Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur(1), en met name artikel 8, lid 2,
Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 mag de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben. Per productgroep moeten specifieke criteria voor de EU-milieukeur worden vastgesteld.
In Besluit 2014/312/EU van de Commissie(2) zijn de criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle vastgesteld voor verven en vernissen voor gebruik binnens- en buitenshuis.
In het aanhangsel, punt 1, onder d), bij Besluit 2014/312/EU is een uitzondering vastgesteld voor zinkoxide (ZnO, CAS-nr. 1314-13-2), ingedeeld bij de gevaren: H400, acute aquatische toxiciteit, categorie 1, en H410, chronische aquatische toxiciteit, categorie 1, voor gebruik als stabilisator voor combinaties van droge-filmconserveringsmiddelen waarvoor zinkpyrithion (ZPT) of 1,2 benzisothiazol-3(2H)-on (BIT) nodig is tot een maximale concentratie van 0,05 %.
BIT is overeenkomstig de bijlage bij Besluit 2010/72/EU van de Commissie(3) niet goedgekeurd voor gebruik als droge-filmconserveringsmiddel. Het bovengenoemde punt 1, onder d), moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Een aantal nationale bevoegde instanties die de EU-milieukeur toekennen, heeft voorgesteld de huidige uitzondering voor zinkoxide voor gebruik als stabilisator voor conserveringsmiddelen uit te breiden tot “in-blik-conservering” en “conservering van kleurpasta’s”.
In overeenstemming met de conclusies van de geschiktheidscontrole (Refit) met betrekking tot de EU-milieukeur van 30 juni 2017 hebben de diensten van de Commissie samen met het Bureau voor de milieukeur van de EU de relevantie van deze wijziging beoordeeld om een hoge benutting van het systeem voor deze productgroep te garanderen. De publieke belanghebbenden zijn eveneens geraadpleegd.
Uit informatie van leveranciers en verffabrikanten blijkt dat ZnO wordt gebruikt voor de stabilisatie van verven en vernis in combinatie met de volgende twee conserveringsmiddelen: ZPT en BIT, die worden gebruikt om ongewenste microbiële ontwikkeling in verf te bestrijden.
ZnO fungeert als stabilisator voor verven waarin ZPT en BIT als conserveringsmiddel worden gebruikt. ZnO voorkomt de neiging van ZPT tot transchelatie met andere metaalionen, doorgaans ijzer en calcium, en het vormen van gekleurde complexen die leiden tot een ongewenste verandering van de kleur van de verf. In combinaties met BIT belet ZnO dat het van de waterfase overgaat naar de organische fase van verven (bv. het bindmiddel), waardoor de beschikbaarheid ervan in de waterfase toeneemt, waar het risico op microbiële groei groter is. Zonder ZnO zou de levensduur van de verf beperkt zijn tot enkele weken, waardoor ook de houdbaarheid ervan zou worden verminderd.
Besluit 2014/312/EU staat het gebruik van ZPT al toe voor de volgende drie functies: als in-blik-conserveringsmiddel, als conserveringsmiddel voor kleurmachines en als droge-filmconserveringsmiddel, tot een maximale concentratie van 0,05 %, en staat het gebruik van BIT toe in een concentratie van 0,05 % in het gebruiksklare eindproduct. Het lijkt daarom passend ook toe te staan dat voor dezelfde toepassingen de stabilisator ZnO wordt gebruikt.
Wanneer ZnO wordt gebruikt voor de stabilisatie van combinaties van conserveringsmiddelen voor “in-blik-conservering” of “conservering van kleurpasta’s”, wordt verwacht dat de effecten op het milieu lager zullen zijn dan wanneer het wordt gebruikt in combinaties van droge-filmconserveringsmiddelen (waarvoor reeds onder de huidige criteria een uitzondering bestaat), aangezien een gebruikelijke dosis ZPT voor de toepassing van droge-filmconservering van een verf voor gebruik buitenshuis ongeveer tienmaal hoger zou zijn dan de dosis die nodig is voor in-blik-conservering binnenshuis.
Voor alternatieven die door de fabrikanten worden gebruikt in de vorm van andere combinaties van conserveringsmiddelen die voor de stabilisatie geen ZnO nodig zouden hebben, wordt voornamelijk MIT (2-methyl-2H-isothiazool-3-on) gebruikt. Overeenkomstig artikel 3, derde alinea, van Verordening (EU) 2018/1480 van de Commissie(4) zal MIT met ingang van 1 mei 2020 echter onder meer worden ingedeeld als Skin Sens. 1A met gevarenaanduiding H317 (kan een allergische huidreactie veroorzaken). Dit zou ook voor de verven als eindproduct waarin MIT in een concentratie van 15 ppm of hoger zal worden gebruikt, leiden tot de gevarenindeling Skin Sens. 1A met gevarenaanduiding H317. Uit het huidige wetenschappelijk onderzoek blijkt dat MIT niet doeltreffend is als conserveringsmiddel wanneer het in concentraties van minder dan 15 ppm wordt gebruikt.
ZPT, BIT of combinaties ervan worden beschouwd als de andere haalbare opties ter vervanging van MIT, maar daarvoor zal het gebruik van ZnO in al zijn mogelijke toepassingen nodig zijn.
Daarom is het technisch niet haalbaar om ZnO te vervangen.
De door de belanghebbenden verstrekte gegevens tonen aan dat om een voldoende graad van stabilisatie te bereiken, tot 0,030 % ZnO nodig is voor combinaties van conserveringsmiddelen voor in-blik-conservering en conservering van kleurpasta’s die ZPT bevatten en dat 0,010-0,040 % ZnO nodig is in combinatie met BIT.
Besluit 2014/312/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,