Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2126 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030 overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2126 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030 overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013(1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Om de jaarlijkse emissieruimten van de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030 vast te stellen in de sectoren die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 vallen, moeten de desbetreffende berekeningen worden gemaakt op basis van de meest nauwkeurige beschikbare gegevens. Daarom worden de totale broeikasgasemissies in 2020 die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 vallen en door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad(2) aan de Commissie zijn gerapporteerd, vastgesteld na een uitgebreide beoordeling. Die beoordeling is verricht door de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013, en omvat herziene gegevens over broeikasgasemissies betreffende het jaar 2005 en de jaren 2016 tot en met 2018 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842.

  2. Gegevens van eenzelfde nauwkeurigheid als de herziene inventarisgegevens zijn vereist met betrekking tot broeikasgasemissies door vaste installaties die vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(3), waarbij een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (“het EU-ETS”) wordt vastgesteld op basis van het EU-register van geverifieerde emissies van die installaties (“het register”). Voor zover de EU-ETS-emissies van 2005 in het register niet overeenstemmen met het huidige toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG of Verordening (EU) 2018/842, worden de desbetreffende besluiten van de Commissie(4) die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2003/87/EG of Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad(5), alsmede de nationale toewijzingsplannen en de officiële briefwisseling tussen de Commissie en de respectieve lidstaten gebruikt om aanvullende emissiegegevens te verstrekken.

  3. Om ervoor te zorgen dat de vastgestelde jaarlijkse emissieruimten consistent zijn met de gerapporteerde broeikasgasemissies voor elk jaar van de periode 2021 tot en met 2030, moeten de jaarlijkse emissieruimten van de lidstaten worden berekend in CO2-equivalenten door dezelfde waarden voor het aardopwarmingsvermogen toe te passen, namelijk de waarden die zijn vastgesteld in het 5e evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering en zijn opgenomen in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1044 van de Commissie(6).

  4. Voor de berekening van de jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat voor het jaar 2030 overeenkomstig de reducties van de broeikasgasemissies van de lidstaten in 2030 in verhouding tot hun niveau van 2005, zoals vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/842, is een methode van vijf stappen van toepassing.

  5. Ten eerste wordt de waarde voor de broeikasgasemissies in 2005 bepaald. De hoeveelheid broeikasgasemissies van binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallende vaste installaties die in 2005 bestonden, wordt afgetrokken van de beoordeelde totale broeikasgasemissies voor het jaar 2005. Voor de lidstaten die sinds na 2005 aan het EU-ETS deelnemen, is de in Besluit 2013/162/EU vastgestelde hoeveelheid emissies voor 2005 van toepassing. De uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG in 2013 wordt weerspiegeld door voor 2005 de equivalente waarde te berekenen van de overeenkomstige aanpassing van de jaarlijkse emissieruimte voor 2020 overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG, zoals vastgesteld in Uitvoeringsbesluit 2013/634/EU. Zoals vereist op grond van artikel 10, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/842 weerspiegelt de berekening ook wijzigingen van het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG ten aanzien van de van de installaties die eronder vallen tussen 2005 en 2012, op dezelfde wijze als bepaald in Besluit (EU) 2017/1471.

  6. Ten tweede wordt de jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat voor het jaar 2030 berekend door het in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/842 vastgestelde percentage toe te passen op de berekende emissiewaarde voor 2005.

  7. Ten derde wordt de gemiddelde hoeveelheid binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 vallende broeikasgasemissies van elke lidstaat in de jaren 2016, 2017 en 2018 berekend door de gemiddelde hoeveelheid geverifieerde broeikasgasemissies van de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallende vaste installaties in de jaren 2016, 2017 en 2018 in de respectieve lidstaat en de CO2-emissies van de binnenlandse luchtvaart af te trekken van de gemiddelde totale beoordeelde broeikasgasemissies voor de jaren 2016, 2017 en 2018.

  8. Ten vierde worden de jaarlijkse emissieruimten voor elke lidstaat voor de jaren 2021 tot en met 2029 berekend. Die ruimten worden vastgesteld op basis van een lineair traject dat begint bij de gemiddelde hoeveelheid voor de jaren 2016, 2017 en 2018 op vijf twaalfden van de afstand van 2019 tot 2020 en eindigt met de jaarlijkse emissieruimte voor 2030. Voor Griekenland, Kroatië en Hongarije begint het lineaire traject in 2020, aangezien dit resulteert in een lagere toewijzing voor die lidstaten.

  9. Tot slot worden de resulterende waarden van de jaarlijkse emissieruimten aangepast. EU-ETS-emissierechten voor broeikasgasemissies door vaste installaties die overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG van het EU-ETS zijn uitgesloten, zoals door de lidstaten overeenkomstig dat artikel bij de Commissie aangemeld en die vanaf 2021 krachtens die richtlijn van het EU-emissieplafond zijn uitgesloten, vallen derhalve binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842. Vervolgens worden de van het plafond afgetrokken hoeveelheden opgeteld bij de jaarlijkse emissieruimten van de desbetreffende lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030. De in bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/842 gespecificeerde aanpassing wordt toegevoegd aan de jaarlijkse emissieruimte voor het jaar 2021 voor elke in die bijlage vermelde lidstaat.

  10. De totale maximumhoeveelheden voor bepaalde lidstaten na de vermindering van de EU-ETS-emissierechten die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2018/842 in aanmerking kunnen worden genomen voor de naleving door een lidstaat tussen 2021 en 2030, worden bepaald door de percentages die de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening hebben meegedeeld, toe te passen op de berekende broeikasgasemissiewaarden voor 2005.

  11. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De waarden van de broeikasgasemissies van elke lidstaat in 2005 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842 zijn van toepassing zoals bepaald in bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

De jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat voor elk jaar van de periode 2021 tot en met 2030 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842, aangepast overeenkomstig artikel 10 van die verordening, is van toepassing zoals bepaald in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

De totale hoeveelheden die op grond van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2018/842 in aanmerking kunnen worden genomen voor de naleving door een lidstaat in het kader van artikel 9 van die verordening, zijn van toepassing zoals bepaald in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

BIJLAGE IWaarden voor de broeikasgasemissies van elke lidstaat in 2005 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842

BIJLAGE IIJaarlijkse emissieruimten voor elke lidstaat voor elk jaar van de periode van 2021 tot en met 2030 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842, aangepast overeenkomstig artikel 10 van die verordening

BIJLAGE IIITotale hoeveelheden die uit hoofde van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2018/842 in aanmerking kunnen worden genomen voor de naleving door een lidstaat in het kader van artikel 9 van die verordening