Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(1), en met name artikel 30, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Richtlijn (EU) 2018/2001 wordt de rol van vrijwillige systemen uitgebreid; daartoe behoort nu certificeren dat biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria en certificeren dat hernieuwbare vloeibare en gasvormige vervoersbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof voldoen aan de respectieve broeikasgasemissiereductiecriteria. Verder kunnen vrijwillige systemen dienen om biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico van indirecte veranderingen in landgebruik te certificeren.

  2. Om vast te stellen of biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof aan de eisen van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoen, is het van cruciaal belang dat de vrijwillige systemen correct en geharmoniseerd functioneren. Daarom moeten voor alle vrijwillige systemen geldende geharmoniseerde regels worden vastgesteld, zodat rechtszekerheid wordt geboden met betrekking tot de voor marktdeelnemers en vrijwillige systemen geldende regels.

  3. Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, moeten de uitvoeringsvoorschriften evenredig zijn en beperkt blijven tot wat nodig is om ervoor te zorgen dat de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria en de andere vereisten wordt gecontroleerd op een adequate en geharmoniseerde wijze die het risico op fraude zo veel mogelijk beperkt. De uitvoeringsvoorschriften moeten daarom niet als een alomvattende norm maar als minimumvereisten worden beschouwd. De vrijwillige systemen kunnen deze regels, waar passend, aanvullen.

  4. Marktdeelnemers kunnen te allen tijde besluiten aan een ander vrijwillig systeem deel te nemen. Om te voorkomen dat een marktdeelnemer die een negatief advies heeft ontvangen op grond van een audit voor het ene systeem, onmiddellijk een aanvraag voor certificering op grond van een ander systeem indient, moet een marktdeelnemer bij alle systemen waarvoor hij een aanvraag indient, vermelden of hij in de voorgaande vijf jaar een negatief advies op grond van een audit heeft ontvangen. Dit moet ook gelden voor gevallen waarin de marktdeelnemer een nieuwe rechtspersoonlijkheid heeft maar inhoudelijk ongewijzigd is gebleven, zodat kleine of zuiver formele wijzigingen, bijvoorbeeld in de governancestructuur of de reikwijdte van de activiteiten, de nieuwe marktdeelnemer niet van die plicht ontslaan.

  5. Het massabalanssysteem is bedoeld om de administratieve lasten in verband met het aantonen van de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria te verlagen, door toe te staan dat grondstoffen worden gemengd met brandstoffen met verschillende duurzaamheidskenmerken en toe te staan dat duurzaamheidskenmerken flexibel worden toegekend aan leveringen die uit het mengsel zijn gehaald. Met het oog op de transparantie is vermenging in het massabalanssysteem mogelijk, bijvoorbeeld als grondstoffen tot dezelfde productgroep behoren. Een productgroep kan bijvoorbeeld verschillende soorten non-food cellulosemateriaal met vergelijkbare fysische en chemische kenmerken, calorische onderwaarden en/of omzettingsfactoren of de onder deel A, punt q), van bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001 vallende soorten lignocellulosisch materiaal omvatten. Voor de productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa gebruikte plantaardige oliën van eerste persing kunnen tot dezelfde productgroep behoren. Grondstoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen waarvoor verschillende regels gelden met betrekking tot hun bijdrage aan de streefcijfers voor hernieuwbare energie, mogen echter in algemene zin niet worden beschouwd als onderdeel van dezelfde productgroep, aangezien dit een risico zou vormen voor de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001, die biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen verschillend behandelt op basis van de grondstoffen waaruit zij worden geproduceerd. In het geval van gasvormige brandstoffen wordt het geïnterconnecteerde net van de EU beschouwd als één massabalanssysteem. Gasvormige brandstoffen die buiten het net of via geïsoleerde lokale distributienetten worden geproduceerd en verbruikt, moeten worden beschouwd als afzonderlijke massabalanssystemen. Verder zijn voorzorgsmaatregelen nodig om de samenhang van duurzaamheidsclaims te waarborgen als brandstoffen worden uitgevoerd naar derde landen die het massabalanssysteem niet toepassen. Daartoe moet het massabalanssysteem ook informatie bevatten over de hoeveelheden brandstoffen waarvoor geen duurzaamheidskenmerken zijn vastgesteld en worden leveringen van brandstoffen aan niet-gecertificeerde marktdeelnemers in het massabalanssysteem in aanmerking genomen, op basis van de fysieke aard van de geleverde brandstoffen.

