Verordening (EU) 2019/1781 Van De Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2019/1781 Van De Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten(1), en met name artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vaststellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume in de Unie en met een significant milieueffect en een significant potentieel om door middel van het ontwerp hun milieueffect te verbeteren, zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt.
In Mededeling van de Commissie COM(2016) 773(2) (werkplan ecologisch ontwerp), die door de Commissie is vastgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG, worden de prioritaire werkzaamheden binnen het kader voor energie-etikettering en ecologisch ontwerp voor de periode 2016-2019 uiteengezet. In het werkplan ecologisch ontwerp staan de energiegerelateerde productgroepen die als prioritair moeten worden beschouwd voor de uitvoering van voorbereidende studies en de uiteindelijke vaststelling van uitvoeringsmaatregelen, alsook voor de herziening van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie(3).
De maatregelen uit het werkplan hebben een geraamd potentieel van meer dan 260 TWh aan jaarlijkse energiebesparingen in 2030, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse reductie van de broeikasgasemissies met ongeveer 100 miljoen ton in 2030. Elektromotoren zijn als productgroep opgenomen in de lijst van het werkplan, en zijn naar schatting goed voor 10 TWh aan jaarlijkse energiebesparingen in 2030.
De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 640/2009 eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren vastgesteld; in die verordening is bepaald dat de Commissie de verordening moet evalueren in het licht van de technologische vooruitgang op het gebied van zowel motoren als snelheidsvariatoren.
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 640/2009 heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 640/2009 herzien in het licht van de technologische vooruitgang en daarbij de technische, economische en milieuaspecten van elektromotoren en snelheidsvariatoren geanalyseerd. De evaluatie is uitgevoerd in nauwe samenwerking met belanghebbenden en betrokken partijen uit de Unie en derde landen. De resultaten zijn openbaar gemaakt en voorgelegd aan het overlegforum dat is opgericht bij artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG.
Uit de evaluatiestudie blijkt dat systemen met elektromotoraandrijving ongeveer de helft van de in de Unie geproduceerde elektriciteit verbruiken. In 2015 hebben elektromotoren naar schatting 1 425 TWh aan elektriciteit omgezet in mechanische energie en warmte, wat overeenkomt met een CO2-equivalent van 560 miljoen ton. Dit verbruik zal naar verwachting stijgen tot ongeveer 1 470 TWh in 2020 en ongeveer 1 500 TWh in 2030.
Uit de evaluatie blijkt ook dat snelheidsvariatoren, die helpen het toerental van de motor te controleren en de energie-efficiëntie van de motorsystemen te verbeteren, in de EU in grote hoeveelheden op de markt worden gebracht en dat, ten opzichte van alle andere fasen van de levenscyclus, het energieverbruik tijdens de gebruiksfase de grootste milieu-impact heeft. In 2015 hebben snelheidsvariatoren ongeveer 265 TWh aan elektriciteit van het net omgezet in elektriciteit met een voor de aangedreven toepassing geschikte frequentie; dit komt overeen met 105 miljoen ton aan CO2-emissies. Dit verbruik zal naar verwachting stijgen tot ongeveer 380 TWh in 2020 en ongeveer 570 TWh in 2030.
Uit de evaluatie blijkt dat Verordening (EG) nr. 640/2009 in 2020 een jaarlijkse besparing van 57 TWh zou opleveren en in 2030 een jaarlijkse besparing van 102 TWh. Aangezien de bepalingen van die verordening worden gehandhaafd, zullen deze besparingen ook in de toekomst worden gerealiseerd.
Er is veel ruimte om de energie-efficiëntie van deze motoraangedreven systemen op een kosteneffectieve manier te verbeteren. Eén manier om dit te doen is door motoren energie-efficiënter te maken, met inbegrip van motoren die niet onder Verordening (EG) nr. 640/2009 vallen, en energie-efficiënte snelheidsvariatoren te gebruiken. Dit houdt in dat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren moeten worden aangepast en dat aan snelheidsvariatoren eisen inzake ecologisch ontwerp moeten worden gesteld zodat hun volledige potentieel inzake energie-efficiëntie op een kosteneffectieve manier kan worden verwezenlijkt.
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten ook eisen inzake productinformatie omvatten zodat potentiële kopers de juiste keuze kunnen maken en de lidstaten gemakkelijker markttoezicht kunnen uitoefenen.
