Home

Verordening (EU) 2019/1089 van de Raad van 6 juni 2019 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024)

Verordening (EU) 2019/1089 van de Raad van 6 juni 2019 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 241/2008(1) vastgesteld, waarbij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau(2) ("de overeenkomst") werd gesloten. De overeenkomst is op 15 april 2008 in werking getreden, is stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.

  2. Het vorige protocol bij de overeenkomst is op 23 november 2017 verstreken.

  3. De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhandelingen is het nieuwe protocol op 15 november 2018 geparafeerd.

  4. Overeenkomstig Besluit (EU) 2019/1088 van de Raad(3) is het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) ("het protocol") op 15 juni 2019 ondertekend.

  5. De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld voor de periode van toepassing van het protocol.

  6. Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, zal het protocol voorlopig van toepassing zijn met ingang van de ondertekening ervan. Daarom moet deze verordening van toepassing worden met ingang van diezelfde datum,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "over grote afstanden trekkende soorten" de in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 opgenomen soorten verstaan, met uitzondering van de familie van de Alopiidae, de familie van de Sphyrnidae en de volgende soorten: Cetorhinus maximus, Rhincodon typus, Carcharodon carcharias, Carcharinus falciformis en Carcharinus longimanus.

Artikel 2 Vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) worden over de lidstaten verdeeld overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van deze verordening.

Artikel 3 Demersale en kleine pelagische soorten

De vangstmogelijkheden voor de demersale en de kleine pelagische soorten worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

  1. in het eerste en het tweede jaar van toepassing van het protocol, op basis van een visserijinspanningsregeling (brutoregisterton, brt):

    1. vriestrawlers voor de garnaalvisserij:

      Spanje

      2 500 brt;

      Griekenland

      140 brt;

      Portugal

      1 060 brt;

    2. vriestrawlers voor de visvangst en voor de vangst van koppotigen:

      Spanje

      2 900 brt;

      Griekenland

      225 brt;

      Italië

      375 brt;

    3. trawlers voor kleine pelagische soorten:

      Spanje

      3 500 brt;

      Portugal

      500 brt;

      Litouwen

      5 000 brt;

      Letland

      5 000 brt;

      Polen

      1 000 brt;

  2. vanaf het derde jaar van toepassing van het protocol, op basis van een regeling waarbij vangstbeperkingen per soort (totaal toegestane vangst, TAC) worden vastgesteld:

    1. vriestrawlers voor de garnaalvisserij:

      Spanje

      1 650 ton;

      Griekenland

      100 ton;

      Portugal

      750 ton;

    2. vriestrawlers voor de visvangst:

      Spanje

      9 500 ton;

      Griekenland

      500 ton;

      Italië

      1 000 ton;

    3. vriestrawlers voor de vangst van koppotigen:

      Spanje

      1 200 ton;

      Griekenland

      150 ton;

      Italië

      150 ton;

    4. trawlers voor kleine pelagische soorten:

      Spanje

      3 900 ton;

      Portugal

      700 ton;

      Litouwen

      6 000 ton;

      Letland

      6 000 ton;

      Polen

      1 400 ton.

Artikel 4 Over grote afstanden trekkende soorten

De vangstmogelijkheden voor over grote afstanden trekkende soorten worden als volgt verdeeld:

  1. vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

    Spanje

    14 vaartuigen;

    Frankrijk

    12 vaartuigen;

    Portugal

    2 vaartuigen;

  2. vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

    Spanje

    10 vaartuigen;

    Frankrijk

    3 vaartuigen.

Artikel 5