  6. Bij de voorbereiding van de eerste audit ter plaatse en tijdens daaropvolgende toezichts- of hercertificeringsaudits moet de auditor het algemene risicoprofiel van de marktdeelnemers passend analyseren. Op basis van de vakkennis van de auditor en de door de marktdeelnemer verstrekte informatie moet deze analyse niet alleen het risiconiveau van de specifieke marktdeelnemer, maar ook de toeleveringsketen in aanmerking nemen (bijvoorbeeld voor marktdeelnemers die de in bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001 vermelde materialen verwerken). De diepgang en/of de omvang van de audit moeten worden aangepast aan het vastgestelde algehele risiconiveau om een adequaat niveau van vertrouwen in de waarheidsgetrouwheid van de door de marktdeelnemers verstrekte informatie te waarborgen en de risico’s van materiële onjuistheden te mitigeren.

  7. Bij groepsaudits, waarbij audits ter plaatse worden vervangen door administratieve audits, moeten vrijwillige systemen en certificeringsinstanties waarborgen dat die audits dezelfde mate van zekerheid kunnen bieden als een audit ter plaatse (bijvoorbeeld via de beschikbaarheid van hoogwaardige satellietbeelden en gegevens over beschermde gebieden en veengebieden die informatie verschaffen over de relevante tijdshorizon).

  8. In Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie(2) wordt onderkend dat onder bepaalde omstandigheden het effect van indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC) van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen waarvan in het algemeen wordt aangenomen dat het ILUC-risico hoog is, kan worden voorkomen. Met het oog op een gelijk speelveld bij de uitvoering van het proces tot certificering van een laag ILUC-risico voor alle vrijwillige systemen, moeten specifieke eisen worden vastgesteld om de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag ILUC-risico mogelijk te maken. Gecertificeerde biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen met een laag ILUC-risico moeten worden vrijgesteld van de limiet en de geleidelijke vermindering die zijn vastgesteld voor uit voedsel- en voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een hoog ILUC-risico, op voorwaarde dat zij voldoen aan de in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria.

  9. Marktdeelnemers die een aanvraag voor certificering van een laag ILUC-risico indienen, kunnen via een vrijwillig systeem al een certificering voor andere aspecten hebben verkregen, of kunnen een aanvraag voor certificering van een laag ILUC-risico indienen op hetzelfde moment als een aanvraag voor een certificering voor andere aspecten die onder een vrijwillig systeem kunnen vallen. Een aanvrager kan een landbouwbedrijf of een groep landbouwers zijn, of een eerste verzamelpunt of een groepsbeheerder die namens een groep landbouwers optreedt. Indien maatregelen worden toegepast op vaste gewassen, kan het begin van de geldigheidsperiode van tien jaar voor certificering van een laag ILUC-risico worden uitgesteld vanwege het tijdsverloop tussen de uitvoering van de maatregel en de waargenomen toename van de opbrengst.

  10. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 34, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001 ingestelde Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I INLEIDING

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld om te waarborgen dat efficiënt en geharmoniseerd wordt gecontroleerd of marktdeelnemers:

  1. de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001 naleven;

  2. accurate gegevens over broeikasgasemissiereductie verstrekken voor de toepassing van artikel 25, lid 2, en artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  3. de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 vastgestelde criteria voor de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag ILUC-risico naleven.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “vrijwillig systeem”: een organisatie die certificeert dat marktdeelnemers de criteria en voorschriften met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de in Richtlijn (EU) 2018/2001 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 vastgestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria naleven;

  2. “erkend vrijwillig systeem”: een overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001 erkend vrijwillig systeem;

  3. “erkend nationaal systeem”: een overeenkomstig artikel 30, lid 6, van Richtlijn (EU) 2018/2001 erkend nationaal systeem;

  4. “certificaat”: een conformiteitsverklaring van een certificeringsorgaan in het kader van een vrijwillig systeem, waarin wordt bevestigd dat een marktdeelnemer aan de eisen van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoet;

  5. “geschorst certificaat”: een wegens een door het certificeringsorgaan vastgestelde non-conformiteit of op vrijwillig verzoek van de marktdeelnemer tijdelijk ongeldig verklaard certificaat;

  6. “ingetrokken certificaat”: een door het certificeringsorgaan of het vrijwillig systeem permanent ingetrokken certificaat;

  7. “geannuleerd certificaat”: een certificering die vrijwillig is geannuleerd terwijl die nog geldig is;

  8. “verlopen certificaat”: een certificaat dat niet langer geldig is;

  9. “duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken”: de informatie over een levering grondstoffen of brandstoffen die nodig is om aan te tonen dat die levering voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen of de broeikasgasemissiereductievereisten voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof;

  10. “menging van grondstoffen met het oog op verdere verwerking”: de fysieke menging van grondstoffen met als enig doel de productie van biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen;

  11. “marktdeelnemer”: een producent van grondstoffen, een inzamelaar van afvalstoffen en residuen, een beheerder van installaties voor de verwerking van grondstoffen tot uiteindelijke brandstoffen of tussenproducten, een beheerder van installaties voor de productie van energie (elektriciteit, verwarming of koeling), of enige andere beheerder, onder meer van opslaginstallaties, of handelaren die fysieke grondstoffen of brandstoffen bezitten, mits zij informatie verwerken over de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken van die grondstoffen of brandstoffen;

