Home

Besluit (EU) 2019/1955 van de Raad van 21 november 2019 over het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt ten aanzien van de aanneming van een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten (“het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten”)

Besluit (EU) 2019/1955 van de Raad van 21 november 2019 over het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt ten aanzien van de aanneming van een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten (“het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“de WTO-overeenkomst”) is op 22 december 1994 door de Unie gesloten bij Besluit 94/800/EG van de Raad(1) en is op 1 januari 1995 in werking getreden.

  2. Krachtens artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst is de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (“de WTO”) bevoegd om besluiten te nemen over alle aangelegenheden die onder multilaterale handelsovereenkomsten vallen.

  3. Krachtens artikel IV, lid 2, van de WTO-overeenkomst worden de taken van de Ministeriële Conferentie in de periode tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie verricht door de Algemene Raad van de WTO.

  4. Krachtens artikel IX, lid 1, van de WTO-overeenkomst besluiten de WTO-organen over het algemeen bij consensus.

  5. In december 2013 werd tijdens de negende zitting van de Ministeriële Conferentie van de WTO een ministerieel besluit aangenomen over het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de Landbouwovereenkomst (WT/MIN (13)/39) (“het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten”), waarin het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten wordt geregeld.

  6. Overeenkomstig punt 13 van het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten wordt uiterlijk vier jaar na de vaststelling ervan begonnen met een toetsing van de werking ervan, rekening houdend met de tot dan toe opgedane ervaring. Doel van de toetsing is bij te dragen aan een continu proces van verbetering voor de benutting van tariefcontingenten.

  7. Overeenkomstig punt 13 van het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten is de Landbouwcommissie in 2018 met die toetsing begonnen. De bevindingen van de toetsing zullen in de bijeenkomst van de Algemene Raad van de WTO van december 2019 worden gepresenteerd in de vorm van een door de Landbouwcommissie uitgebracht verslag (verslag nr. G/AG/29 “Toetsing van de werking van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten” van 31 oktober 2019).

  8. Vanwege het gebrek aan consensus onder de WTO-leden over de inhoudelijke wijzigingen van het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten wordt in het verslag aanbevolen om de toetsingstermijn te verlengen tot eind 2021, zodat een consensus kan worden bereikt over de inhoudelijke wijzigingen. Voorts bevat het verslag aanbevelingen die gericht zijn op een grotere transparantie van het beheer van tariefcontingenten.

  9. In zijn bijeenkomst van december 2019 moet de Algemene Raad van de WTO worden verzocht zich te buigen over de vaststelling van de aanbevelingen in bijlage 2 bij verslag nr. G/AG/29, in de vorm van een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming tariefcontingenten.

  10. Het is dienstig het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Algemene Raad van de WTO moet worden ingenomen, aangezien het vast te stellen besluit bindend zal zijn voor de Unie.

  11. De Unie dient in de Algemene Raad van de WTO te worden vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de bijeenkomst van de Algemene Raad van de WTO van december 2019, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van de Algemene Raad van de WTO tot vaststelling van de aanbevelingen van de Landbouwcommissie zoals vervat in bijlage 2 van verslag nr. G/AG/29 van de Landbouwcommissie van 31 oktober 2019, dat aan dit besluit is gehecht.

Kleine wijzigingen van dat ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de Algemene Raad van de WTO.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 november 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

V. Skinnari

LandbouwcommissieG/AG/2931 oktober 2019TOETSING VAN DE WERKING VAN HET BESLUIT VAN BALI INZAKE HET BEHEER VAN TARIEFCONTINGENTENVERSLAG AAN DE ALGEMENE RAAD

Tijdens de negende zitting van de Ministeriële Conferentie hebben de ministers het besluit inzake het “memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de Landbouwovereenkomst” (WT/MIN (13)/39) (hierna het “besluit van Bali inzake tariefcontingenten” genoemd) aangenomen. De ministers hebben de Landbouwcommissie opgedragen de uitvoering van de verplichtingen van de leden in het kader van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten te toetsen en te monitoren, teneinde ervoor te zorgen dat de toetsing een continu proces van verbetering voor de benutting van de tariefcontingenten bevordert. De toetsing moest uiterlijk in 2017 beginnen, en er moest rekening worden gehouden met de tot dan toe opgedane ervaring(1). Met de toetsingsbesprekingen is begonnen op de vergadering van de Landbouwcommissie van oktober 2017(2). Tijdens de vergadering van februari 2018 stemde de Landbouwcommissie in met de procedure en de termijnen voor het verrichten van de toetsing zoals vervat in document G/AG/W/171(3). Overeenkomstig de overeengekomen procedure is de toetsing verricht via open, informele vergaderingen van de Landbouwcommissie die in de marge van de normale vergaderingen van de Landbouwcommissie werden gehouden(4).

