Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/486 van de Commissie van 21 januari 2022 houdende wijziging van de bijlagen I en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de berekeningsmethoden van uitgaven voor openbare interventie

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/486 van de Commissie van 21 januari 2022 houdende wijziging van de bijlagen I en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de berekeningsmethoden van uitgaven voor openbare interventie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008(1), en met name artikel 20, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie(2) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld die van toepassing zijn op de uitgaven voor openbare interventie in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). De bepalingen van die verordening moeten worden aangepast om er rekening mee te houden dat openbare interventie slechts occasioneel wordt gebruikt.

  2. In bijlage I, deel I, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 zijn de toepasselijke rentevoeten vastgesteld voor de financiering van uitgaven voor openbare interventie in het kader van het ELGF.

  3. Met het oog op de bepaling van die rentevoeten moeten de lidstaten de Commissie de gemiddelde rentevoet meedelen die zij tijdens een referentieperiode werkelijk hebben betaald. Indien een lidstaat geen rentekosten droeg omdat hij geen landbouwproducten in openbare opslag had, moet de Commissie de referentierentevoet vaststellen op basis van de gemiddelde referentierentevoeten. Voor lidstaten die de euro gebruiken, is de referentierentevoet de Euro Interbank Offered Rate (Euribor). Voor lidstaten die de euro niet als munt hebben, is de referentierentevoet de Interbank Offered Rate (Ibor).

  4. Gezien het afnemende aantal aan de Euribor ten grondslag liggende transacties moet de kortetermijnrente voor de euro (€STR) als terugvaltarief worden verstrekt voor gevallen waarin de Euribor niet beschikbaar is. Voor lidstaten die de euro niet als munt hebben, moet ook worden voorzien in de mogelijkheid om het terugvaltarief ter vervanging van de nationale Ibor te gebruiken.

  5. Momenteel moet de Commissie, op grond van de regels van bijlage I, deel I, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, voor elk boekjaar, een uitvoeringsverordening vaststellen waarin de rentevoet wordt vastgesteld, zelfs indien de rentevoet niet is gewijzigd en zelfs indien er geen producten in openbare opslag zijn. Met het oog op vereenvoudiging en een efficiënt gebruik van middelen moet worden bepaald dat de uitvoeringsverordening van de Commissie tot vaststelling van de rentevoet van kracht blijft tot de intrekking ervan. Zo hoeft de Commissie de rentevoet alleen te actualiseren als een interventie voor openbare opslag plaatsvindt of naar verwachting een interventieaankoop zal plaatsvinden.

  6. Bijlage III, deel I, punt 4, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bevat de regels voor de vaststelling van de voor de Unie toepasselijke forfaitaire bedragen wanneer voor een bepaald product in minder dan vier lidstaten openbare opslag plaatsvindt. Het kan echter voorkomen dat voor een bepaald product in meer dan vier lidstaten openbare opslag plaatsvindt, maar minder dan vier lidstaten hun geconstateerde kosten meedelen. Om rechtsonzekerheid bij de vaststelling van de toepasselijke forfaitaire bedragen te voorkomen, moet een bepaling worden toegevoegd voor gevallen waarin minder dan vier lidstaten hun geconstateerde kosten meedelen.

  7. In bijlage III, deel II, punt 3, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 is bepaald dat de Commissie de eerder voor een product vastgestelde forfaitaire bedragen kan handhaven wanneer geen openbare opslag heeft plaatsgevonden of in het lopende boekjaar geen openbare opslag zal plaatsvinden. Met het oog op vereenvoudiging en een efficiënt gebruik van middelen mag de vaststelling van de toepasselijke forfaitaire bedragen niet stelselmatig elk jaar plaatsvinden. In plaats daarvan moet het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van die forfaitaire bedragen van toepassing blijven totdat het wordt ingetrokken.

  8. De bijlagen I en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 906/2014 worden als volgt gewijzigd:

  1. Bijlage I, deel I, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 1 wordt vervangen door:

      Voor de berekening van uit het ELGF te vergoeden financieringskosten voor de in het kader van de aankoop van interventieproducten door de lidstaten verschafte middelen stelt de Commissie een voor de Unie uniforme rentevoet vast overeenkomstig artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Deze uniforme rentevoet komt overeen met het gemiddelde van de driemaands en twaalfmaands Euribor-rentevoeten die in een door de Commissie vast te stellen referentieperiode van zes maanden zijn geregistreerd en waaraan een gewicht van respectievelijk één derde en twee derde is toegekend. Indien de Euribor niet beschikbaar is, wordt de tijdens die referentieperiode van zes maanden geregistreerde gemiddelde €STR gebruikt.”;

    2. punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea wordt vervangen door:

        “Met het oog op de bepaling van de toe te passen rentevoeten delen de lidstaten de Commissie op haar verzoek en met inachtneming van de in dat verzoek bedoelde termijn de gemiddelde rentevoet mee die zij tijdens de in punt 1 bedoelde referentieperiode werkelijk hebben betaald. Deze mededelingen gebeuren aan de hand van het door de Commissie aan de lidstaten beschikbaar gestelde formulier.”;

      2. in de derde alinea worden de punten a) en b) vervangen door:

        1. voor lidstaten met de euro als munt, de driemaands Euribor of, indien de Euribor niet beschikbaar is, de €STR;

        2. voor lidstaten met een andere munt dan de euro, de in elke lidstaat geldende driemaands Ibor of, indien de Ibor niet beschikbaar is in de betrokken lidstaat, de rentevoet die de Ibor vervangt.”;

    3. in punt 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

      “De rentevoeten die in de op basis van artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde uitvoeringsverordening van de Commissie worden bepaald, worden afgerond tot op één decimaal.”;

    4. het volgende punt 4 wordt toegevoegd:

      1. De in punt 3, tweede alinea, bedoelde uitvoeringsverordening van de Commissie tot vaststelling van de rentevoet blijft van toepassing totdat zij wordt ingetrokken bij een nieuwe uitvoeringsverordening van de Commissie tot vaststelling van een nieuwe rentevoet.”.

  2. Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

    1. in deel I wordt punt 4 vervangen door:

      1. Indien voor een bepaald product in minder dan vier lidstaten openbare opslag plaatsvindt of minder dan vier lidstaten kosten meedelen voor een materiële verrichting in verband met een in bijlage II bedoeld product, worden de forfaitaire bedragen voor dat product vastgesteld op basis van de in de betrokken lidstaten geconstateerde kosten. Het uiteindelijke forfaitaire bedrag voor dat product mag echter niet meer dan 2 % afwijken van het eerder vastgestelde bedrag.”;

    2. in deel II wordt punt 3 vervangen door:

      1. Indien er in het betrokken boekjaar geen openbare opslag plaatsvindt, blijft het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van de forfaitaire bedragen van toepassing totdat het wordt ingetrokken bij een nieuw uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van nieuwe forfaitaire bedragen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula von der Leyen