Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1980 van de Commissie van 13 december 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten (Voor de EER relevante tekst.)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1980 van de Commissie van 13 december 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten (Voor de EER relevante tekst.)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding(1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

  2. Voor het gebruik van de preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten is een vergunning verleend bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 van de Commissie(2).

  3. In overeenstemming met artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 heeft de vergunninghouder voorgesteld de voorwaarden van de vergunning voor de preparaten te wijzigen via een aanvraag om de specificaties van lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding gelijk te stellen met de geldende specificaties voor lecithinen bij gebruik als levensmiddelenadditieven en de vergunning uit te breiden tot het gebruik van raapzaad als aanvullende bron van gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen. Bij de aanvraag waren de nodige onderbouwende gegevens gevoegd. De Commissie heeft de aanvraag doen toekomen aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (hierna „EFSA” genoemd).

  4. De EFSA heeft in haar advies van 12 juni 2018(3) geconcludeerd dat alle lecithinen van andere botanische oorsprong en de vormen daarvan die als toevoegingsmiddel voor diervoeding worden gebruikt, voldoen aan de specificaties die zijn vastgesteld voor het gebruik van lecithinen als levensmiddelenadditief en dat het gebruik van raapzaad als een aanvullende bron van lecithinen niet afdoet aan de eerdere conclusies dat de lecithinen geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu hebben en dat zij werkzaam zijn als emulgator. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

  5. Uit de beoordeling van de voorgestelde wijzigingen van de vergunning blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan.

  6. Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  7. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2 Overgangsmaatregelen

1.

De toevoegingsmiddelen 1c322i, 1c322ii en 1c322iii en voormengsels die deze toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 juli 2019 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

2.

De mengvoeders en voedermiddelen die de in bijlage I beschreven toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 januari 2020 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

3.

De mengvoeders en voedermiddelen die de in bijlage I beschreven toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 januari 2021 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude Juncker

BIJLAGE

BIJLAGE I