Besluit (EU) 2022/392 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan
Besluit (EU) 2022/392 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Besluit (EU) 2022/314 van de Raad(1) is de Unie toegetreden tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (het “verdrag”), waarbij de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) werd opgericht.
De NPFC is verantwoordelijk voor het vaststellen van instandhoudings- en beheersmaatregelen om de doelstellingen van het verdrag te verwezenlijken. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(2) is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. In die verordening is eveneens bepaald dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie instandhoudings- en beheersmaatregelen moet nemen die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en van wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen, en visserijmethoden moet stimuleren die bijdragen tot meer selectieve visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten, en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. In die verordening is uitdrukkelijk bepaald dat de Unie die doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.
Zoals gezegd in de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 10 november 2016 getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” en in de conclusies van de Raad van 24 maart 2017 met dezelfde titel, spitsen de werkzaamheden van de Unie in die fora zich toe op het stimuleren van maatregelen die de effectiviteit van regionale organisaties voor visserijbeheer ondersteunen en vergroten en die, waar relevant, hun governance verbeteren.
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 16 januari 2018 getiteld “Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie” worden specifieke maatregelen genoemd om kunststoffen en mariene verontreiniging terug te dringen en het verlies of het achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan.
Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de NPFC moet worden ingenomen voor de periode 2022-2027, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NPFC bindend zullen zijn voor de Unie en mogelijk een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk op Verordeningen (EG) nr. 1005/2008(3) en (EG) nr. 1224/2009(4) van de Raad en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad(5).
Doordat de aard van de visbestanden in het gebied waarop het verdrag van toepassing is, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van het verdrag (het “verdragsgebied”), steeds verandert en de Unie derhalve in haar standpunt rekening moet houden met nieuwe ontwikkelingen, met inbegrip van nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de NPFC worden gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2022-2027 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) staat in bijlage I.
Artikel 2
De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de NPFC moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.
Artikel 3
Het standpunt van de Unie in bijlage I wordt uiterlijk vóór de jaarlijkse vergadering van de NPFC in 2028 beoordeeld en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.