Veel motoren zijn geïntegreerd in andere producten. Met het oog op een maximale kostenefficiënte energiebesparing moet deze verordening op dergelijke motoren van toepassing zijn, op voorwaarde dat de efficiëntie ervan afzonderlijk kan worden getest.
Het milieuaspect van de binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende producten dat voor de toepassing van deze verordening als significant wordt beschouwd, is het energieverbruik tijdens de gebruiksfase.
Elektromotoren worden gebruikt in veel verschillende soorten producten, waaronder pompen, ventilatoren en werktuigmachines, alsook onder veel verschillende bedrijfsomstandigheden. Motoraangedreven systemen kunnen minder energie verbruiken indien motoren in verschillende snelheids- en belastingstoepassingen worden uitgerust met snelheidsvariatoren, maar ook indien deze motoren onderworpen zijn aan eigen minimumeisen inzake energie-efficiëntie. In toepassingen met een vaste snelheid (constante belasting) leidt een snelheidsvariator tot extra kosten en energieverlies. Het gebruik van een snelheidsvariator mag daarom niet worden verplicht uit hoofde van deze verordening.
Het elektriciteitsverbruik van elektromotoren en snelheidsvariatoren moet worden verbeterd door niet aan eigendomsrechten gebonden kosteneffectieve technologieën toe te passen die de totale gecombineerde kosten van de aankoop en het gebruik van deze motoren kunnen doen dalen.
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten ervoor zorgen dat de eisen inzake energie-efficiëntie voor elektromotoren en snelheidsvariatoren in de hele Unie worden gelijkgetrokken, zodat de interne markt goed kan functioneren en de milieuprestaties van deze producten erop vooruitgaan.
De fabrikanten moeten voldoende tijd hebben om hun producten zo nodig aan te passen. De timing moet zo worden bepaald dat de functies van elektromotoren of snelheidsvariatoren een zo beperkt mogelijke negatieve impact ondervinden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de potentiële kosten voor de fabrikanten, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en moet ervoor worden gezorgd dat de doelstellingen van deze verordening tijdig worden verwezenlijkt.
Door motoren die niet onder Verordening (EG) nr. 640/2009 vallen, met name kleinere en grotere motoren, alsook snelheidsvariatoren in deze verordening op te nemen en tegelijk de minimumeisen inzake energie-efficiëntie te actualiseren in overeenstemming met de internationale normen en de stand van de huidige techniek, moet de marktpenetratie van elektromotoren en snelheidsvariatoren met een verbeterd milieueffect gedurende de levenscyclus groter worden. Dit moet leiden tot naar schatting een extra netto elektriciteitsbesparing van 10 TWh per jaar en moet de netto uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 3 miljoen ton CO2-equivalent per jaar verminderen in vergelijking met de situatie bij ongewijzigd beleid.
Hoewel de milieueffecten van middenspanningsmotoren relevant zijn, bestaat er momenteel geen classificatie voor de energie-efficiëntie van elektromotoren met een nominale spanning van meer dan 1 000 V. Zodra deze classificatie is ontwikkeld, moet opnieuw worden gekeken naar de mogelijkheid om minimumeisen voor middenspanningsmotoren vast te leggen.
Hoewel de milieueffecten van onderwatermotoren relevant zijn, bestaat er momenteel geen classificatie voor de energie-efficiëntie van deze motoren. Zodra een dergelijke testnorm en classificatie zijn ontwikkeld, moet opnieuw worden gekeken naar de mogelijkheid om minimumeisen voor onderwatermotoren vast te leggen.
De mededeling van de Commissie over de circulaire economie(4) en de mededeling van de Commissie inzake het werkplan ecologisch ontwerp(5) benadrukken het belang van het gebruik van het kader inzake ecologisch ontwerp ter ondersteuning van de overgang naar een hulpbronnenefficiëntere en meer circulaire economie. Om de reparatiekosten te drukken van producten die motoren bevatten die vóór de inwerkingtreding van de verordening in de handel zijn gebracht, of om te voorkomen dat deze vroegtijdig worden afgedankt indien ze niet kunnen worden gerepareerd, moet deze verordening erin voorzien dat motoren die als reserveonderdeel worden geleverd, voor een bepaalde periode worden vrijgesteld. Dit is bedoeld om het probleem te vermijden dat zich voordoet als een niet-conforme motor niet kan worden vervangen door een conforme motor zonder onevenredige kosten voor de eindgebruiker. Indien dergelijke motoren bestemd zijn voor de reparatie van producten waarvoor in andere verordeningen inzake ecologisch ontwerp specifieke bepalingen voor de beschikbaarheid van reserveonderdelen voor motoren zijn vastgesteld, hebben dergelijke specifieke bepalingen voorrang op de bepalingen inzake reserveonderdelen van deze verordening.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld wanneer de veiligheid of de functionaliteit in het gedrang komen of er sprake is van buitensporige kosten, moeten bepaalde motoren of snelheidsvariatoren (VSD’s) worden vrijgesteld van de eisen inzake efficiëntie. Deze verordening moet niettemin betrekking hebben op dergelijke producten wat betreft de productinformatie-eisen, zoals informatie over demontage, recycling of verwijdering aan het einde van de levensduur, of andere informatie die nuttig is voor markttoezicht.
