In Verordening (EU) 2022/263 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1.De in artikel 4 opgenomen verbodsbepalingen gelden niet voor:
de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van in bijlage II vermelde goederen of technologie;
het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met in bijlage II vermelde goederen en technologie of in verband met de levering, de vervaardiging, het onderhoud en het gebruik van dergelijke goederen; of
het direct of indirect verlenen van financiering of financiële steun in verband met de in bijlage II vermelde goederen en technologie, aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de genoemde gebiedsdelen of voor gebruik in de genoemde gebiedsdelen, door:
overheidsinstanties, of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die worden gefinancierd door de Unie of haar lidstaten, op voorwaarde dat die goederen, technologie, diensten en bijstand noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen;
organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie, op voorwaarde dat die goederen, technologie, diensten en bijstand noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen;
organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn, op voorwaarde dat die goederen, technologie, diensten en bijstand noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen, of
gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, op voorwaarde dat die goederen, technologie, diensten en bijstand noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen.
2.In afwijking van artikel 4 kunnen de bevoegde autoriteiten in gevallen die niet onder lid 1 van dit artikel vallen, onder de door hen passend geachte algemene en bijzondere voorwaarden specifieke of algemene toestemmingen verlenen voor:
de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van in bijlage II vermelde goederen of technologie;
het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met in bijlage II vermelde goederen en technologie of in verband met de levering, de vervaardiging, het onderhoud en het gebruik van dergelijke goederen; of
het direct of indirect verlenen van financiering of financiële steun in verband met de in bijlage II vermelde goederen en technologie,
aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de genoemde gebiedsdelen of voor gebruik in de genoemde gebiedsdelen, op voorwaarde die goederen, technologie, diensten en bijstand noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen.
3.De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken na het verlenen van de toestemming in kennis van elke uit hoofde van lid 2 verleende toestemming.
4.Dit artikel doet geen afbreuk aan de naleving van Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad(*).
1.De in artikel 5, lid 1, opgenomen verbodsbepalingen gelden niet voor het verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten die rechtstreeks verband houden met infrastructuur in de genoemde gebiedsdelen in de in artikel 4, lid 1, bedoelde sectoren, als omschreven op basis van bijlage II, ongeacht de oorsprong van de goederen of technologie, door
overheidsinstanties, of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die worden gefinancierd door de Unie of haar lidstaten, op voorwaarde dat die bijstand en diensten noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen;
organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie, op voorwaarde dat die bijstand en diensten noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen;
organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn, op voorwaarde dat die bijstand en diensten noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen, of
gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, op voorwaarde dat die bijstand en diensten noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen.
2.In afwijking van artikel 5, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten in gevallen die niet onder lid 1 van dit artikel vallen, onder de door hen passend geachte algemene en specifieke voorwaarden specifieke of algemene toestemmingen verlenen voor het verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten die rechtstreeks verband houden met infrastructuur in de in artikel 4, lid 1, bedoelde sectoren, als omschreven op basis van bijlage II, ongeacht de oorsprong van de goederen en technologie, op voorwaarde dat die bijstand en diensten noodzakelijk zijn voor louter humanitaire doeleinden in de genoemde gebiedsdelen.
3.De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken na het verlenen van de toestemming in kennis van elke uit hoofde van lid 2 verleende toestemming.
4.Dit artikel doet geen afbreuk aan de naleving van Verordening (EU) nr. 269/2014.