  12. “eerste verzamelpunt”: een opslag- of verwerkingsinstallatie die rechtstreeks wordt beheerd door een marktdeelnemer of een andere wederpartij bij een overeenkomst waarbij grondstoffen rechtstreeks worden betrokken van producenten van agrarische biomassa, bosbiomassa, afvalstoffen en residuen, of, in het geval van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, van de plant die dergelijke brandstoffen voortbrengt;

  13. “certificeringsaudit”: een eerste audit vóór deelname aan een systeem, met als doel een certificaat in het kader van een vrijwillig systeem af te geven;

  14. “certificeringsorgaan”: een onafhankelijke geaccrediteerde of erkende conformiteitsbeoordelingsinstantie die een overeenkomst sluit met een vrijwillig systeem om certificeringsdiensten voor grondstoffen of brandstoffen te verlenen door namens de vrijwillige systemen audits van marktdeelnemers uit te voeren en certificaten af te geven door middel van het certificeringssysteem van het vrijwillige systeem;

  15. “non-conformiteit”: de niet-naleving door een marktdeelnemer of certificeringsorgaan van de voorschriften en procedures die zijn vastgesteld door het vrijwillige systeem waarvan zij lid zijn of op grond waarvan zij werken;

  16. “toezichtsaudit”: een opvolgingsaudit van certificaten die door een certificeringsorgaan in het kader van een vrijwillig systeem zijn afgegeven na certificering en vóór een hercertificeringsaudit, die ieder kwartaal, halfjaarlijks of jaarlijks kan worden uitgevoerd;

  17. “hercertificeringsaudit”: een audit met als doel een door een certificeringsorgaan in het kader van een vrijwillig systeem afgegeven certificaat te hernieuwen;

  18. “gekoppelde infrastructuur”: een systeem van infrastructuurvoorzieningen, waaronder pijpleidingen, LNG-terminals en opslaginstallaties, dat gassen transporteert die voornamelijk bestaan uit methaan, met inbegrip van biogas en gas uit biomassa, in het bijzonder biomethaan, of andere soorten gas die technisch gezien veilig kunnen worden geïnjecteerd in en getransporteerd via het systeem van pijpleidingen voor aardgas, waterstofsystemen, en pijpleidingnetten en transmissie- of distributie-infrastructuur voor vloeibare brandstoffen;

  19. “waterstofsysteem”: een systeem van infrastructuurvoorzieningen, waaronder waterstofnetten, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals, dat waterstof met een hoge zuiverheidsgraad bevat;

  20. “rechtsvoorganger”: een marktdeelnemer die wettelijk is vervangen door een nieuwe, waarbij evenwel geen of slechts kleine wijzigingen zijn aangebracht ten aanzien van de eigendom, de samenstelling van het management, de werkmethoden of de reikwijdte van de activiteit;

  21. “productgroep”: grondstoffen, biobrandstoffen, vloeibare biomassa, niet-gasvormige biomassabrandstoffen met vergelijkbare fysische en chemische kenmerken en vergelijkbare calorische onderwaarden, of gasvormige biomassabrandstoffen en LNG met vergelijkbare chemische kenmerken die alle onderworpen zijn aan dezelfde voorschriften van de artikelen 7, 26 en 27 van Richtlijn (EU) 2018/2001 om de bijdrage van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen aan de streefcijfers voor hernieuwbare energie te bepalen;

  22. “locatie”: een geografische locatie, logistieke installaties, transmissie- of distributie-infrastructuur met precieze grenzen waarbinnen producten kunnen worden gemengd;

  23. “bewijs van duurzaamheid”: een verklaring van een marktdeelnemer, opgesteld op basis van een door een certificeringsorgaan in het kader van een vrijwillig systeem afgegeven certificaat, waarin wordt bevestigd dat een specifieke hoeveelheid grondstoffen of brandstoffen voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria van artikel 25, lid 2, en artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  24. “grondstof”: stof die nog niet tot brandstoffen, met inbegrip van tussenproducten, is verwerkt;

  25. “brandstoffen”: brandstoffen die gereed zijn voor levering voor verbruik, met inbegrip van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof;

  26. “toets inzake financiële aantrekkelijkheid”: de berekening van de netto contante waarde (NCW) van een investering, op basis van additionaliteitsmaatregelen in het kader van de certificering van biomassa met een laag ILUC-risico;

  27. “toets inzake niet-financiële belemmeringen”: een beoordeling van de andere belemmeringen die een marktdeelnemer naar verwachting kunnen beletten additionaliteitsmaatregelen uit te voeren in het kader van de certificering van biomassa met een laag ILUC-risico;

  28. “Uniedatabank”: de databank in de zin van artikel 28, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  29. “grasland”: grasland in de zin van artikel 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2014 van de Commissie(3).