De relevante productparameters moeten worden bepaald aan de hand van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden. Bij de toepassing van die methoden moet rekening worden gehouden met de meest recente erkende methoden, waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad(6) genoemde Europese normalisatieorganisaties worden vastgesteld.
Een geschikte norm voor de vaststelling van de specifieke bedrijfsklassen S1, S3 of S6 is IEC 60034-1:2017. Geschikte normen voor de vaststelling van Ex eb-gecertificeerde motoren met verhoogde veiligheid en andere explosieveilige motoren zijn IEC/EN 60079-7:2015, IEC/EN 60079-31:2014 of IEC/EN 60079-1:2014.
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG moeten in deze verordening de toepasselijke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures worden gespecificeerd.
Dat een product aan de eisen voldoet, moet worden aangetoond wanneer het in de handel wordt gebracht of wanneer het in gebruik wordt genomen, niet op beide momenten.
Ter ondersteuning van de controles op de naleving moeten de fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers de informatie vermelden in de technische documentatie als bedoeld in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2009/125/EG, voor zover deze informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening.
Om deze verordening doeltreffender te maken en de consumenten te beschermen, moet worden verboden dat producten waarvan de prestaties in een testomgeving automatisch veranderen om de opgegeven parameters te verbeteren, op de markt worden gebracht of in gebruik worden genomen.
Om de controletests te vergemakkelijken, moeten de markttoezichtautoriteiten de mogelijkheid hebben om grotere motoren te testen in gebouwen zoals die van de fabrikant, of in die gebouwen getuige van de tests te zijn.
Naast de wettelijk bindende eisen die in deze verordening zijn vastgesteld, moeten benchmarks voor de beste beschikbare technologieën worden vastgesteld om de informatie over de milieuprestaties gedurende de levenscyclus van de producten die onder deze verordening vallen, breed beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk te maken, overeenkomstig deel 3, punt 2, van bijlage I bij Richtlijn 2009/125/EG.
Deze verordening moet worden beoordeeld om na te gaan of de bepalingen ervan passend en doeltreffend zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het moment van de evaluatie moet zo worden gekozen dat alle bepalingen zijn uitgevoerd en een impact hebben op de markt.
Verordening (EG) nr. 640/2009 moet derhalve worden ingetrokken.
De eisen inzake ecologisch ontwerp voor in ketels ingebouwde circulatiepompen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 641/2009 van de Commissie(7). Om ervoor te zorgen dat geïnstalleerde ketels met een defecte circulatiepomp tijdens de technische levensduur kunnen worden gerepareerd, moet de vrijstelling voor circulatiepompen als reserveonderdeel voor bestaande ketels worden verlengd.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp
In deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen of het in gebruik nemen van elektromotoren en snelheidsvariatoren, ook als deze in andere producten zijn ingebouwd.
Artikel 2 Toepassingsgebied
-
Deze verordening is van toepassing op de volgende producten:
-
inductiemotoren zonder borstels, commutatoren, sleepringen of elektrische verbindingen met de rotor, bestemd voor gebruik met een sinusvormige spanning van 50 Hz, 60 Hz of 50/60 Hz, die:
-
over twee, vier, zes of acht polen beschikken;
-
een nominale spanning UN van meer dan 50 V en maximaal 1 000 V hebben;
-
een nominaal uitgangsvermogen PN van minimaal 0,12 kW en maximaal 1 000 kW hebben;
-
worden beoordeeld op basis van continubedrijf, en
-
bestemd zijn voor DOL-gebruik (direct online).
