Home

Besluit (EU) 2019/1843 van de Raad van 24 oktober 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Voor de EER relevante tekst)

Besluit (EU) 2019/1843 van de Raad van 24 oktober 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 191, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (“de EER‐overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

  2. Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

  3. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

  4. Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER‐overeenkomst voor het optreden van de Unie uit te breiden tot Verordeningen (EU) 2018/841(3) en (EU) 2018/842(4) van het Europees Parlement en de Raad en daarmee verband houdende bepalingen uit Verordeningen (EU) 2018/1999(5) en (EU) 525/2013(6) van het Europees Parlement en de Raad en uit Uitvoeringsverordening (EU) 749/2014 van de Commissie(7).

  5. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om die uitgebreide samenwerking mogelijk te maken.

  6. Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Straatsburg, 24 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-K. Pekonen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 191, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2) (“de EER‐overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

  2. Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

  3. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

  4. Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER‐overeenkomst voor het optreden van de Unie uit te breiden tot Verordeningen (EU) 2018/841(3) en (EU) 2018/842(4) van het Europees Parlement en de Raad en daarmee verband houdende bepalingen uit Verordeningen (EU) 2018/1999(5) en (EU) 525/2013(6) van het Europees Parlement en de Raad en uit Uitvoeringsverordening (EU) 749/2014 van de Commissie(7).

  5. Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om die uitgebreide samenwerking mogelijk te maken.

  6. Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Aanhangsel

Verklaring van IJsland en Noorwegen inzake nationale plannen in verband met Besluit nr. [onderhavig besluit] van het Gemengd Comité van de EER