Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1585 van de Commissie van 22 oktober 2018 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor de visserij met ringzegens in de territoriale wateren van Kroatië
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1585 van de Commissie van 22 oktober 2018 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor de visserij met ringzegens in de territoriale wateren van Kroatië
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee(1), en met name artikel 13, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is het verboden ringzegens te gebruiken binnen 300 meter uit de kust of, waar deze diepte op kortere afstand van de kust wordt bereikt, binnen het gebied bepaald door de dieptelijn van 50 meter.
Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie een afwijking van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 toestaan mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden die in artikel 13, leden 5 en 9, van die verordening zijn vastgesteld.
Op 20 juni 2016 ontving de Commissie een verzoek van Kroatië om in de Kroatische territoriale wateren te mogen afwijken van artikel 13, lid 3, van die verordening voor de visserij op harder (Mugilidae) met traditionele „ciplarica”-ringzegens, de visserij op bonito (Sarda sarda), kogeltonijn (Auxis rochei), dwergtonijn (Euthynnus alletteratus) en grote geelstaart (Seriola dumerili) met traditionele „palamidara”-ringzegens, de visserij op kleine koornaarvis (Atherina boyeri) met traditionele „oližnica”-ringzegens en de visserij op geep (Belone belone) met traditionele „igličara”-ringzegens.
Het verzoek heeft betrekking op visserijactiviteiten die reeds door Kroatië zijn toegestaan en betreft vaartuigen en vistuigen die een geregistreerd gebruik voor visserijactiviteiten hebben van meer dan vijf jaar en die worden ingezet volgens het beheersplan dat door Kroatië overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 op 30 maart 2018 bij ministerieel besluit(2) is geïmplementeerd (hierna „het Kroatische beheersplan” genoemd).
Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) heeft de door Kroatië gevraagde afwijking en het bijbehorende beheersplan in april 2016, juli 2016, oktober 2016 en maart 2017 onderzocht. Het heeft benadrukt dat meer duidelijkheid moest worden verschaft met betrekking tot de gebruikte vistuigen, de bijvangsten, het toezicht en de wetenschappelijke gegevens. Kroatië heeft de Commissie voldoende duidelijkheid verschaft en heeft zijn beheersplan herzien door aanvullende maatregelen in te voeren inzake controle, vlootbeheer, gegevensverzameling en toezicht.
De door Kroatië gevraagde afwijking is in overeenstemming met artikel 13, leden 5 en 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006.
Met name zijn er specifieke geografische obstakels, gezien enerzijds de aparte morfologische structuur van Kroatië, met zijn lange kustlijn en vele eilanden, en anderzijds de ruimtelijke spreiding van de doelsoorten, die zich uitsluitend ophouden in bepaalde specifieke locaties en zones in de kustgebieden op diepten van minder dan 50 meter. De visgronden zijn dan ook beperkt van omvang.
Voor deze visserij kan geen ander vistuig worden ingezet aangezien alleen ringzegens beschikken over de technische kenmerken die voor deze soort visserij vereist zijn.
Voorts heeft de visserij geen effect van betekenis op het mariene milieu, aangezien ringzegens zeer selectief vistuig zijn, niet in contact komen met de zeebodem en niet boven de Posidonia oceanica-velden mogen worden gebruikt.
Het verzoek heeft betrekking op 52 vaartuigen. De door Kroatië gevraagde afwijking betreft bijgevolg slechts een beperkt aantal vaartuigen vergeleken met het grote verspreidingsgebied waarin de ringzegenvloot actief is, en die vaartuigen, met een brutotonnage van 16 825,84 GT, maken minder dan 1 procent van de hele Kroatische vissersvloot uit.
Die vaartuigen zijn opgenomen in een lijst die overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aan de Commissie is verstrekt.
