niet van dezelfde handelskwaliteit zijn en niet dezelfde technische en fysieke kenmerken hebben, is gezamenlijke opslag slechts toegestaan wanneer het volledige mengsel bestemd is om een van de bewerkingen bedoeld in aanvullende aantekening (GN) 5 bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur te ondergaan.”.

  20. Artikel 189 wordt vervangen door:

    1.

    Wanneer Uniegoederen worden uitgevoerd naar een derde land dat partij is bij de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, of wanneer Uniegoederen worden uitgevoerd via een of meer dergelijke landen en de bepalingen van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van toepassing zijn, worden de goederen onder de regeling extern douanevervoer geplaatst zoals bedoeld in artikel 226, lid 2, van het wetboek, in de volgende gevallen:

    1. voor de Uniegoederen zijn douaneformaliteiten bij uitvoer naar een derde land vervuld met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

    2. de Uniegoederen zijn afkomstig uit interventievoorraden, onderworpen aan maatregelen ter controle van het gebruik of de bestemming ervan en er zijn douaneformaliteiten bij uitvoer naar een derde land voor verricht in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

    3. de Uniegoederen komen in aanmerking voor terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten overeenkomstig artikel 118, lid 1, van het wetboek.

    2.

    Uniegoederen die in aanmerking komen voor terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten overeenkomstig artikel 118, lid 1, van het wetboek, kunnen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst zoals bedoeld in artikel 118, lid 4, en artikel 226, lid 2, van het wetboek.

    3.

    Wanneer Uniegoederen naar een derde land worden uitgevoerd en binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd onder een TIR-regeling of een regeling douanevervoer in overeenstemming met de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul, worden zij onder de regeling extern douanevervoer zoals bedoeld in artikel 226, lid 2, van het wetboek geplaatst.

    4.

    Wanneer in artikel 1 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben, worden uitgevoerd, kunnen zij onder de regeling extern douanevervoer zoals bedoeld in artikel 226, lid 2, van het wetboek worden geplaatst.”.

  21. Het volgende artikel 197 bis wordt ingevoegd:

    Wanneer een toegelaten afzender of een marktdeelnemer die een aanvraag doet voor de status van toegelaten afzender zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder a), van het wetboek, een vergunning voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder c), van het wetboek, aanvraagt, kan deze aanvraag worden ingediend bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in de lidstaat waar het Uniedouanevervoer van de toegelaten afzender normaal zal aanvangen.”.

  22. Aan artikel 207 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „In deze onderafdeling wordt onder het gebruik van een vervoermiddel voor commerciële doeleinden verstaan het gebruik van een vervoermiddel voor personenvervoer tegen vergoeding of het gebruik van een vervoermiddel voor industrieel of commercieel goederenvervoer, al dan niet tegen vergoeding. Onder het gebruik van een vervoermiddel voor particuliere doeleinden wordt verstaan het gebruik van een vervoermiddel voor andere dan commerciële doeleinden.”.

  23. In artikel 212 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    Wanneer een aangifte voor tijdelijke invoer van een vervoermiddel mondeling wordt gedaan overeenkomstig artikel 136, lid 1, dan wel door een andere handeling overeenkomstig artikel 139, lid 1, in samenhang met artikel 141, lid 1, wordt de vergunning voor tijdelijke invoer verleend aan de persoon die de fysieke controle over de goederen heeft op het moment dat die goederen voor de regeling tijdelijke invoer worden vrijgegeven, tenzij die persoon voor rekening van een andere persoon handelt. In dat geval wordt de vergunning aan laatstgenoemde persoon verleend.”.

  24. Artikel 215 wordt als volgt gewijzigd:

    1. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „2 bis.

      Natuurlijke personen die hun gewone verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben, genieten volledige vrijstelling van invoerrechten voor wegvervoermiddelen die zij bij schriftelijke overeenkomst met een autoverhuuronderneming hebben gehuurd en voor particuliere doeleinden gebruiken.”;

    2. lid 4 wordt geschrapt.

  25. Aan artikel 218 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „4.

    In het in artikel 215, lid 2 bis, bedoelde geval wordt het wegvervoermiddel wederuitgevoerd binnen acht dagen na de plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer.”.

  26. Aan artikel 220 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager van een vergunning voor het gebruik van de regeling tijdelijke invoer en de houder van de regeling tijdelijke invoer, gevestigd in het douanegebied van de Unie, komen ook in aanmerking voor volledige vrijstelling van invoerrechten voor welzijnsgoederen voor zeelieden.”.

  27. Aan artikel 223 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  28. Aan artikel 228 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  29. Aan artikel 231 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  30. Aan artikel 232 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  31. Aan artikel 233 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  32. Aan artikel 234 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „4.

    De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  33. Aan artikel 235 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.”.

  34. Aan artikel 236 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „De aanvrager en de houder van de regeling mogen in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn in de onder b) bedoelde situaties.”.

  35. Bijlage A wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

  36. Bijlage B wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

  37. Bijlage 22-01 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Onderafdeling 0 Wijze van inlichtingenuitwisseling voor aanvragen en beschikkingen waarvoor de desbetreffende gegevensvereisten niet in bijlage A zijn opgenomen

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor aanvragen en beschikkingen waarvoor de desbetreffende gegevensvereisten niet in bijlage A zijn opgenomen, en voor alle daaropvolgende aanvragen en besluiten betreffende het beheer van die beschikkingen.”.

Artikel 2 Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gecorrigeerd:

  1. In artikel 124 bis wordt de titel vervangen door:

  2. In artikel 126 bis wordt de titel vervangen door:

  3. In artikel 129 bis wordt de titel vervangen door:

  4. In artikel 129 quinquies wordt de titel vervangen door:

  5. In artikel 131 wordt de titel vervangen door:

  6. In artikel 193 wordt de titel vervangen door:

  7. In artikel 195 wordt de titel vervangen door:

  8. In artikel 197 wordt de titel vervangen door:

  9. Bijlage A wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

  10. Bijlage B wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

  11. Bijlage B-03 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening.

  12. In bijlage B-04 worden in titel II, punt 9 „Formaliteiten tijdens het vervoer”, tweede alinea onder het kopje „Vak Overlading (7/1)” de woorden „vak 18” vervangen door de woorden „het vak Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek (7/7) en het vak Nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek (7/8)”.

  13. Bijlage B-05 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage VII bij deze verordening.

  14. In bijlage 71-05 wordt in deel A, eerste tabel, zevende rij „GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) van de veredelingsproducten” in de eerste kolom „Gemeenschappelijke gegevenselementen” de tekst vervangen door:

    „GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) van de goederen”.

  15. Bijlage 90 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij deze verordening.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 3, is van toepassing met ingang van 2 oktober 2017.

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIII