Besluit (EU) 2019/234 van de Raad van 5 februari 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, over de vaststelling van het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad en van het Handels- en ontwikkelingscomité
Besluit (EU) 2019/234 van de Raad van 5 februari 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, over de vaststelling van het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad en van het Handels- en ontwikkelingscomité
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds(1) („de overeenkomst”), is op 10 juni 2016 door de Europese Unie en haar lidstaten ondertekend. De overeenkomst wordt sinds 10 oktober 2016 voorlopig toegepast tussen de Unie, enerzijds, en Botswana, Lesotho, Namibië, Eswatini en Zuid-Afrika, anderzijds, en sinds 4 februari 2018 tussen de Unie en Mozambique.
Op grond van artikel 102, lid 1, van de overeenkomst heeft de Gezamenlijke Raad de bevoegdheid besluiten te nemen ten aanzien van alle onder die overeenkomst vallende aangelegenheden. Op grond van artikel 101, lid 3, punten h) en i), van de overeenkomst stelt de Gezamenlijke Raad zijn eigen reglement van orde en het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité vast.
De Gezamenlijke Raad dient tijdens zijn eerste vergadering besluiten vast te stellen met betrekking tot zijn reglement van orde en het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité.
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad, aangezien het beoogde besluit van de Gezamenlijke Raad voor de Unie bindend zal zijn.
Het standpunt van de Unie in de Gezamenlijke Raad moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie op de eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad in te nemen standpunt over zijn reglement van orde en het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Gezamenlijke Raad.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 5 februari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
G. Ciamba
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds(1) („de overeenkomst”), is op 10 juni 2016 door de Europese Unie en haar lidstaten ondertekend. De overeenkomst wordt sinds 10 oktober 2016 voorlopig toegepast tussen de Unie, enerzijds, en Botswana, Lesotho, Namibië, Eswatini en Zuid-Afrika, anderzijds, en sinds 4 februari 2018 tussen de Unie en Mozambique.
Op grond van artikel 102, lid 1, van de overeenkomst heeft de Gezamenlijke Raad de bevoegdheid besluiten te nemen ten aanzien van alle onder die overeenkomst vallende aangelegenheden. Op grond van artikel 101, lid 3, punten h) en i), van de overeenkomst stelt de Gezamenlijke Raad zijn eigen reglement van orde en het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité vast.
De Gezamenlijke Raad dient tijdens zijn eerste vergadering besluiten vast te stellen met betrekking tot zijn reglement van orde en het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité.
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad, aangezien het beoogde besluit van de Gezamenlijke Raad voor de Unie bindend zal zijn.
Het standpunt van de Unie in de Gezamenlijke Raad moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: