Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie(1), en met name artikel 281,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In artikel 6 van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is bepaald dat alle uitwisselingen van informatie tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten en de opslag van die informatie moeten geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. Krachtens artikel 280 van deze verordening stelt de Commissie een werkprogramma op voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen (hierna “het werkprogramma” genoemd).

  2. De Commissie heeft het eerste werkprogramma vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU van de Commissie(2) en heeft het voor de eerste keer geactualiseerd in 2016 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie(3). Het werkprogramma van 2016 moet worden geactualiseerd om rekening te houden met de nieuwe op middelen en prioriteiten gebaseerde planning voor de elektronische systemen. Er moet ook rekening worden gehouden met de wijziging van artikel 278 van Verordening (EU) nr. 952/2013 bij Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad(4) houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin Verordening (EU) nr. 952/2013 voorziet. Om een stabiele en betrouwbare planning te garanderen van de uitrol van de elektronische systemen waarin Verordening (EU) nr. 952/2013 voorziet, mag het werkprogramma in de toekomst alleen worden geactualiseerd als er nieuwe ontwikkelingen zijn. De bepaling waarin elk jaar een actualisering van het werkprogramma wordt vereist, moet daarom worden geschrapt.

  3. Het is ook nodig om bepaalde onderdelen van de verslagleggingsverplichting die de lidstaten en de Commissie is opgelegd door het nieuwe artikel 278 bis van Verordening (EU) nr. 952/2013 ter monitoring van de vorderingen bij de ontwikkeling van de elektronische systemen, nader te specificeren. Overeenkomstig lid 4 van dit artikel doen de lidstaten de Commissie twee keer per jaar een geactualiseerde tabel toekomen met de door hen geboekte vorderingen bij de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen. De tabel dient de datums voor het bereiken van bepaalde mijlpalen te bevatten en, in het geval van vertragingen of het risico op vertragingen, de mitigerende maatregelen als bedoeld in artikel 278 bis, lid 3. Het is ook nodig om de datums te specificeren waarop de lidstaten de informatie moeten sturen. Zo zal de Commissie haar verslag over de vorderingen bij de ontwikkeling van de elektronische systemen aan het eind van elk jaar kunnen opstellen en indienen bij het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten moeten de Commissie ook onmiddellijk over ingrijpende veranderingen in hun IT-planning informeren. Het is gezien de verslagleggingsverplichting in artikel 278 bis, lid 4, niet langer nodig om van de lidstaten te eisen dat zij informatie zes maanden voor de uitrol van een nieuw elektronisch systeem sturen.

  4. Het werkprogramma dient een lijst te bevatten van de elektronische systemen waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 952/2013, de voor deze systemen relevante artikelen en de datums waarop de systemen naar verwachting operationeel worden. Het werkprogramma moet een onderscheid maken tussen de elektronische systemen die de lidstaten zelf ontwikkelen (hierna “nationale systemen” genoemd) en de systemen die zij in samenwerking met de Commissie ontwikkelen (hierna de “trans-Europese systemen” genoemd). Om Verordening (EU) nr. 952/2013 ten volle doeltreffend te laten zijn, zijn al deze elektronische systemen nodig. De lijst moet worden gebaseerd op de bestaande planning voor alle IT-gerelateerde douaneprojecten (het strategische meerjarenplan voor de douane, hierna “MASP-C”(5) genoemd), die is opgesteld overeenkomstig Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad(6), en met name artikel 4 en artikel 8, lid 2, daarvan. De in het werkprogramma bedoelde elektronische systemen moeten overeenkomstig het MASP-C worden beheerd, voorbereid en ontwikkeld.

  5. Aangezien de overgangsperiode naar de volledige toepassing van Verordening (EU) nr. 952/2013 ten laatste beëindigd moet zijn in de in artikel 278 van deze verordening genoemde datums, worden in het werkprogramma de actuele datums voor de uitrol van elk van de elektronische systemen nader vastgelegd en wordt zo de einddatum van de toepassing van de specifieke overgangsmaatregelen zoals bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie(7) vastgesteld.

  6. Terwijl de lidstaten aan de hand van het werkprogramma kunnen kiezen om een trans-Europees of nationaal elektronisch systeem in een bepaalde periode (d.w.z. uitroltermijn) uit te rollen, moet uit de bijlage duidelijk blijken dat de “begindatum van de uitrol” de vroegste datum is waarop lidstaten het nieuwe elektronische systeem mogen operationaliseren, en dat de “einddatum van de uitrol” de laatste datum is waarop alle lidstaten en alle marktdeelnemers het nieuwe of geactualiseerde elektronische systeem moeten gaan gebruiken. De einddatum van de uitrol moet ook het eind zijn van de periode van de overgangsmaatregelen voor dat elektronische systeem. Deze datums moeten daarom worden vastgesteld op basis van de uiterste termijnen in artikel 278, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Deze uitroltermijnen zijn noodzakelijk om de systemen op het niveau van de Unie te implementeren, rekening houdend met de behoeften van elk systeem. Er gelden andere regels met betrekking tot de uitroltermijnen die van toepassing zijn op het douaneproject veiligheidsvereisten vóór aankomst (ICS2). In dit geval moeten alle lidstaten er klaar voor zijn om elke release van het project uit te rollen op de startdatum voor de release, en marktdeelnemers moeten met instemming van de lidstaten de mogelijkheid krijgen om binnen de uitroltermijn een verbinding te leggen met het systeem.

  7. De uitroltermijnen voor de migratie van nationale elektronische systemen moeten worden aangepast aan de nationale project- en migratieplannen van de lidstaten en er moet rekening worden gehouden met de specifieke nationale IT-omgevingen en omstandigheden. De einddatums van de uitrol van de nationale elektronische systemen moeten ook het eind zijn van de perioden van de overgangsmaatregelen voor die elektronische systemen. Deze datums moeten daarom worden vastgesteld op basis van de uiterste termijnen in artikel 278, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

  8. De lidstaten en de Commissie moeten er ook voor zorgen dat de marktdeelnemers tijdig de technische informatie ontvangen die zij nodig hebben om hun eigen elektronische systemen te actualiseren en verbinding te leggen met de nieuwe of bijgewerkte elektronische systemen waarin in Verordening (EU) nr. 952/2013 is voorzien. Er dient tussen de 12 en 24 maanden vóór de uitrol van een specifiek systeem over de wijzigingen te worden gecommuniceerd, al naargelang de omvang en aard van dat systeem. Als het gaat om kleine veranderingen kan deze periode korter zijn.

  9. De datums van de uitrol van bepaalde projecten moeten worden aangepast om te zorgen voor synchronisatie tussen het werkprogramma en het MASP-C, en om rekening te houden met de nieuwe termijnen in artikel 278 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

  10. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1 Het werkprogramma

Het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek voorziet (hierna “het werkprogramma” genoemd), zoals uiteengezet in de bijlage, wordt hierbij aangenomen.

Artikel 2 Uitvoering

1.

De Commissie en de lidstaten werken samen bij de uitvoering van het werkprogramma.

2.

De lidstaten dragen zorg voor de ontwikkeling en de uitrol van de desbetreffende elektronische systemen binnen de datums van de desbetreffende uitroltermijnen zoals vastgelegd in het werkprogramma.

3.

De in het werkprogramma gespecificeerde projecten en de voorbereiding en implementatie van de desbetreffende elektronische systemen worden beheerd in overeenstemming met het werkprogramma en het strategische meerjarenplan voor de douane.

4.

De Commissie streeft naar een gemeenschappelijke visie en overeenstemming met de lidstaten over de reikwijdte van de projecten en het ontwerp, de vereisten en de architectuur van de elektronische systemen, wanneer de projecten van het werkprogramma van start gaan. In voorkomend geval raadpleegt de Commissie ook de marktdeelnemers en houdt zij rekening met hun standpunten.

Artikel 3 Actualiseringen

Het werkprogramma wordt op gezette tijden geactualiseerd om het af te stemmen op en aan te passen aan de ontwikkelingen bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 en om rekening te houden met de concrete vorderingen bij het voorbereiden en ontwikkelen van de elektronische systemen. Dit geldt met name voor de beschikbaarheid van gezamenlijk overeengekomen specificaties en de praktische operationele lancering van de elektronische systemen.

Artikel 4 Communicatie en verslaglegging

1.

De Commissie en de lidstaten wisselen informatie uit over de planning en de voortgang bij de implementatie van elk systeem.

2.

De lidstaten dienen de nationale project- en migratieplannen en de tabel over hun vorderingen bij de ontwikkeling en uitrol van de elektronische systemen als bedoeld in artikel 278 bis, lid 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 uiterlijk op 31 januari en 30 juni van elk jaar in bij de Commissie. De plannen en de tabel bevatten de relevante informatie die nodig is voor het jaarlijkse verslag dat krachtens artikel 278 bis van Verordening (EU) nr. 952/2013 door de Commissie moet worden ingediend.

3.

De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke belangrijke actualisering van de nationale project- en migratieplannen.

4.

De lidstaten verstrekken de marktdeelnemers tijdig de technische specificaties met betrekking tot de externe communicatie van het nationale elektronische systeem.

Artikel 5 Intrekking

Artikel 6 Inwerkingtreding

BIJLAGEWerkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet