Home

Besluit (EU) 2019/1180 van de Raad van 8 juli 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 12 02 01 — Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten) (Voor de EER relevante tekst)

Besluit (EU) 2019/1180 van de Raad van 8 juli 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 12 02 01 — Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten) (Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

  2. Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

  3. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

  4. Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst voort te zetten in uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde EU-acties met betrekking tot de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten.

  5. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking vanaf 1 januari 2019 mogelijk te maken.

  6. Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-K. Pekonen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

  2. Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

  3. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

  4. Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst voort te zetten in uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde EU-acties met betrekking tot de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten.

  5. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking vanaf 1 januari 2019 mogelijk te maken.

  6. Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3