Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/601 van de Commissie van 13 april 2021 inzake een in 2022, 2023 en 2024 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/601 van de Commissie van 13 april 2021 inzake een in 2022, 2023 en 2024 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(1), en met name artikel 29, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Verordening (EG) nr. 1213/2008 van de Commissie(2) is een eerste gecoördineerd meerjarig communautair controleprogramma voor de jaren 2009, 2010 en 2011 vastgesteld. Dat programma is bij opeenvolgende verordeningen van de Commissie voortgezet. De recentste was Uitvoeringsverordening (EU) 2020/585 van de Commissie(3).

  2. Dertig tot veertig voedingsmiddelen vormen het hoofdbestanddeel van de voeding in de Unie. Omdat de toepassingen van bestrijdingsmiddelen gedurende een periode van drie jaar aanzienlijke veranderingen ondergaan, moet tijdens een reeks van driejarige cycli toezicht worden gehouden op bestrijdingsmiddelen in die voedingsmiddelen om de blootstelling van de consument en de toepassing van de wetgeving van de Unie te kunnen beoordelen.

  3. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een wetenschappelijk verslag ingediend waarin zij de opzet van het controleprogramma voor bestrijdingsmiddelen evalueert. Zij concludeerde dat een overschrijding van het maximumresidugehalte (MRL) met meer dan 1 % kan worden geschat met een foutmarge van 0,75 % door 683 monstereenheden te selecteren voor ten minste 32 verschillende levensmiddelen(4). Dat aantal monsters moet over de lidstaten worden gespreid op basis van het bevolkingsaantal, met een minimum van twaalf steekproeven per product en per jaar.

  4. De analyseresultaten van de vorige officiële bestrijdingsprogramma’s van de Unie zijn in aanmerking genomen om te waarborgen dat de door het controleprogramma bestreken bestrijdingsmiddelen representatief zijn voor de gebruikte bestrijdingsmiddelen.

  5. Op de website van de Commissie(5) zijn richtsnoeren voor analytische kwaliteitscontrole en valideringsprocedures voor de analyse van residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen en diervoeders gepubliceerd.

  6. Als andere werkzame stoffen, metabolieten en/of afbraak- of reactieproducten onder de residudefinitie van een bestrijdingsmiddel vallen, moeten die verbindingen afzonderlijk worden gerapporteerd, voor zover zij afzonderlijk zijn gemeten(6).

  7. De lidstaten, de Commissie en de EFSA zijn onderling uitvoeringsmaatregelen overeengekomen voor de informatieverstrekking door de lidstaten, zoals de standaardmonsterbeschrijving versie 2 (Standard Sample Description version 2, SSD2) en de Chemical Monitoring Reporting Guideline, voor het indienen van analyseresultaten betreffende bestrijdingsmiddelenresiduen.

  8. Voor de bemonsteringsprocedures moet Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie(7) van toepassing zijn, waarin de door de Commissie van de Codex Alimentarius aanbevolen bemonsteringsmethoden en -procedures zijn opgenomen.

  9. Uitsluitend op grond van de residudefinities van Verordening (EG) nr. 396/2005 moet worden beoordeeld of de maximumresidugehalten voor levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, vastgesteld overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie(8), artikel 7 van Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie(9) en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 van de Commissie(10), worden nageleefd.

  10. Wat betreft specifieke residumethoden, kunnen de lidstaten eventueel aan hun verplichtingen voldoen door een beroep te doen op officiële laboratoria die al over de vereiste gevalideerde methoden beschikken.

  11. De lidstaten moeten uiterlijk op 31 augustus van elk jaar de informatie met betrekking tot het vorige kalenderjaar overleggen.

  12. Om elke verwarring als gevolg van een overlapping tussen achtereenvolgende meerjarige programma’s te vermijden, moet Uitvoeringsverordening (EU) 2020/585 voor de rechtszekerheid worden ingetrokken. Zij moet echter van toepassing blijven voor in 2021 geteste monsters.

  13. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten(***********) nemen en analyseren in 2022, 2023 en 2024 monsters van de in bijlage I vermelde combinaties van producten en bestrijdingsmiddelen.

Het aantal monsters van ieder product, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, en producten die afkomstig zijn uit de biologische landbouw, wordt vastgesteld in bijlage II.

Artikel 2

1.

De te bemonsteren partij wordt aselect gekozen.

De bemonsteringsprocedure, met inbegrip van het aantal eenheden, moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2002/63/EG.

2.

Alle monsters, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters en producten die afkomstig zijn uit de biologische landbouw, worden geanalyseerd voor de in bijlage I bedoelde bestrijdingsmiddelen overeenkomstig de residudefinities van Verordening (EG) nr. 396/2005.

3.

Voor levensmiddelen voor zuigelingen en peuters worden monsters beoordeeld op het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant, rekening houdend met de MRL’s die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2006/125/EG en 2006/141/EG en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127. Indien die levensmiddelen zoals verkocht en zoals gereconstitueerd kunnen worden gebruikt, worden de resultaten vermeld op het niet-gereconstitueerde product zoals het wordt verkocht.

Artikel 3

De lidstaten verstrekken de analyseresultaten van de in 2022, 2023 en 2024 geteste monsters uiterlijk op respectievelijk 31 augustus 2023, 31 augustus 2024 en 31 augustus 2025. Die resultaten worden ingediend in het door de EFSA vastgestelde elektronische verslagleggingsformaat.

Wanneer de residudefinitie van een bestrijdingsmiddel meer dan één verbinding (werkzame stof en/of metaboliet of afbraak- of reactieproduct) omvat, melden de lidstaten de analyseresultaten overeenkomstig de volledige residudefinitie. Daarnaast worden de resultaten van alle analyten die deel uitmaken van de residudefinitie, afzonderlijk verstrekt, voor zover zij afzonderlijk zijn gemeten.

Artikel 4

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/585 wordt ingetrokken.

Voor in 2021 geteste monsters blijft zij echter van toepassing tot 1 september 2022.

Artikel 5

BIJLAGE I

BIJLAGE IIAantal in artikel 1 bedoelde monsters