Home

Besluit van het college van het Europees openbaar Ministerie van 11 Augustus 2021 tot wijziging en aanvulling van het reglement van orde van het EOM en het besluit inzake de permanente kamers2021/C 439/05

Besluit van het college van het Europees openbaar Ministerie van 11 Augustus 2021 tot wijziging en aanvulling van het reglement van orde van het EOM en het besluit inzake de permanente kamers2021/C 439/05

Het college van het Europees Openbaar Ministerie (EOM),

Gezien Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (hierna “de verordening” genoemd), en met name artikel 21,

Gezien het voorstel van de Europese hoofdaanklager,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Tijdens zijn buitengewone vergadering van 9 juni 2021 achtte het college het noodzakelijk specifieke regels vast te stellen voor de in artikel 28, lid 4, van de verordening bedoelde uitzonderlijke gevallen.

  2. Op verzoek van de Europese hoofdaanklager heeft een werkgroep van het college nieuwe regels ter uitvoering van artikel 28, lid 4, van de verordening uitgewerkt en deze aan de Europese hoofdaanklager voorgelegd met het oog op een voorstel voor een besluit van het college tot wijziging en aanvulling van het reglement van orde.

  3. De wijzigingen van het reglement van orde houden kleine wijzigingen in van Besluit 015/2020 van het college van het EOM van 25 november 2020 inzake de permanente kamers.

  4. Overeenkomstig artikel 70 van het reglement van orde heeft de Europese hoofdaanklager aan het college op 12 juli 2021 een gemotiveerd wijzigingsvoorstel meegedeeld.

  5. Tijdens zijn vergadering van 11 augustus 2021 heeft het college het voorstel van de Europese hoofdaanklager bestudeerd.

Heeft het volgende besluit vastgesteld:

Artikel 1 Wijzigingen en aanvullingen van het reglement van orde

Besluit 003/2020 van het college van het EOM van 12 oktober 2020 inzake het reglement van orde van het Europees Openbaar Ministerie wordt als volgt gewijzigd en aangevuld:

  1. In artikel 19 wordt lid 1 als volgt gewijzigd en aangevuld:

    “1.

    Bij het besluit inzake de permanente kamers wordt een systeem vastgesteld voor de toewijzing van zaken aan de permanente kamers. Dit systeem wordt gebaseerd op een aselecte, automatische en wisselende toewijzing van zaken aan permanente kamers, waarvan de toezichthoudende Europese aanklager geen vast lid is, overeenkomstig de volgorde waarin nieuwe zaken worden geregistreerd, en zorgt voor een gelijkmatige verdeling van de werkbelasting over de permanente kamers. De zaak wordt onmiddellijk na de registratie ervan aselect toegewezen aan een permanente kamer waarvan de toezichthoudende Europese aanklager geen vast lid is. Voor evocatiedoeleinden wordt de zaak aselect toegewezen aan een permanente kamer die een vergadering heeft gepland tussen de derde en de vijfde dag na de registratie van de zaak.”.

  2. In artikel 39 worden de leden 1 en 2 als volgt gewijzigd:

    “1.

    Alle overeenkomstig artikel 38, lid 1 van dit reglement geregistreerde informatie moet door een gedelegeerd Europese aanklager of de betrokken Europese aanklager worden gecontroleerd om vast te stellen of er voor het EOM redenen bestaan zijn bevoegdheid uit te oefenen.

    2.

    Na de melding door het casemanagementsysteem overeenkomstig artikel 38, lid 5, wijst de Europese aanklager de controle toe aan een gedelegeerd Europese aanklager. De Europese aanklager mag de controle zelf verrichten in de in artikel 28, lid 4, van de verordening bedoelde situaties. De procedure voor het toewijzen van controles wordt door de Europese aanklager vastgesteld en kan toewijzingsregels bevatten, bijvoorbeeld voor zaken waarin de informatie ambtshalve door een gedelegeerd Europese aanklager is verkregen.”.

  3. In artikel 40 worden de leden 3 tot en met 7 als volgt gewijzigd:

    “3.

    Bij de controle worden alle informatiebronnen waarover het EOM beschikt benut, evenals bronnen waarover de Europese aanklager of de betrokken gedelegeerd Europese aanklager beschikt, overeenkomstig het geldende nationale recht, met inbegrip van bronnen die hem/haar in zijn/haar nationale hoedanigheid ter beschikking plegen te staan. De Europese aanklager respectievelijk de gedelegeerd Europese aanklager kan voor de controle een beroep doen op het personeel van het EOM. Indien nodig kan het EOM met instellingen, organen of instanties van de Unie alsook met nationale autoriteiten overleggen en informatie uitwisselen, waarbij de integriteit van een eventueel toekomstig strafrechtelijk onderzoek moet worden beschermd.

    4.

    De gedelegeerd Europese aanklager of, in voorkomend geval de Europese aanklager, voltooit de controle in verband met de evocatie van een onderzoek ten minste twee dagen voor het verstrijken van de in artikel 27, lid 1, van de verordening voorgeschreven termijn. De controle in verband met het instellen van een onderzoek moet binnen twintig dagen na de toewijzing zijn voltooid.

    5.

    Wanneer de gedelegeerd Europese aanklager in gevallen waarin de controletaak aan een gedelegeerd Europese aanklager is toegewezen, de controle ten aanzien van de vraag of al dan niet een onderzoek wordt ingesteld niet binnen de voorgeschreven termijn voltooit of hij/zij laat weten daartoe binnen de gestelde termijn niet in staat te zijn, wordt de Europese aanklager daarvan in kennis gesteld en verlengt deze zo nodig de termijn of geeft deze de gedelegeerd Europese aanklager een passende instructie.

    6.

    Indien het een evocatiebesluit betreft, kan de gedelegeerd Europese aanklager of, in voorkomend geval, de Europese aanklager de Europese hoofdaanklager vragen om de termijn die nodig is voor het vaststellen van een besluit met maximaal vijf dagen te verlengen.

    7.

    Indien de Europese aanklager of betrokken gedelegeerd Europese aanklager niet binnen de termijn een besluit uitvaardigt, wordt dit beschouwd als overweging om een zaak niet te evoceren en is artikel 42 dienovereenkomstig van toepassing.”.

  4. In artikel 40 wordt na lid 7 een nieuw lid 7 bis ingevoegd, met de volgende inhoud:

    “7 bis.

    Wanneer de controle door een Europese aanklager wordt verricht, wijst hij/zij, na een voorlopige beoordeling van de informatie voor de toepassing van de artikelen 26 en 27 en artikel 28, lid 4, van de verordening, de zaak in de regel binnen 24 uur toe aan een gedelegeerd Europese aanklager om overeenkomstig de artikelen 41 of 42 van dit reglement te handelen.

    In de gevallen waarin de Europese aanklager van mening is dat aan de voorwaarden van artikel 28, lid 4, van de verordening is voldaan, gaat hij/zij onverwijld te werk overeenkomstig artikel 52, leden 1 en 2, van dit reglement. In dergelijke situaties neemt de Europese aanklager, indien hij/zij van de bevoegde permanente kamer goedkeuring heeft gekregen om zelf het onderzoek te voeren, een gemotiveerd besluit om het onderzoek in te stellen of zelf de zaak te evoceren en opent hij/zij een onderzoeksdossier overeenkomstig artikel 41, lid 1, van dit reglement. Indien geen goedkeuring wordt verleend, wijst de toezichthoudende Europese aanklager de zaak zonder onnodige vertraging toe aan een gedelegeerd Europese aanklager.”.

  5. In artikel 41 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    “1.

    Wanneer het EOM naar aanleiding van de controle besluit door instelling van een onderzoek of evocatie van een zaak zijn bevoegdheid uit te oefenen, wordt een onderzoeksdossier geopend en krijgt dit een identificatienummer toegewezen in de index van de onderzoeksdossiers (hierna “de index” genoemd). Door het casemanagementsysteem wordt automatisch een koppeling aangemaakt naar de betreffende registratie op grond van artikel 38, lid 1.”.

  6. In artikel 41 wordt de laatste alinea van lid 2 als volgt gewijzigd:

    “De in punt a), x) tot en met xv), hierboven genoemde categorieën persoonsgegevens worden alleen in de index ingevoerd voor zover dat gelet op het operationele belang en de beschikbare middelen haalbaar is. De verwijzing in de index wordt tijdens het onderzoek naar een dossier steeds bijgewerkt. Het casemanagementsysteem doet op gezette tijden een melding aan de Europese aanklager en de betrokken gedelegeerd Europese aanklager als bepaalde categorieën informatie niet in de index worden ingevoerd.”.

  7. In artikel 41 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

    “3.

    Het casemanagementsysteem doet een melding aan de toezichthoudende Europese aanklager, de permanente kamer en de Europese hoofdaanklager.”.

  8. In artikel 41 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

    “4.

    Wanneer de behandelende gedelegeerd Europese aanklager of de Europese aanklager die het onderzoek voert overeenkomstig artikel 28, lid 4, van de verordening, het met het oog op de integriteit van het onderzoek nodig oordeelt om de in artikel 25, lid 5, en artikel 26, leden 2 en 7, van de verordening bedoelde informatieplicht jegens de autoriteiten tijdelijk op te schorten, stelt hij/zij de monitorende permanente kamer daarvan onverwijld in kennis. De permanente kamer kan bezwaar aantekenen tegen dit besluit en de gedelegeerd Europese aanklager of, indien van toepassing, de Europese aanklager die het onderzoek voert overeenkomstig artikel 28, lid 4, van de verordening, opdragen onmiddellijk voortgang te maken met de desbetreffende melding.”.

  9. In artikel 42 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    “1.

    Indien de gedelegeerd Europese aanklager naar aanleiding van de controle overweegt geen onderzoek in te stellen of een zaak niet te evoceren, noteert hij/zij de redenen daarvoor in het register. De overweging wordt aan de toewijzende Europese aanklager meegedeeld en de beoordeling ervan wordt toegewezen aan de bevoegde permanente kamer.”.

  10. In artikel 43 worden de leden 1 en 2 als volgt gewijzigd:

    “1.

    Onverminderd de mogelijkheid tot nieuwe toewijzing overeenkomstig artikel 49 en zonder afbreuk te doen aan artikel 28, lid 4, van de verordening, is de gedelegeerd Europese aanklager die heeft besloten tot het instellen of evoceren van het onderzoek tevens degene die het onderzoek behandelt.

    2.

    Indien het nationale recht dat toelaat, kan de Europese aanklager een of meer gedelegeerd Europese aanklagers van dezelfde lidstaat aanwijzen die samen met de behandelende gedelegeerd Europese aanklager het onderzoek voeren. De betrokken Europese aanklager kan het onderzoek zelf voeren indien aan de voorwaarden van artikel 28, lid 4, van de verordening is voldaan.”.

  11. Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd en aangevuld:

    1.

    Wanneer de betrokken Europese aanklager, nadat het EOM overeenkomstig artikel 24 van de verordening informatie heeft geregistreerd, van mening is dat hij/zij het onderzoek zelf moet voeren, vraagt hij/zij de permanente kamer via het casemanagementsysteem om goedkeuring voordat hij/zij een gemotiveerd besluit neemt overeenkomstig artikel 28, lid 4, eerste alinea, punt a), b) of c), van de verordening.

    2.

    Het in lid 1 bedoelde verzoek bevat de redenen op grond waarvan het onderzoek door de toezichthoudende Europese aanklager dient te worden gevoerd, zodat de permanente kamer kan beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 28, lid 4, van de verordening is voldaan.