In het Kroatische beheersplan zijn alle relevante definities van de betrokken visserijen opgenomen en wordt gegarandeerd dat de afwijking overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 niet tot een verdere toename van de visserijinspanning zal leiden, aangezien alleen vismachtigingen zullen worden afgegeven aan 52 welbepaalde vaartuigen die door Kroatië gemachtigd zijn om te vissen. In dit verband wordt opgemerkt dat overeenkomstig het Kroatische beheersplan en het ministerieel besluit het gebruik van „oližnica”-ringzegens slechts is toegestaan op de visgronden in het gebied tussen kaap Lako en kaap Crna Punta en in de als „E4” en „F2” aangeduide deelgebieden voor de visserij, terwijl voor alle traditionele ringzegens („ciplarica”, „palamidara”, „igličara” en „oližnica”) geldt dat de visgronden geen gebieden mogen omvatten die zijn geïdentificeerd als nationale parken en speciale habitats, waar vissen ten strengste verboden is, zoals het geval is voor het gebied ten zuidoosten van kaap St Peter.
De betrokken visserijactiviteiten voldoen aan artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1967/2006, op grond waarvan het verboden is boven deze habitats te vissen. De trek van de zegens vindt immers plaats in de waterkolom en daarbij wordt de zeebodem niet beroerd.
De eisen van artikel 8, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1967/2006 zijn niet van toepassing, aangezien die betrekking hebben op trawlers.
Wat de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgestelde minimummaaswijdte betreft, merkt de Commissie op dat een afwijking daarvan overeenkomstig artikel 9, lid 7, van die verordening niet mogelijk is voor ringzegens. De Commissie neemt er nota van dat Kroatië in zijn beheersplan geen afwijking van die bepalingen heeft toegestaan.
De betrokken visserijactiviteiten vinden plaats op zeer korte afstand van de kust en doorkruisen de activiteiten van andere vaartuigen bijgevolg niet.
Het beheersplan garandeert dat vangsten van de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 genoemde soorten minimaal zijn, aangezien de doelsoorten harder (Mugilidae), bonito (Sarda sarda), kogeltonijn (Auxis rochei), dwergtonijn (Euthynnus alletteratus), grote geelstaart (Seriola dumerili), kleine koornaarvis (Atherina boyeri) en geep (Belone belone) zijn, die niet in bijlage III bij die verordening zijn vermeld.
De visserijactiviteiten zijn zeer selectief en zijn niet op koppotigen gericht.
Het beheersplan omvat maatregelen voor het toezicht op de visserijactiviteiten en voldoet dus aan artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad(3).
Overeenkomstig artikel 13, lid 9, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 omvat het Kroatische beheersplan maatregelen voor het toezicht op de visserijactiviteiten.
De gevraagde afwijking moet derhalve worden toegestaan.
Kroatië moet regelmatig bij de Commissie verslag uitbrengen overeenkomstig het in het Kroatische beheersplan vervatte toezichtsplan.
Dankzij een beperking van de duur van de afwijking kan worden gegarandeerd dat snel corrigerende beheersmaatregelen worden genomen wanneer het verslag aan de Commissie op een slechte staat van instandhouding van de beviste bestanden wijst, terwijl tegelijkertijd ruimte wordt geschapen voor een versterking van de wetenschappelijke basis voor een verbeterd beheersplan.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Afwijking
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is niet van toepassing in de territoriale wateren van Kroatië voor de visserij op:
harder (Mugilidae) met „ciplarica”-ringzegens;
bonito (Sarda sarda), kogeltonijn (Auxis rochei), dwergtonijn (Euthynnus alletteratus) en grote geelstaart (Seriola dumerili) met „palamidara”-ringzegens;
kleine koornaarvis (Atherina boyeri) met „oližnica”-ringzegens, en
geep (Belone belone) met „igličara”-ringzegens.
De in lid 1 bedoelde ringzegens worden gebruikt door vaartuigen die:
een registratienummer dragen dat is vermeld in het Kroatische beheersplan dat door Kroatië is aangenomen overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006;
een geregistreerde activiteit in de visserij van meer dan vijf jaar hebben en de visserijinspanning in de toekomst niet verhogen, en
een vismachtiging hebben en hun activiteiten uitoefenen in het kader van het Kroatische beheersplan.
Artikel 2 Toezichtsplan en rapportage
Kroatië brengt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verslag uit bij de Commissie overeenkomstig het toezichtsplan dat is vervat in het Kroatische beheersplan.
Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 26 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 oktober 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude Juncker