Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/94 van de Commissie van 22 januari 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 wat betreft de tariefcontingenten voor pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne en tot afwijking van die uitvoeringsverordening voor het contingentjaar 2020
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/94 van de Commissie van 22 januari 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 wat betreft de tariefcontingenten voor pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne en tot afwijking van die uitvoeringsverordening voor het contingentjaar 2020
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad(1), en met name artikel 187, eerste alinea, onder a) en b),
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Besluit (EU) 2019/2145 van de Raad(2) heeft de Raad namens de Europese Unie zijn goedkeuring gehecht aan een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de handelspreferenties voor vlees van pluimvee en bereidingen daarvan, waarin wordt voorzien door de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd).
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie(3) voorziet in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne.
Volgens de overeenkomst moet de Unie het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 vastgestelde tariefcontingent voor vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee, vers, gekoeld of bevroren, en voor andere bereidingen en conserven van vlees van kalkoenen en van pluimvee van de soort Gallus domesticus van de GN-codes die onder volgnummer 09.4273 vallen, met 50 000 ton verhogen.
Het is daarom passend Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 te wijzigen om rekening te houden met de tariefcontingenthoeveelheden die op grond van de overeenkomst beschikbaar moeten worden gesteld.
De overeenkomst treedt in werking op 1 februari 2020. Voor het contingentjaar 2020 moeten de extra hoeveelheden pluimveevleesproducten die krachtens de overeenkomst voor het tariefcontingent beschikbaar moeten worden gesteld, pro rata worden berekend, rekening houdend met de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Met ingang van de contingentperiode die op 1 januari 2021 begint, moeten de jaarlijkse hoeveelheden pluimveevleesproducten waarin de overeenkomst voorziet, volledig beschikbaar zijn.
De extra contingenthoeveelheid pluimveevleesproducten die op grond van de overeenkomst aan Oekraïne wordt toegewezen, moet beschikbaar worden gesteld met ingang van 1 februari 2020, de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 wordt het aan Oekraïne toegekende contingent voor pluimveevleesproducten per kwartaal beheerd.
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 moeten de aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend in de eerste zeven dagen van de maand die aan elk kwartaal voorafgaat. Bijgevolg zal de aanvraagperiode voor de deelperiode die loopt van 1 januari tot en met 31 maart 2020, reeds verstreken zijn op de datum waarop de overeenkomst in werking treedt. Derhalve moet voor de rechten tot invoer voor de periode van 1 februari tot en met 31 maart 2020 die betrekking hebben op de op grond van de overeenkomst toegewezen extra contingenthoeveelheid, een aanvullende aanvraagperiode worden vastgesteld die de eerste zeven dagen van februari 2020 bestrijkt.
In artikel 3, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 is bepaald dat aanvragers van rechten tot invoer bij de indiening van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar moeten aantonen dat een hoeveelheid pluimveeproducten van de GN-codes 0207, 0210 99 39, 1602 31, 1602 32 of 1602 39 21 op grond van de betrokken douanebepalingen door henzelf is ingevoerd (“referentiehoeveelheid”), en dat dit bewijs betrekking moet hebben op de periode van twaalf maanden die één maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Op de datum van inwerkingtreding van deze verordening zal een dergelijk bewijs van invoer in het verleden reeds zijn ingediend door aanvragers die in december 2019 aanvragen voor rechten tot invoer hebben ingediend voor een kwart van de in december 2019 ter beschikking gestelde oorspronkelijke hoeveelheid van 19 200 ton. De jaarlijkse hoeveelheid voor het contingentjaar 2020 waarin de overeenkomst voorziet, bedraagt evenwel 65 033 ton. Bijgevolg bestaat het risico dat het bewijs van invoer in het verleden dat de aanvragers van rechten tot invoer in december 2019 hebben ingediend, geen rekening houdt met de toename van de contingenthoeveelheden waarin de overeenkomst voorziet. Daarom is het passend dat voor aanvragers die in december 2019 een bewijs van invoer in het verleden hebben ingediend, een extra periode voor de indiening van aanvullend bewijs van invoer in het verleden wordt geopend.
In artikel 3, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 is bepaald dat de totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 van die uitvoeringsverordening genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, niet groter mag zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Om een samenhangend kader voor de bij deze verordening geopende aanvullende aanvraagperiode toe te passen, moet die limiet ook gelden voor de aanvullende aanvraagperiode voor rechten tot invoer die betrekking hebben op de extra contingenthoeveelheid die op grond van de overeenkomst wordt toegewezen voor de periode van 1 februari tot en met 31 maart 2020.
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Deze verordening moet van toepassing worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Deze verordening moet derhalve met spoed in werking treden.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078
Artikel 2 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 voor het contingentjaar 2020
In afwijking van artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 wordt met betrekking tot het contingent met volgnummer 09.4273, dat is vastgesteld in bijlage I bij die uitvoeringsverordening, zoals gewijzigd bij artikel 1 van de onderhavige verordening, een extra hoeveelheid van 8 333 ton beschikbaar gesteld voor de periode van 1 februari tot en met 31 maart 2020.
In afwijking van artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 worden met betrekking tot het contingent met volgnummer 09.4273, dat is vastgesteld in bijlage I bij die uitvoeringsverordening, zoals gewijzigd bij artikel 1 van de onderhavige verordening, aanvragen voor rechten tot invoer die op de in lid 1 bedoelde extra hoeveelheid betrekking hebben, voor de periode van 1 februari tot en met 31 maart 2020 ingediend in de eerste zeven dagen van februari 2020.
In afwijking van artikel 3, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 kunnen aanvragers die in december 2019 rechten tot invoer hebben aangevraagd, aanvullend bewijs indienen van de hoeveelheid onder de GN-codes 0207, 0210 99 39, 1602 31, 1602 32 of 1602 39 21 vallende pluimveeproducten die in de periode van 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019 door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd op grond van de betrokken douanebepalingen. Dergelijk aanvullend bewijs van invoer in het verleden wordt ingediend in de eerste zeven dagen van februari 2020.
Artikel 3 In februari 2020 ingediende aanvragen voor rechten tot invoer
De totale producthoeveelheid waarvoor de aanvraag voor rechten tot invoer op grond van artikel 2, lid 2, in februari 2020 wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Voor aanvragers die overeenkomstig artikel 2, lid 3, aanvullend bewijs hebben ingediend, wordt de referentiehoeveelheid bepaald met inachtneming van dat aanvullend bewijs.
Artikel 4 Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2020.