Home

Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (Voor de EER relevante tekst)

Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 182, lid 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig artikel 182, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (“Horizon Europa”), dat bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad(4) is vastgesteld, worden uitgevoerd door middel van specifieke programma's waarin nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen zijn vastgesteld.

  2. Verordening (EU) 2021/695 bevat de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa, de structuur en de grote lijnen van de uit te voeren activiteiten; in dit specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa (het “specifieke programma”) moeten de specifieke operationele doelstellingen en activiteiten voor onderdelen van Horizon Europa worden omschreven. De uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) 2021/695, waaronder begrepen de uitvoeringsbepalingen inzake ethische beginselen, zijn volledig op het specifieke programma van toepassing.

  3. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het specifieke programma te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van werkprogramma's voor de uitvoering van het specifieke programma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(5).

  4. De raad van beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), ingesteld bij Besluit 96/282/Euratom van de Commissie(6), is geraadpleegd over de wetenschappelijke en technologische inhoud van het specifieke programma, voor zover die betrekking heeft op de niet-nucleaire eigen acties van het JRC.

  5. Het specifieke programma erkent dat de klimaatverandering een van de grootste mondiale en maatschappelijke uitdagingen vormt en weerspiegelt het belang van de strijd tegen de klimaatverandering overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs, aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(7) (“de Overeenkomst van Parijs”) en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SDG’s) uit te voeren. Dienovereenkomstig moet het specifieke programma bijdragen aan de integratie van klimaatacties en de verwezenlijking van de algemene doelstelling dat 30 % van de uitgaven in de Uniebegroting klimaatdoelen moet ondersteunen. Klimaatmainstreaming moet adequaat in onderzoeks- en innovatie (O&I)-inhoud worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden toegepast. Minstens 35 % van alle financiële middelen van het specifieke programma moet worden besteed aan acties met betrekking tot klimaatdoelstellingen. Desbetreffende acties moeten tijdens de voorbereiding en uitvoering van het specifieke programma worden aangewezen en in het kader van de desbetreffende beoordelingen en herzieningsprocedures opnieuw worden beoordeeld. Er moet aandacht uitgaan naar kolen- en koolstofintensieve sectoren van de Unie die zich in transitie bevinden.

  6. De acties van het specifieke programma moeten marktfalen of suboptimale investeringssituaties aanpakken, om op evenredige en transparante wijze investeringen aan te jagen, zonder dat particuliere financiering wordt overlapt of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde en een aanzienlijk publiek rendement opleveren.

  7. In het licht van de belangrijke bijdrage die O&I aan het aanpakken van uitdagingen op het gebied van levensmiddelen, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie moeten leveren en om de desbetreffende kansen inzake O&I te benutten in nauwe synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dienen desbetreffende acties in het kader van het specifieke programma voor de periode 2021-2027 te worden ondersteund met 8 952 000 000 EUR in lopende prijzen voor de cluster “Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu”.

  8. De voltooiing van de digitale eengemaakte markt en het toenemende aantal kansen dat wordt gecreëerd door de convergentie van digitale en fysieke technologieën, vereisen een verhoging van de investeringen. Horizon Europa moet aan deze inspanningen bijdragen door middel van een aanzienlijke toename van de uitgaven voor de belangrijkste digitale activiteiten op het gebied van O&I ten opzichte van het kaderprogramma Horizon 2020(8) dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad(9) (Horizon 2020). Dit moet ervoor zorgen dat Europa op digitaal gebied een koploper blijft wat wereldwijd O&I betreft.

  9. De soorten financiering en de wijzen van uitvoering in het kader van dit besluit moeten worden gekozen op basis van de mate waarin zij het mogelijk maken de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede inhouden dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen.

  10. Ter waarborging van de continuïteit van steunverlening op het betrokken beleidsterrein en opdat de uitvoering kan starten vanaf het begin van het MFK 2021-2027 moet dit besluit met spoed in werking treden en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021 van toepassing zijn.

  11. De lidstaten moeten in een vroeg stadium worden betrokken bij het vaststellen van missies.

  12. Besluit 2013/743/EU van de Raad(10) moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

Bij dit besluit wordt het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (“het specifieke programma”), zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2021/695, vastgesteld.

In dit besluit worden de operationele doelstellingen van het specifieke programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de regels voor de uitvoering van het specifieke programma en de in het kader van het specifieke programma uit te voeren activiteiten vastgelegd.

Artikel 2 Operationele doelstellingen

1.

Het specifieke programma draagt bij aan de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 3 van Verordening (EU) 2021/695.

2.

De operationele doelstellingen van het specifieke programma zijn:

  1. excellent fundamenteel en grensverleggend onderzoek stimuleren; excellentie versterken en verspreiden, onder meer door een bredere deelname in de hele Unie te stimuleren;

  2. de band versterken tussen onderzoek, innovatie en, in voorkomend geval, onderwijs- en andere beleidsmaatregelen, met inbegrip van complementariteit met onderzoek op nationaal, regionaal en uniaal niveau en met beleidsmaatregelen en activiteiten inzake O&I;

  3. de uitvoering van beleidsprioriteiten van de Unie ondersteunen, met name de SDG's en de Overeenkomst van Parijs;

  4. verantwoorde O&I bevorderen, rekening houdend met het voorzorgsbeginsel;

  5. de genderdimensie in het specifieke programma versterken;

  6. samenwerkingsverbanden vergroten voor O&I in Europa in alle sectoren en disciplines, met inbegrip van sociale wetenschappen en geesteswetenschappen;

  7. de internationale samenwerking versterken;

  8. onderzoeksinfrastructuren in de hele Europese Onderzoeksruimte (EOR) verbinden en ontwikkelen en er transnationale toegang toe verschaffen;

  9. talent aantrekken, onderzoekers en innovators opleiden en behouden in de EOR, onder andere door middel van mobiliteit;

  10. open wetenschap stimuleren en zichtbaarheid voor het publiek en open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens, inclusief passende uitzonderingen, verzekeren;

  11. het gebruik stimuleren van O&I-resultaten en actief resultaten verspreiden en benutten, met name om het effect van particuliere investeringen en beleidsontwikkeling te bevorderen;

  12. door middel van O&I-missies ambitieuze doelstellingen verwezenlijken binnen een vastgestelde termijn;

  13. de relatie en de interactie tussen wetenschap en de samenleving bevorderen, met inbegrip van de zichtbaarheid van wetenschap in de samenleving en de communicatie over wetenschap, en de betrokkenheid van burgers en eindgebruikers vergroten bij processen voor co-ontwerp en cocreatie;

  14. de industriële transformatie versnellen, onder meer door het verbeteren van vaardigheden voor innovatie;

  15. O&I-activiteiten in het midden- en kleinbedrijf (mkb) stimuleren en innoverende bedrijven, met name start-ups, mkb-ondernemingen en in uitzonderlijke gevallen kleine midcaps, oprichten en opschalen;

  16. de toegang tot risicofinanciering verbeteren, onder meer door synergieën met het InvestEU-programma dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad(11), in het bijzonder wanneer de markt geen toereikende financiering biedt.

3.

Bij het nastreven van de in lid 2 genoemde doelstellingen kan rekening worden gehouden met nieuwe en onvoorziene behoeften die tijdens de uitvoeringsperiode van het specifieke programma ontstaan. Dit kan, mits voldoende gemotiveerd, reacties omvatten op nieuwe mogelijkheden en opkomende crises en dreigingen, alsook antwoorden op behoeften in verband met de ontwikkeling van nieuw beleid van de Unie.

Artikel 3 Structuur

1.

Het specifieke programma bestaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/695 uit de volgende onderdelen:

  1. pijler I “Wetenschappelijke excellentie”, met de volgende componenten:

    1. de Europese Onderzoeksraad (ERC), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 1;

    2. de Marie Skłodowska-Curieacties (MSCA), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 2;

    3. “onderzoeksinfrastructuren”, zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 3;

  2. pijler II “Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen”, met de volgende componenten:

    1. cluster “Gezondheid”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 1;

    2. cluster “Cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 2;

    3. cluster “Civiele veiligheid voor de samenleving”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 3;

    4. cluster “Digitale wereld, industrie en ruimte”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 4;

    5. cluster “Klimaat, energie en mobiliteit”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 5;

    6. cluster “Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu”, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 6;

    7. niet-nucleaire eigen acties van het JRC, zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 7;

  3. pijler III “Innovatief Europa”, met de volgende componenten:

    1. de Europese Innovatieraad (EIC), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 1;

    2. Europese innovatie-ecosystemen, zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 2;

  4. onderdeel “Verbreding van de deelname aan en versterking van de EOR”, met de volgende componenten:

    1. verbreden van de deelname en verspreiden van excellentie, zoals beschreven in bijlage I, deel “Versterking van de EOR”, afdeling 1;

    2. hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, zoals beschreven in bijlage I, deel “Versterking van de EOR”, afdeling 2.

2.

De in het kader van de in lid 1 genoemde onderdelen uit te voeren activiteiten zijn beschreven in bijlage I.

Artikel 4 Begroting

Artikel 5 Middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie

HOOFDSTUK II Uitvoering en programmering

Artikel 6 Strategisch plan

Artikel 7 Missies

Artikel 8 Europese Onderzoeksraad

Artikel 9 Wetenschappelijke Raad van de ERC

Artikel 10 Specifieke ERC-uitvoeringsstructuur

Artikel 11 Europese Innovatieraad

Artikel 12 Het EIC-college

Artikel 13 Werkprogramma's

Artikel 14 Comitéprocedure

HOOFDSTUK III Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Intrekking

Artikel 16 Overgangsbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE IISAMENSTELLINGEN VAN HET PROGRAMMACOMITÉ

BIJLAGE III