-
-
snelheidsvariatoren met driefasige input die:
-
bestemd zijn voor gebruik met één motor als bedoeld onder a), binnen het bereik van 0,12 kW — 1 000 kW aan nominale output;
-
een nominale spanning van meer dan 100 V en maximaal 1 000 V AC hebben;
-
slechts één AC-uitgangsspanning hebben.
-
-
-
De eisen van deel 1 van bijlage I en van deel 2, punten 1, 2, 5 t/m 11, en 13, van bijlage I zijn niet van toepassing op de volgende motoren:
-
motoren die volledig in een product zijn geïntegreerd (bijvoorbeeld in een versnelling, een pomp, een ventilator of een compressor) en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van dat product kunnen worden getest, zelfs niet met een tijdelijk lagerschild en tijdelijke aandrijfkop; de motor moet (verbindingen zoals bouten daargelaten) gemeenschappelijke onderdelen hebben met de aangedreven eenheid (zoals een as of behuizing) en mag niet zo zijn ontworpen dat de motor volledig van de aangedreven eenheid kan worden gescheiden en onafhankelijk kan werken. Het scheidingsproces leidt ertoe dat de motor niet werkt;
-
motoren met een geïntegreerde snelheidsvariator (compacte snelheidsvariatoren) waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van de snelheidsvariator kunnen worden getest;
-
motoren met een geïntegreerde rem die een integrerend onderdeel is van de binnenmotor en bij het testen van de motorefficiëntie niet kan worden verwijderd en niet door een afzonderlijke energiebron kan worden gevoed;
-
motoren die specifiek ontworpen en bestemd zijn om uitsluitend te functioneren:
-
op een hoogte van meer dan 4 000 meter boven de zeespiegel;
-
bij een omgevingstemperatuur van meer dan 60 °C;
-
bij een maximumbedrijfstemperatuur van meer dan 400 °C;
-
bij een omgevingstemperatuur van minder dan -30 °C, of
-
wanneer de temperatuur van het koelwater bij de inlaat van het product minder dan 0 °C of meer dan 32 °C bedraagt;
-
-
motoren die specifiek ontworpen en bestemd zijn om te worden gebruikt terwijl ze volledig in een vloeistof zijn ondergedompeld;
-
motoren die specifiek geschikt zijn om de nucleaire veiligheid te garanderen in kerninstallaties, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad(8);
-
explosieveilige motoren die specifiek zijn ontworpen en gecertificeerd voor de mijnbouw, in de zin van bijlage I, punt 1, van Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad(9);
-
motoren in draadloze of op batterijen werkende apparatuur;
-
motoren in in de hand gehouden apparatuur waarvan het gewicht bij het gebruik ervan met de hand wordt ondersteund;
-
motoren in met de hand geleide mobiele apparatuur die wordt bewogen tijdens het gebruik;
-
motoren met mechanische commutatoren;
-
volledig gesloten motoren zonder ventilator (TENV);
-
motoren die vóór 1 juli 2029 in de handel zijn gebracht als substituten voor identieke in producten ingebouwde motoren die vóór 1 juli 2022 uitdrukkelijk als zodanig in de handel zijn gebracht;
-
motoren met verschillende snelheden, d.w.z. motoren met meerdere wikkelingen of een schakelbare wikkeling, die een verschillend aantal polen en snelheden bieden;
-
motoren die speciaal zijn ontworpen voor de tractie van elektrische voertuigen.
-
-
De eisen van deel 3 van bijlage I en van deel 4, punten 1, 2, 5 t/m 10, van bijlage I zijn niet van toepassing op de volgende snelheidsvariatoren:
-
snelheidsvariatoren die in een product zijn ingebouwd en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van het product kunnen worden getest, d.w.z. dat een poging daartoe ertoe zou leiden dat de snelheidsvariator of het product niet meer werkt;
-
snelheidsvariatoren die specifiek geschikt zijn om de nucleaire veiligheid te garanderen in kerninstallaties, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2009/71/Euratom;
-
regeneratieve snelheidsvariatoren;
-
snelheidsvariatoren met sinusoïdale ingangsstroom.
