Verordening (EU) 2020/493 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 over het systeem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO) en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad
Verordening (EU) 2020/493 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 over het systeem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO) en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 87, lid 2, punt a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
Het Europees beeldopslagsysteem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO) werd bij Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad(4) binnen het secretariaat-generaal van de Raad ingevoerd. Het FADO-systeem is in het leven geroepen om de uitwisseling van informatie over authentieke documenten en bekende vervalsingsmethodes tussen de autoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken. Het FADO-systeem voorziet in de elektronische opslag, snelle uitwisseling en validering van informatie over authentieke en fraudedocumenten. Daar het opsporen van fraudedocumenten ook van belang is voor burgers, organisaties en bedrijven, heeft het secretariaat-generaal van de Raad authentieke documenten ook beschikbaar gesteld in een openbaar register van authentieke identiteits- en reisdocumenten online (PRADO).
Aangezien het beheer van het FADO-systeem verouderd is en zou moeten worden aangepast aan het institutioneel kader dat is ingesteld bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moet Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ worden ingetrokken en vervangen door een nieuw, gemoderniseerd instrument.
Deze verordening vormt de nieuwe rechtsgrondslag die noodzakelijk is voor het beheer van het FADO-systeem.
Documentfraude kan uiteindelijk de interne veiligheid van de Unie ondermijnen. Het gebruik van het FADO-systeem als elektronisch opslagsysteem dat mogelijke herkenningspunten in zowel authentieke als fraudedocumenten beschrijft, is een belangrijk instrument voor het bestrijden van documentfraude, meer bepaald aan de buitengrenzen. Aangezien het FADO-systeem bijdraagt tot de handhaving van een hoog veiligheidsniveau in de Unie door politie, grenswachten en andere rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten te ondersteunen bij het bestrijden van documentfraude, is het FADO-systeem een belangrijk instrument voor de toepassing van het Schengenacquis.
Terwijl fraudedocumenten en identiteitsfraude vaak aan de buitengrenzen worden ontdekt, ressorteert de strijd tegen fraudedocumenten onder de politiële samenwerking. Bij fraudedocumenten kan het om pseudodocumenten, vervalste documenten of nagemaakte documenten gaan. Het gebruik van fraudedocumenten in de Unie is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Document- en identiteitsfraude omvat de vervaardiging en het gebruik van fraudedocumenten en het gebruik van authentieke documenten die op frauduleuze wijze zijn verkregen. Fraudedocumenten zijn een veelzijdig crimineel middel, aangezien zij herhaaldelijk kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van verschillende criminele activiteiten, waaronder witwassen en terrorisme. De technieken die worden gebruikt voor het vervaardigen van fraudedocumenten zijn steeds verfijnder geworden en daarom is het noodzakelijk geworden te beschikken over kwalitatief hoogwaardige informatie over mogelijke herkenningspunten, meer bepaald beveiligings- en fraudekenmerken, en deze informatie regelmatig te actualiseren.
Het FADO-systeem moet informatie bevatten over alle soorten door de lidstaten afgegeven authentieke reis-, identiteits-, verblijfsdocumenten en documenten inzake de burgerlijke staat, rijbewijzen en kentekenbewijzen, alsmede over de door de Unie afgegeven laissez-passer en over de vervalste versies van deze documenten in het bezit van de lidstaten. Het FADO-systeem moet informatie kunnen bevatten over andere gerelateerde documenten, in het bijzonder documenten die worden gebruikt ter ondersteuning van aanvragen voor officiële documenten die worden afgegeven door de lidstaten, en over de vervalste versies daarvan. Het FADO-systeem moet tevens informatie kunnen bevatten over alle soorten authentieke reis-, identiteits-, verblijfsdocumenten en documenten inzake de burgerlijke staat, rijbewijzen en kentekenbewijzen alsmede over andere gerelateerde officiële documenten, in het bijzonder documenten die worden gebruikt ter ondersteuning van aanvragen voor officiële documenten die worden uitgegeven door derde partijen zoals derde landen, territoriale entiteiten, internationale organisaties en andere aan het internationaal recht onderworpen entiteiten, en voorts informatie over vervalste versies daarvan.
Persoonsgegevens in het FADO-systeem mogen enkel worden verwerkt voor zover noodzakelijk voor de exploitatie van het FADO-systeem. Als direct gevolg van het doel waarvoor het FADO-systeem gemaakt is, dient er uitsluitend beperkte informatie met betrekking tot een geïdentificeerde of identificeerbare persoon in het FADO-systeem te worden opgeslagen. Het FADO-systeem mag slechts persoonsgegevens in de vorm van gezichtsopnamen of alfanumerieke informatie bevatten voor zover deze verband houden met beveiligingskenmerken of de methode van documentvervalsing. Deze beperkte persoonsgegevens moeten kunnen worden opgeslagen in de vorm van ofwel de verschillende elementen die in modellen van authentieke documenten voorkomen, ofwel gepseudonimiseerde gegevens in authentieke of fraudedocumenten. Het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”), waarop Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad(5) van toepassing is, moet de nodige stappen ondernemen om alle gegevens die niet noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt, te pseudonimiseren overeenkomstig het beginsel van gegevensminimalisatie. Het mag niet mogelijk zijn elementen van persoonsgegevens in het FADO-systeem te doorzoeken, en het mag evenmin mogelijk zijn om zonder aanvullende gegevens een natuurlijke persoon via het FADO-systeem te identificeren. Het FADO-systeem mag niet gebruikt worden voor het identificeren een natuurlijke persoon.
De verwerking van persoonsgegevens door lidstaten in het kader van deze verordening moet steeds in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(6) of, voor zover van toepassing, Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad(7).
De lidstaten kunnen hun eigen nationale systemen met informatie over authentieke en fraudedocumenten behouden of ontwikkelen, maar zij moeten verplicht worden het Agentschap informatie te verstrekken over authentieke documenten die zij afgeven, ook over de beveiligingskenmerken ervan, alsook over vervalste versies van dergelijke documenten die in hun bezit zijn. Het Agentschap moet die informatie in het FADO-systeem invoeren en de uniformiteit en kwaliteit van de informatie verzekeren.
De Unie verleent leden van instellingen, organen en instanties van de Unie, alsmede personeelsleden van de Unie, een laissez-passer voor werkgerelateerd gebruik overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1417/2013 van de Raad(8). De Unie dient te worden verplicht het Agentschap informatie over deze authentieke documenten en de beveiligingskenmerken ervan te verstrekken.
Aan verschillende belanghebbenden, waaronder het grote publiek, moet een verschillend niveau van toegang tot informatie worden geboden, afhankelijk van wat zij nodig hebben en van de gevoeligheid van de betrokken gegevens.
Om er zeker van te zijn dat de lidstaten een stevige greep op documentfraude hebben, moet aan de instanties van de lidstaten met bevoegdheid op het gebied van documentfraude, zoals politie-, grensbewakings- en andere rechtshandhavingsinstanties, en andere bevoegde nationale instanties, een verschillend niveau van toegang tot het FADO-systeem worden geboden, op een “need-to-know”-basis, en afhankelijk van wat zij nodig hebben. De lidstaten moeten bepalen welke bevoegde instanties toegang tot het FADO-systeem moeten krijgen, en op welk niveau. De Commissie en het Agentschap moeten ook bepalen welke van hun administratieve eenheden bevoegd zijn om toegang te krijgen tot het FADO-systeem. Het FADO-systeem moet gebruikers, afhankelijk van hun toegangsrechten, de beschikking kunnen geven over informatie betreffende ontdekte nieuwe vervalsingsmethodes alsmede over nieuwe authentieke documenten die in omloop zijn.
De afgelopen jaren heeft het Agentschap deskundigheid op het gebied van documentfraude ontwikkeld. Met deze deskundigheid moet de synergie op dit gebied derhalve worden bevorderd, hetgeen de lidstaten ten goede zal komen. Het Agentschap dient het FADO-systeem overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896 over te nemen en te exploiteren. Die overname mag geen gevolgen hebben voor partijen die reeds toegang tot het FADO-systeem hebben, te weten de Commissie, het Agentschap, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad(9), de lidstaten en het grote publiek. Nadat het Agentschap het FADO-systeem heeft overgenomen, moet het de lidstaten bijstand verlenen bij het opsporen van fraudedocumenten. Bovendien kan het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, opgericht bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad(10), het Agentschap indien nodig technische bijstand bieden overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896.
Er moet tijdens de overgangsperiode voor worden gezorgd dat het FADO-systeem volledig operationeel blijft totdat de overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de bestaande informatie naar het nieuwe systeem is overgezet. De eigendom van de bestaande gegevens moet dan worden overgedragen aan het Agentschap.
Deze verordening laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de erkenning van paspoorten, reisdocumenten, visa of andere identiteitsbewijzen onverlet.
Teneinde instellingen, organen en instanties van de Unie, niet zijnde de Commissie en het Agentschap, alsmede derde partijen, zoals derde landen, territoriale entiteiten of internationale organisaties, of particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen en andere vervoerders, toegang tot informatie in het FADO-systeem te geven, dient de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen, te worden gedelegeerd aan de Commissie als het gaat om het vaststellen van maatregelen tot verlening van beperkte toegang tot het FADO-systeem aan deze instellingen, organen en instanties van de Unie, aan derde partijen en particuliere entiteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de technische architectuur van het FADO-systeem, de vaststelling van de technische specificaties en de procedures voor het controleren en verifiëren van informatie, evenals de vaststelling van de datum van de daadwerkelijke uitvoering van het FADO-systeem door het Agentschap. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(12).
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad(13).
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(14) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG van de Raad(15).
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(16) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad(17).
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(18) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/349/EU(19).
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 46, punt d), van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(20) en heeft op 3 december 2018 advies uitgebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp en doel
Bij deze verordening wordt het FADO-systeem (False and Authentic Documents Online) ingesteld, dat informatie bevat over authentieke documenten die worden afgegeven door lidstaten, de Unie en derde partijen zoals derde landen, territoriale entiteiten, internationale organisaties en andere entiteiten die onder het internationale recht vallen, alsmede over vervalste versies daarvan.
Het FADO-systeem heeft als doel bij te dragen aan de bestrijding van document- en identiteitsfraude door het delen van informatie over de beveiligings- en mogelijke fraudekenmerken in authentieke en fraudedocumenten tussen de instanties van de lidstaten met bevoegdheid op het gebied van documentfraude.
Het FADO-systeem heeft tevens als doel bij te dragen aan de bestrijding van document- en identiteitsfraude door het delen van informatie met andere partijen, waaronder het grote publiek.
Artikel 2 Toepassingsgebied en inhoud van het FADO-systeem
Het FADO-systeem bevat informatie over reis-, identiteits-, verblijfsdocumenten en documenten inzake de burgerlijke staat, rijbewijzen en kentekenbewijzen die zijn afgegeven door lidstaten of de Unie, en vervalste versies daarvan.
Het FADO-systeem kan informatie bevatten over de in de eerste alinea bedoelde documenten die worden afgegeven door derde partijen, zoals derde landen, territoriale entiteiten, internationale organisaties en andere entiteiten die onder het internationale recht vallen, en vervalste versies daarvan.
Het FADO-systeem kan informatie bevatten over andere gerelateerde officiële documenten, in het bijzonder documenten die worden gebruikt ter ondersteuning van aanvragen voor officiële documenten die worden afgegeven door lidstaten en, indien van toepassing, door derde partijen zoals derde landen, territoriale entiteiten, internationale organisaties en andere entiteiten die onder het internationale recht vallen, en vervalste versies daarvan.
