Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1766 van de Commissie van 25 november 2020 waarbij voor een beperkte periode wordt bepaald dat het regelgevingskader voor centrale effectenbewaarinstellingen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland gelijkwaardig is, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad
Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1766 van de Commissie van 25 november 2020 waarbij voor een beperkte periode wordt bepaald dat het regelgevingskader voor centrale effectenbewaarinstellingen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland gelijkwaardig is, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad
26.11.2020 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | L 397/26 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1766 VAN DE COMMISSIE
van 25 november 2020
waarbij voor een beperkte periode wordt bepaald dat het regelgevingskader voor centrale effectenbewaarinstellingen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland gelijkwaardig is, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), en met name artikel 25, lid 9,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) | Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Op 17 oktober 2019 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk een akkoord bereikt over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (2) (“het terugtrekkingsakkoord”), met een herzien protocol inzake Ierland/Noord-Ierland en een herziene politieke verklaring (3). Overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord en na de ratificatie ervan door het Lagerhuis in het Verenigd Koninkrijk, de aanneming ervan door het Europees Parlement en de sluiting ervan door de Raad, is het Verenigd Koninkrijk per 1 februari 2020 een derde land geworden en zal het Unierecht op 31 december 2020 ophouden van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk. |
(2) | Centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) zijn belangrijk voor de financiële markten. De vastlegging van effecten in een giraal systeem (“notariële dienst”) en het aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen (“centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen”) vergroten de transparantie en beschermen beleggers, aangezien zij de integriteit van de uitgifte van de effecten waarborgen door onrechtmatige creatie of intrekking van uitgegeven effecten te voorkomen. CSD’s exploiteren ook effectenafwikkelingssystemen, die ervoor zorgen dat effectentransacties behoorlijk en tijdig worden afgewikkeld. Die functies zijn van cruciaal belang in de posttransactionele clearing- en afwikkelingsprocessen. Effectenafwikkelingssystemen zijn ook essentieel voor het monetaire beleid, aangezien zij nauw betrokken zijn bij het aantrekken van zekerheden voor monetairbeleidtransacties. |
(3) | Vanaf 1 januari 2021 worden in het Verenigd Koninkrijk gevestigde CSD’s (“Britse CSD’s”) beschouwd als CSD’s van derde landen in de zin van Verordening (EU) nr. 909/2014. Als zodanig mogen zij geen notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen verrichten met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, tenzij zij overeenkomstig artikel 25 van die verordening door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) zijn erkend. Bij gebrek aan een dergelijke erkenning mogen uitgevende instellingen van de Unie geen gebruik maken van Britse CSD’s om notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen te verrichten met betrekking tot overdraagbare effecten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. Een dergelijke situatie kan leiden tot tijdelijke problemen voor uitgevende instellingen van de Unie om hun wettelijke verplichtingen na te komen, aangezien de diensten die Britse CSD’s verlenen met betrekking tot bedrijfseffecten en op de beurs verhandelde fondsen waarvan de uitgifte door het nationale recht van Ierland wordt beheerst (“Ierse bedrijfseffecten en ETF’s”), momenteel niet worden verleend door CSD’s die in de Unie een vergunning hebben gekregen (“CSD’s van de Unie”). Daarom is het gerechtvaardigd en in het belang van de Unie en haar lidstaten ervoor te zorgen dat Britse CSD’s na 31 december 2020 gedurende een beperkte periode diensten in de Unie mogen blijven aanbieden. |
(4) | De ESMA kan een in een derde land gevestigde CSD alleen erkennen wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld waarin wordt bepaald dat de wettelijke en toezichthoudende regelingen voor CSD’s gelijkwaardig zijn aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 neergelegde vereisten. Gezien het risico dat het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie zou terugtrekken zonder dat er een terugtrekkingsakkoord was gesloten, werd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2030 van de Commissie (4) toegestaan dat het wettelijk en toezichtskader van het Verenigd Koninkrijk gelijkwaardig is voor de periode tot en met 30 maart 2021. Als gevolg van de sluiting van het terugtrekkingsakkoord is dat uitvoeringsbesluit nooit van toepassing geworden. De CSD’s van de Unie staan reeds ver in de ontwikkeling van diensten met betrekking tot Ierse bedrijfseffecten en ETF’s, zodat uitgevende instellingen van de Unie hun posities kunnen overbrengen. Dat werk zal echter nog niet volledig zijn afgerond wanneer het Unierecht vanaf 31 december 2020 niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk. Daarom is het noodzakelijk en in het belang van de Unie en haar lidstaten dat de wettelijke en toezichthoudende regelingen voor Britse CSD’s gelijkwaardig worden verklaard aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 voor een periode van zes maanden. |
(5) | Overeenkomstig artikel 25, lid 9, van Verordening (EU) nr. 909/2014 moeten drie voorwaarden zijn vervuld om te kunnen verklaren dat de wettelijke en toezichthoudende regelingen van een derde land voor CSD’s die in dat land zijn gevestigd, gelijkwaardig zijn aan de vereisten die in die verordening zijn neergelegd. |
(6) | Ten eerste moeten de wettelijke en toezichthoudende regelingen van het derde land waarborgen dat CSD’s in dat derde land voldoen aan wettelijk bindende vereisten die daadwerkelijk gelijkwaardig zijn aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 neergelegde vereisten. Tot en met het aflopen van de overgangsperiode op 31 december 2020 moeten Britse CSD’s voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014. Op 26 juni 2018 heeft het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van Verordening (EU) nr. 909/2014 met ingang van het einde van de overgangsperiode in zijn nationale wetgeving opgenomen. |
(7) | Ten tweede moeten de wettelijke en toezichthoudende regelingen van het derde land waarborgen dat in dat derde land gevestigde CSD’s doorlopend zijn onderworpen aan efficiënt toezicht, efficiënte controle en effectieve handhaving. Tot en met het aflopen van de overgangsperiode op 31 december 2020 staan Britse CSD’s onder toezicht van de Bank of England, zoals het nationale recht van het Verenigd Koninkrijk bepaalt in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014. In het kader van de opname van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 909/2014 in het nationale recht van het Verenigd Koninkrijk zal de Bank of England na afloop van de overgangsperiode belast blijven met het toezicht op CSD’s en momenteel zijn er geen aanwijzingen dat belangrijke wijzigingen in dat toezicht te verwachten zijn. |
(8) | Ten derde moet het wettelijke kader van het derde land voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van uit hoofde van wettelijke regelingen van derde landen vergunninghoudende CSD’s. Hiervoor wordt gezorgd door de opname van de bepalingen in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 909/2014 in het nationale recht van het Verenigd Koninkrijk. Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk specifieke overgangsbepalingen ingevoerd op grond waarvan een CSD van een derde land notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen in het Verenigd Koninkrijk kan verrichten gedurende een periode van ten minste zes maanden nadat het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard dat het kader van het derde land gelijkwaardig is. |
(9) | Op grond van dit alles mag worden geconcludeerd dat de wettelijke en toezichthoudende regelingen van het Verenigd Koninkrijk die na afloop van de in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode voor Britse CSD’s zullen gaan gelden, aan de voorwaarden van artikel 25, lid 9, van Verordening (EU) nr. 909/2014 voldoen. |
(10) | Dit besluit is gebaseerd op de informatie die thans beschikbaar is over de wettelijke en toezichthoudende regelingen die vanaf 1 januari 2021 voor Britse CSD’s zullen gelden. Gezien de aankondiging van het Verenigd Koninkrijk dat bepaalde vereisten die in de toekomst in werking zullen treden in het rechtskader van de Unie, niet in de nationale wetgeving van het land zullen worden opgenomen, kunnen de wettelijke en toezichthoudende regelingen die momenteel in het Verenigd Koninkrijk van kracht zijn, slechts voor een beperkte periode als gelijkwaardig worden beschouwd. Gezien de aankondiging van het Verenigd Koninkrijk over de toekomstige divergentie op het gebied van de wettelijke en toezichthoudende regelingen die van toepassing zijn op Britse CSD’s, wordt van marktpartijen verwacht dat zij zich voorbereiden op een situatie waarin er geen verder besluit is over de gelijkwaardigheid op dat gebied. |
(11) | De sluiting van alomvattende en doeltreffende samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de Bank of England overeenkomstig artikel 25, lid 10, van Verordening (EU) nr. 909/2014 waarborgt de proactieve uitwisseling van informatie en de coördinatie van toezichtactiviteiten. Die regelingen moeten er met name voor zorgen dat de ESMA in alle situaties, met inbegrip van noodsituaties, doorlopend onmiddellijke toegang heeft tot alle informatie waar zij om vraagt. Die samenwerkingsovereenkomsten zorgen er ook voor dat de ESMA alle relevante informatie kan delen met de in artikel 25, lid 5, van Verordening (EU) nr. 909/2014 bedoelde autoriteiten, teneinde hen te raadplegen over de erkende status van Britse CSD’s of wanneer die autoriteiten die informatie nodig hebben om hun toezichthoudende taken uit te voeren. |
(12) | Van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk wordt verwacht dat zij de Unie in kennis stellen van alle wijzigingen in het wettelijk of toezichtskader van het Verenigd Koninkrijk die van invloed zijn op het verrichten van notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen in het Verenigd Koninkrijk. De Commissie zal in samenwerking met de ESMA alle in de wettelijke en toezichthoudende regelingen aangebrachte wijzigingen die van invloed zijn op de verrichting van dergelijke diensten in het Verenigd Koninkrijk, monitoren, evenals de marktontwikkelingen en de effectiviteit van de samenwerking tussen toezichthouders, met inbegrip van snelle uitwisseling van informatie tussen de ESMA en de Bank of England. De Commissie kan te allen tijde overgaan tot een herziening wanneer de betrokken ontwikkelingen haar ertoe nopen de bij dit besluit toegekende gelijkwaardigheid opnieuw te beoordelen, onder meer wanneer de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk niet daadwerkelijk samenwerken of geen doeltreffende beoordeling mogelijk maken van het risico dat Britse CSD’s voor de Unie of haar lidstaten inhouden, of wanneer de door Britse CSD’s of de Bank of England genomen maatregelen buitensporige en oneerlijke concurrentie bevorderen. |
(13) | In het belang van de Unie en haar lidstaten, en om CSD’s van de Unie de nodige tijd te geven om hun dienstenaanbod met betrekking tot Ierse bedrijfseffecten en ETF’s verder te ontwikkelen, en om uitgevende instellingen van de Unie de tijd te geven die nodig is om hun posities naar CSD’s van de Unie over te brengen, moet dit besluit zes maanden na de datum van toepassing ervan verstrijken. |
(14) | Dit besluit dient met spoed in werking te treden om uitgevende instellingen van de Unie rechtszekerheid te bieden ruim vóór het aflopen van de overgangsperiode overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord. Dit besluit moet van toepassing zijn vanaf de dag na die waarop het recht van de Unie ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk. |
(15) | De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 909/2014 worden de wettelijke en toezichthoudende regelingen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die van toepassing zijn op centrale effectenbewaarinstellingen die reeds in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zijn gevestigd en een vergunning hebben, als gelijkwaardig aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 neergelegde vereisten beschouwd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Het loopt af op 30 juni 2021.
Gedaan te Brussel, 25 november 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1)PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1.
(2) Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).
(3) Politieke verklaring waarin het kader wordt geschetst voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (PB C 34 van 31.1.2020, blz. 1).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2030 van de Commissie van 19 december 2018 waarbij voor een beperkte periode wordt bepaald dat het regelgevingskader voor centrale effectenbewaarinstellingen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland gelijkwaardig is, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 325 van, 20.12.2018, blz. 47).