HOOFDSTUK II ALGEMENE VOORSCHRIFTEN OVER GOVERNANCE, INTERNE CONTROLE, KLACHTENPROCEDURES EN TRANSPARANTIE VAN VRIJWILLIGE SYSTEMEN

Artikel 3 Governancestructuur van het vrijwillige systeem

Artikel 4 Non-conformiteit van marktdeelnemers in het kader van het systeem

Artikel 5 Interne controle, klachtenprocedure en documentbeheersysteem

Artikel 6 Bekendmaking van informatie door vrijwillige systemen

Artikel 7 Wijziging van systeem door marktdeelnemers

Artikel 8 Erkenning van andere vrijwillige systemen

Artikel 9 Erkenning van nationale systemen

HOOFDSTUK III AUDITPROCES, AUDITREIKWIJDTE, KWALIFICATIES VAN DE AUDITORS EN TOEZICHT OP AUDITS

Artikel 10 Auditproces en zekerheidsniveaus

Artikel 11 Bevoegdheid van de auditors

Artikel 12 Groepsaudits

Artikel 13 Audits van afvalstoffen en residuen

Artikel 14 Audits van de werkelijke broeikasgasemissieberekeningen

Artikel 15 Audits van massabalanssystemen

Artikel 16 Audits van natuurlijk en niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit

Artikel 17 Toezicht door de lidstaten en de Commissie

HOOFDSTUK IV SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING VAN HET MASSABALANSSYSTEEM, DE UNIEDATABANK EN DE VASTSTELLING VAN BROEIKASGASEMISSIES EN BIOLOGISCHE FRACTIE VAN BRANDSTOFFEN

Artikel 18 Traceerbaarheid en de Uniedatabank

Artikel 19 Uitvoering van het massabalanssysteem

Artikel 20 Vaststelling van broeikasgasemissies van biobrandstoffen, biomassabrandstoffen en vloeibare biomassa

Artikel 21 Specifieke voorschriften voor afvalstoffen en residuen

Artikel 22 Specifieke voorschriften voor brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong

Artikel 23 Specifieke voorschriften voor co-processing

HOOFDSTUK V SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE NALEVING VAN DE VEREISTEN VOOR CERTIFICERING VAN EEN LAAG ILUC-RISICO

Artikel 24 Specifieke vereisten voor certificering van een laag ILUC-risico

Artikel 25 Specifieke eisen voor het aantonen van additionaliteit

Artikel 26 Productie op niet-gebruikte grond, uit de productie genomen grond of ernstig aangetast land

Artikel 27 Vaststelling van aanvullende biomassa voor opbrengstvermeerderingsmaatregelen

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 28 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE IGEGEVENS DIE VIA DE HELE TOELEVERINGSKETEN WORDEN DOORGEGEVEN EN TRANSACTIEGEGEVENS

BIJLAGE IIMINIMUMINHOUD VAN DE AUDITVERSLAGEN, SAMENVATTENDE AUDITVERSLAGEN EN CERTIFICATEN

BIJLAGE IIILIJST VAN INFORMATIE DIE VRIJWILLIGE SYSTEMEN IN HUN JAARLIJKS ACTIVITEITENVERSLAGEN BIJ DE COMMISSIE MOETEN INDIENEN

BIJLAGE IVNIET-UITPUTTENDE LIJST VAN MOMENTEEL ONDER BIJLAGE IX BIJ RICHTLIJN (EU) 2018/2001 VALLENDE AFVALSTOFFEN OF RESIDUEN

BIJLAGE VMETHODE OM DE EMISSIEREDUCTIE DOOR KOOLSTOFACCUMULATIE IN DE BODEM ALS GEVOLG VAN VERBETERD LANDBOUWBEHEER VAST TE STELLEN

BIJLAGE VINIET UITPUTTENDE LIJSTEN VAN VOORBEELDEN VAN BELANGRIJKE BODEMBEHEER- OF MONITORINGPRAKTIJKEN OM KOOLSTOFVASTLEGGING IN DE BODEM EN DE BODEMKWALITEIT TE BEVORDEREN

BIJLAGE VIIMETHODE OM DE EMISSIES TEN GEVOLGE VAN DE TEELT OF HET ONTGINNEN VAN GRONDSTOFFEN VAST TE STELLEN

BIJLAGE VIIIMINIMUMVEREISTEN VOOR HET PROCES VAN EN DE METHODE VOOR DE CERTIFICERING VAN BIOMASSA MET EEN LAAG RISICO OP INDIRECTE VERANDERINGEN IN LANDGEBRUIK (ILUC)

BIJLAGE IXSTANDAARDWAARDEN VAN EMISSIEFACTOREN