Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/714 van de Commissie van 5 mei 2022 tot verlening van een afwijking waarbij België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland wordt toegestaan andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken te gebruiken voor de uitwisseling en opslag van informatie voor het Invoercontrolesysteem 2 met betrekking tot goederen in postzendingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 2760) (Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Griekse, de Franse, de Litouwse, de Nederlandse, de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/714 van de Commissie van 5 mei 2022 tot verlening van een afwijking waarbij België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland wordt toegestaan andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken te gebruiken voor de uitwisseling en opslag van informatie voor het Invoercontrolesysteem 2 met betrekking tot goederen in postzendingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 2760) (Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Griekse, de Franse, de Litouwse, de Nederlandse, de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie(1), en met name artikel 6, lid 4, in samenhang met artikel 8, lid 2,
Na raadpleging van het Comité douanewetboek,
Overwegende hetgeen volgt:
Artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 vereist dat alle uitwisselingen van informatie tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, alsmede de door de douanewetgeving vereiste opslag van die informatie, geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.
Artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 voorziet in de vaststelling van besluiten in uitzonderlijke gevallen om een of meer lidstaten toe te staan af te wijken van het gebruik van elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor de uitwisseling en opslag van informatie indien een dergelijke afwijking gerechtvaardigd wordt door de specifieke situatie in de verzoekende lidstaat en wordt toegestaan voor een bepaalde periode.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie(2) stelt het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (“het werkprogramma”) vast. Het werkprogramma bevat een lijst van de te ontwikkelen elektronische systemen en de data waarop die systemen naar verwachting operationeel zullen worden. Het werkprogramma specificeert de implementatie en de uitroldata van het Invoercontrolesysteem 2 (“ICS2”) overeenkomstig artikel 6, lid 1, en de artikelen 16, 46, 47 en 127 tot en met 132 van Verordening (EU) nr. 952/2013.
Overeenkomstig het werkprogramma moesten de lidstaten per 15 maart 2021 klaar zijn voor de uitrol van ICS2 om summiere aangiften bij binnenbrengen van postaanbieders en koeriersdiensten voor door de lucht vervoerde goederen te verzamelen, en moesten zij marktdeelnemers de mogelijkheid bieden verbinding te leggen met het systeem en summiere aangiften bij binnenbrengen uiterlijk op 1 oktober 2021 via dat systeem in te dienen.
Overeenkomstig artikel 127 van Verordening (EU) nr. 952/2013 en artikel 183, lid 1, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie(3) moeten in de Unie gevestigde postaanbieders vanaf 1 oktober 2021 summiere aangiften bij binnenbrengen indienen door gebruik te maken van ICS2.
Postaanbieders in de Unie die post ontvangen van postaanbieders van buiten de Unie, zijn voor de tijdige verzameling en uitwisseling van voorafgaande elektronische gegevens afhankelijk van die aanbieders om aan de verplichtingen uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 te voldoen. Postaanbieders uit bepaalde derde landen zijn technisch echter nog niet klaar om te voldoen aan de vereisten voor het verzamelen en de internationale uitwisseling van voorafgaande elektronische gegevens die op hen van toepassing zijn in het kader van het Wereldpostverdrag. Daarom kunnen zij elektronische gegevens nog steeds niet geheel of gedeeltelijk vastleggen en deze dus niet aan de in de Unie gevestigde postaanbieders meedelen. Postaanbieders in de Unie zouden in plaats daarvan de voor douaneaangiftedoeleinden verzamelde gegevens kunnen hergebruiken en die gegevens via een geautomatiseerd proces aan ICS2 kunnen doorgeven. Niet alle postaanbieders in de Unie hebben echter een dergelijk geautomatiseerd proces van hergebruik ingesteld.
Als gevolg van het ontbreken van voorafgaande elektronische gegevens, bestaande uit doorgaans in het douaneformulier opgenomen informatie met betrekking tot de aangifte vóór aankomst of vóór het laden, van bepaalde in derde landen gevestigde postaanbieders, zijn in de Unie gevestigde postaanbieders verplicht handmatig de gegevens in ICS2 in te vullen op het moment van de fysieke aankomst van postzendingen wanneer zij geen geautomatiseerd proces hebben ingesteld om de gegevens die worden verzameld voor douaneaangiftedoeleinden te hergebruiken en door te geven aan ICS2, overeenkomstig artikel 139, lid 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Wanneer een dergelijk handmatig proces betrekking heeft op een groot deel van de postzendingen, kan het de internationale posttoeleveringsketen aanzienlijk verstoren.
Ondanks de verplichting om de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen vanaf 1 oktober 2021 voor alle postzendingen elektronisch in te dienen, bedroeg (volgens de informatie die de douaneautoriteiten van België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland hebben ontvangen) het volume van de postzendingen waarvoor geen voorafgaande elektronische gegevens beschikbaar zijn om summiere aangiften bij binnenbrengen via ICS2 in te dienen, in deze lidstaten meer dan 15 % van het totale aantal postzendingen dat in de maand voorafgaand aan de datum van toepassing van dit besluit is ontvangen. Dit zorgt voor verstoringen en knelpunten in de goederenstroom die per post in die lidstaten aankomt, ondanks de voortdurende inspanningen van deze lidstaten om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de elektronische uitwisseling van ICS2-gerelateerde gegevens.
Deze uitzonderlijke omstandigheden, veroorzaakt door het gebrek aan technische paraatheid van de systemen van postaanbieders van buiten de Unie, rechtvaardigen de verzoeken om een afwijking overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013, die zijn ingediend door Bulgarije, Cyprus en Litouwen op 21 december 2021, door Nederland op 23 december 2021, door België op 5 januari 2022 en door Finland op 14 januari 2022. Dergelijke afwijkingen moeten die lidstaten toestaan tijdelijk andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken te gebruiken voor de uitwisseling en opslag van informatie met betrekking tot goederen in postzendingen waarvoor de postaanbieders van buiten de Unie geen voorafgaande elektronische gegevens aan de postaanbieders in de Unie meedelen en waarvoor de postaanbieders in de Unie de gegevens van de douaneaangiften niet kunnen hergebruiken voor het indienen van summiere aangiften bij binnenbrengen via ICS2.
Bij de uitvoering van dit besluit moeten de douaneautoriteiten van België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland de Commissie binnen één maand na de kennisgeving van het besluit in kennis stellen van de vooruitgang die hun respectieve postaanbieders hebben geboekt bij het verstrekken van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen voor postzendingen via ICS2.
Aangezien de verplichting om de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen elektronisch in te dienen voor alle postzendingen op 1 oktober 2021 in werking is getreden, moet dit besluit met terugwerkende kracht worden toegepast vanaf die datum en tot en met 30 juni 2022,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 kunnen de douaneautoriteiten van België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland hun postaanbieders toestaan summiere aangiften bij binnenbrengen voor goederen in postzendingen in te dienen met behulp van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor de uitwisseling en opslag van informatie, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
voor deze goederen zijn geen voorafgaande elektronische gegevens verstrekt door een postaanbieder die buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd en internationale diensten verricht die onder het Wereldpostverdrag vallen;
het volume van de betreffende postzendingen bedroeg meer dan 15 % van het totale aantal postzendingen dat in de maand voorafgaand aan de datum van toepassing van dit besluit is ontvangen;
wanneer de betrokken lidstaat het gebruik van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken als hierboven bedoeld toestaat, beschikt de nationale postaanbieder nog niet over de technische capaciteit om de voor de douaneaangifte voor het vrije verkeer verzamelde gegevens te hergebruiken en aan het invoercontrolesysteem (“ICS2”) mee te delen.
Artikel 2
De douaneautoriteiten van België, Bulgarije, Cyprus, Litouwen, Nederland en Finland stellen de Commissie binnen één maand na de datum van kennisgeving van dit besluit in kennis van de vooruitgang die is geboekt door hun nationale postaanbieders vanaf de datum van toepassing van dit besluit om aan de douaneautoriteiten gegevens voor summiere aangiften bij binnenbrengen te verstrekken voor goederen in postzendingen door gebruik te maken van ICS2.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Republiek Cyprus, de Republiek Litouwen, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Finland.
Het is van toepassing van 1 oktober 2021 tot en met 30 juni 2022.
Gedaan te Brussel, 5 mei 2022.
Voor de Commissie
Paolo Gentiloni
Lid van de Commissie