De leden bespraken de toetsing in vier informele vergaderingen van de Landbouwcommissie in 2018, op 20 februari, 11 juni, 25 september en 26 november. Tijdens de informele vergadering van november werd een thematische sessie over het beheer van tariefcontingenten en onderbenutting gehouden, waaraan vertegenwoordigers van de sector deelnamen. Enkele leden hebben ook schriftelijk aan de toetsingsbesprekingen bijgedragen. Evenzo heeft het secretariaat, naar aanleiding van verzoeken van leden en overeenkomstig de procedure en de termijnen die voor het verrichten van de toetsing waren overeengekomen, een achtergrondnota(5) over het beheer en de benuttingsgraden van tariefcontingenten opgesteld om de toetsing te faciliteren. Bijlage 1 bevat een lijst van alle documenten die tot dusver bij de toetsing in aanmerking zijn genomen.

Tijdens de toetsingsbesprekingen hebben de leden de volgende thema’s naar voren geschoven: 1) doeltreffende uitvoering en follow-up van materiële verplichtingen die voortvloeien uit het besluit van Bali inzake tariefcontingenten; 2) transparantievereisten inzake tariefcontingenten; 3) het onderbenuttingsmechanisme. Hieronder staan enkele punten(6) vermeld die in het kader van elk van de drie thema’s aan de orde kwamen, onder meer tijdens de thematische besprekingen in november.

  1. Het opnieuw toewijzen van ongebruikte vergunningen binnen een tariefcontingent;

  2. Procedures voor het opnieuw toewijzen, waaronder met betrekking tot landspecifieke toewijzingen(7);

  3. Delen van ervaringen en beste praktijken met betrekking tot het verbeteren van de benutting van tariefcontingenten, waaronder het opnieuw toewijzen van tariefcontingenten in het kader van regionale handelsovereenkomsten.

  1. Tijdige en volledige kennisgevingen van tariefcontingenten;

  2. Snelle rapportage van wijzigingen in het beheer van tariefcontingenten;

  3. Consistente rapportage van benuttingsgraden door alle leden met verplichtingen op het gebied van tariefcontingenten;

  4. Geharmoniseerde kennisgevingspraktijken (bijvoorbeeld voor niet geopende tariefcontingenten of geplande tariefcontingenten zonder tariefvoordeel);

  5. Rapportage van redenen voor onderbenutting;

  6. Het delen van nationale ervaringen en beste praktijken op het gebied van het beheer van tariefcontingenten;

  7. Bijzondere en gedifferentieerde behandeling (omslachtigheid van kennisgevingsvereisten);

  8. Koppeling met kennisgevingsvereisten op het gebied van invoervergunningsprocedures;

  9. Technische bijstand van het secretariaat met het oog op een betere naleving van de kennisgevingsverplichtingen door leden.

  1. Uiteenlopende verplichtingen van leden (punt 4 van bijlage A);

  2. Bijzondere en gedifferentieerde behandeling;

  3. Mogelijk minder dan universele toepassing in de toekomst;

  4. Koppeling tussen bijlage B en punt 4 van bijlage A;

  5. Onderzoek naar de oorzaken van onderbenutting;

  6. Gericht onderzoek van onderbenutting van tariefcontingenten in bepaalde specifieke sectoren;

  7. Praktische toepasbaarheid van het onderbenuttingsmechanisme (onderzoek van de redenen, waaronder mogelijke complexiteit, waarom er nog geen beroep op is gedaan, delen van ervaringen, vereenvoudiging van procedurele vereisten);

  8. Bijhouden van de lijst van onderbenutte tariefcontingenten door het secretariaat.

Over de kwestie van de toekomstige werking van punt 4 van het onderbenuttingsmechanisme en de bijbehorende bepaling inzake bijzondere en gedifferentieerde behandeling (B&G-bepalingen), liepen de standpunten van de leden uiteen. Enkele ontwikkelingslanden waren van mening dat de B&G-bepalingen in het besluit van Bali inzake tariefcontingenten niet mogen worden afgezwakt. Enkele andere leden stelden dat de B&G-behandeling voor ontwikkelingslanden niet tot een vrijstelling mag leiden en dat de begunstigde ontwikkelingslanden verplichtingen met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten moeten aangaan die rekening houden met hun ontwikkelingsstatus.

Verschillende leden vonden dat deze toetsing zich moest beperken tot het zoeken naar een verbetering van het beheer van tariefcontingenten, om het onderscheid te maken met de onderhandelingen over markttoegang. Enkele andere leden wezen op de mogelijkheid om de kwesties in verband met tariefcontingenten aan de orde te stellen in de onderhandelingen over markttoegang.

Overeenkomstig de punten 13, 14 en 15 van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten (WT/MIN(13)/39) keurt de Landbouwcommissie tijdens zijn vergadering op 31 oktober 2019 de volgende aanbevelingen zoals vervat in bijlage 2 bij dit verslag goed voor behandeling door de Algemene Raad.

BIJLAGE 1

BIJLAGE 2