    3.

    De permanente kamer kan de betrokken Europese aanklager en, indien een gedelegeerd Europese aanklager is aangewezen, de betrokken behandelende gedelegeerd Europese aanklager om een toelichting vragen.

    4.

    Als de permanente kamer goedkeuring verleent, registreert de toezichthoudende Europese aanklager het besluit in het casemanagementsysteem, dat een melding doet aan de betrokken gedelegeerd Europese aanklager(s), indien deze eerder werd (en) aangewezen. Het besluit wordt ook aan de nationale autoriteiten meegedeeld.

    5.

    Wanneer een Europese aanklager overeenkomstig artikel 28, lid 4, punt a) of b), van de verordening een besluit heeft genomen voordat een gedelegeerd Europese aanklager is aangewezen, voert hij/zij alle taken van de gedelegeerd Europese aanklager uit.

    6.

    Wanneer een Europese aanklager zelf een onderzoek voert, is artikel 44 van overeenkomstige toepassing.”.

“Artikel 52 Onderzoeken die door de Europese aanklager worden gevoerd

1.

Wanneer de betrokken Europese aanklager, nadat het EOM overeenkomstig artikel 24 van de verordening informatie heeft geregistreerd, van mening is dat hij/zij het onderzoek zelf moet voeren, vraagt hij/zij de permanente kamer via het casemanagementsysteem om goedkeuring voordat hij/zij een gemotiveerd besluit neemt overeenkomstig artikel 28, lid 4, eerste alinea, punt a), b) of c), van de verordening.

2.

Het in lid 1 bedoelde verzoek bevat de redenen op grond waarvan het onderzoek door de toezichthoudende Europese aanklager dient te worden gevoerd, zodat de permanente kamer kan beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 28, lid 4, van de verordening is voldaan.

3.

De permanente kamer kan de betrokken Europese aanklager en, indien een gedelegeerd Europese aanklager is aangewezen, de betrokken behandelende gedelegeerd Europese aanklager om een toelichting vragen.

4.

Als de permanente kamer goedkeuring verleent, registreert de toezichthoudende Europese aanklager het besluit in het casemanagementsysteem, dat een melding doet aan de betrokken gedelegeerd Europese aanklager(s), indien deze eerder werd (en) aangewezen. Het besluit wordt ook aan de nationale autoriteiten meegedeeld.

5.

Wanneer een Europese aanklager overeenkomstig artikel 28, lid 4, punt a) of b), van de verordening een besluit heeft genomen voordat een gedelegeerd Europese aanklager is aangewezen, voert hij/zij alle taken van de gedelegeerd Europese aanklager uit.

6.

Wanneer een Europese aanklager zelf een onderzoek voert, is artikel 44 van overeenkomstige toepassing.”.

Artikel 2 Wijziging van Besluit 015/2020 van het College van het EOM inzake de permanente kamers

Artikel 4, punt a), wordt als volgt gewijzigd:

  1. bij de registratie van een zaak wordt deze door het casemanagementsysteem van het EOM aselect aan een permanente kamer toegewezen waarvan de toezichthoudend Europees aanklager geen vast lid is. Voor evocatiedoeleinden wordt de zaak onmiddellijk toegewezen aan een permanente kamer die een vergadering heeft gepland tussen de derde en de vijfde dag na de registratie van de zaak en waarvan de toezichthoudend Europees aanklager geen vast lid is;”.

Artikel 3 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

1.

Dit besluit treedt in werking op de dertigste dag na de vaststelling ervan door het college van het Europees Openbaar Ministerie (EOM).

2.

Tot de datum waarop de bij dit besluit ingevoerde wijzigingen volledig worden geïntegreerd in de technische kenmerken van het casemanagementsysteem, maar uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, kan de aselecte toewijzing van zaken aan permanente kamers handmatig geschieden door loting.