De Unie stelt de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, Kosovo, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Tunesië en Oekraïne (hierna de “partners” of de “partnerlanden” genoemd) macrofinanciële bijstand (hierna “de macrofinanciële bijstand van de Unie” genoemd) ter beschikking voor een maximumbedrag van in totaal 3 miljard EUR, teneinde de economische stabilisatie van de partners en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van dringende betalingsbalansbehoeften van de partners die in het kader van het door het IMF ondersteunde programma zijn vastgesteld, en wordt als volgt beschikbaar gesteld:
-
180 miljoen EUR voor de Republiek Albanië;
-
250 miljoen EUR voor Bosnië en Herzegovina;
-
150 miljoen EUR voor Georgië;
-
200 miljoen EUR voor het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië;
-
100 miljoen EUR voor Kosovo;
-
100 miljoen EUR voor de Republiek Moldavië;
-
60 miljoen EUR voor Montenegro;
-
160 miljoen EUR voor de Republiek Noord-Macedonië;
-
600 miljoen EUR voor de Republiek Tunesië;
-
1,2 miljard EUR voor Oekraïne.