De in lid 1 bedoelde informatie bestaat uit:
informatie, met afbeeldingen, over authentieke documenten en modellen daarvan, en de beveiligingskenmerken ervan;
informatie, waaronder afbeeldingen, over fraudedocumenten (vervalste, nagemaakte of pseudodocumenten) en de fraudekenmerken ervan;
beknopte gegevens over vervalsingstechnieken;
beknopte gegevens over de beveiligingskenmerken van authentieke documenten, en
statistieken over ontdekte fraudedocumenten.
Het FADO-systeem kan ook handboeken, contactlijsten en informatie over authentieke reisdocumenten en de erkenning ervan door de lidstaten bevatten, aanbevelingen over doeltreffende manieren om specifieke vervalsingsmethoden op te sporen en andere nuttige informatie die hiermee verband houdt.
De lidstaten en de Unie verstrekken het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”) onverwijld de informatie over de in de eerste alinea van lid 1 genoemde documenten.
De lidstaten kunnen het Agentschap de informatie over de in de tweede en derde alinea van lid 1 genoemde documenten verstrekken.
Derde partijen, zoals derde landen, territoriale entiteiten, internationale organisaties en andere entiteiten die onder het internationale recht vallen, kunnen het Agentschap de informatie over de in de tweede en derde alinea van lid 1 genoemde documenten verstrekken.
Artikel 3 Verantwoordelijkheden van het Agentschap
Bij de uitvoering van zijn taken overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EU) 2019/1896 zorgt het Agentschap voor de goede en betrouwbare werking van het FADO-systeem en biedt het de bevoegde instanties van de lidstaat ondersteuning bij de opsporing van fraudedocumenten.
Het Agentschap is verantwoordelijk voor het tijdig en efficiënt invoeren van de verkregen informatie in het FADO-systeem en waarborgt de uniformiteit en kwaliteit van deze informatie.
Artikel 4 Architectuur van en toegang tot het FADO-systeem
De architectuur van het FADO-systeem biedt gebruikers op verschillende niveaus toegang tot informatie.
De Commissie en het Agentschap, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van hun taken, alsmede de instanties van de lidstaten met bevoegdheid op het gebied van documentfraude zoals de politie, de grensbewakingen andere rechtshandhavingsinstanties, alsmede andere bevoegde nationale instanties, krijgen beveiligde toegang tot het FADO-systeem, op een “need-to-know”-basis.
De architectuur van het FADO-systeem biedt het grote publiek toegang tot modellen van authentieke documenten of authentieke documenten met gepseudonimiseerde gegevens.
De volgende partijen kunnen toegang verkrijgen tot de in het FADO-systeem opgeslagen informatie:
de instellingen, organen en instanties van de Unie, niet zijnde die genoemd in lid 2;
derde partijen, zoals derde landen, territoriale entiteiten of internationale organisaties en andere entiteiten die onder het internationale recht vallen;
particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen en andere vervoerders;
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 8 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening, door maatregelen vast te stellen tot verlening van toegang aan de in lid 4 van dit artikel genoemde partijen tot in het FADO-systeem opgeslagen informatie. Bij de gedelegeerde handelingen wordt voor de in lid 4 van dit artikel vermelde partijen bepaald tot welk deel van het FADO-systeem zij toegang moeten krijgen en worden eventueel benodigde specifieke procedures en voorwaarden vastgesteld, zoals het vereiste een overeenkomst tussen het Agentschap en een derde partij of een particuliere entiteit als bedoeld in lid 4, punten b) en c), van dit artikel te sluiten.
De lidstaten bepalen welke op het gebied van documentenfraude bevoegde autoriteiten en andere bevoegde nationale instanties toegang tot het FADO-systeem krijgen, waarbij wordt aangegeven op welk niveau zij toegang moeten krijgen, en voorts stellen zij de Commissie en het Agentschap van hun keuze in kennis.
De Commissie draagt de in de eerste alinea bedoelde informatie op verzoek over aan het Europees Parlement.