-
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
“elektromotor” of “motor”: een toestel dat elektrisch ingangsvermogen omzet in mechanisch uitgangsvermogen in de vorm van een rotatie met een toerental en koppel die afhangen van factoren zoals de frequentie van de voedingsspanning en het aantal polen van de motor;
-
“snelheidsvariator” (VSD): een elektronische vermogensomzetter die de frequentie en het voltage van de aan een enkele motor geleverde stroom continu aanpast om het mechanische uitgangsvermogen van de motor te regelen volgens het koppel of het toerental van de door de motor aangedreven last. Dit omvat alle aangesloten elektronica tussen het elektriciteitsnet en de motor, waaronder uitbreidingen zoals beveiligingsapparatuur, transformatoren en hulpapparatuur;
-
“energie-efficiëntie” van een motor: de verhouding tussen het mechanische uitgangsvermogen en het elektrische actieve ingangsvermogen van een motor;
-
“pool”: een noord- of zuidpool die wordt geproduceerd door het roterende magnetische veld van de motor, waarbij het totale aantal polen het basistoerental bepaalt;
-
“continubedrijf”: geschikt voor continu gebruik bij nominaal vermogen met een temperatuurstijging binnen de gespecificeerde isolatietemperatuurklasse, gespecificeerd als specifieke bedrijfsklassen S1, S3 >=80 % of S6 >=80 %, zoals in normen gedefinieerd;
-
“fase”: het type configuratie van de netspanning;
-
“netspanning”: de elektriciteitsvoorziening van het elektriciteitsnet;
-
“motor met mechanische commutatoren”: een motor waarin een mechanisch toestel de richting van de stroom omkeert;
-
“draadloze of op batterijen werkende apparatuur”: een toestel dat zijn energie haalt uit batterijen waardoor het zijn beoogde functie kan vervullen zonder aansluiting op het net;
-
“in de hand gehouden apparatuur”: een draagbaar toestel dat bedoeld is om in de hand te worden gehouden bij normaal gebruik;
-
“met de hand geleide apparatuur”: een niet voor de weg bestemd mobiel toestel dat bij normaal gebruik door de gebruiker wordt bewogen en geleid;
-
“volledig gesloten motor zonder ventilator” (TENV): een motor die is ontworpen en bestemd voor gebruik zonder ventilator, en die warmte hoofdzakelijk afvoert door middel van natuurlijke ventilatie of straling op het volledig gesloten oppervlak van de motor;
-
“regeneratieve snelheidsvariator”: een snelheidsvariator die energie uit de belasting kan terugkoppelen naar het net, d.w.z. die een faseverschuiving van 180° +/- 20° tussen de ingangsstroom en de ingangsspanning teweegbrengt wanneer de belaste motor afremt;
-
“snelheidsvariator met sinusoïdale uitgangsstroom”: een snelheidsvariator waarvan de ingangsstroom een sinusoïdale golfvorm heeft, gekenmerkt door een totaal harmonisch gehalte van minder dan 10 %;
-
“remmotor”: een motor die is uitgerust met een elektromechanische remeenheid die rechtstreeks ingrijpt op de motoras, zonder koppelingen;
-
“Ex eb-gecertificeerde motor met verhoogde veiligheid”: een motor die bestemd is voor gebruik op plaatsen met ontploffingsgevaar, met het certificaat “Ex eb”, zoals in normen gedefinieerd;
-
“andere explosieveilige motor”: een motor die bestemd is voor gebruik op plaatsen met ontploffingsgevaar, met het certificaat “Ex ec”, “Ex tb”, “Ex tc”, “Ex db” of “Ex dc”, zoals in normen gedefinieerd;
-
“testbelasting” van een snelheidsvariator: het voor het testen van de motor gebruikte elektrische apparaat dat de uitgangsstroom en de verschuivingsfactor bij uitgang cos phi bepaalt;
-
“equivalent model”: een model dat dezelfde voor de te verstrekken technische informatie relevante technische eigenschappen heeft, maar door dezelfde fabrikant, importeur, of gemachtigde vertegenwoordiger in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld als een ander model met een andere typeaanduiding;
-
“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde naam van de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger;
-
“testen met getuigen”: actief de fysieke test van het onderzochte product door een andere partij observeren om conclusies te trekken over de geldigheid van de test en de testresultaten. Het kan onder meer gaan om conclusies over de overeenstemming van de gebruikte test- en berekeningsmethoden met de toepasselijke normen en wetgeving;
-
“fabrieksacceptatietest”: een test van een besteld product waarbij de klant, voordat het product wordt aanvaard of in gebruik wordt genomen, aan de hand van testen met getuigen nagaat of het product volledig in overeenstemming is met de contractuele eisen.
Artikel 4 Eisen inzake ecologisch ontwerp
De in bijlage I vermelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van de daarin vermelde datums.