Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1216 van de Commissie van 8 juli 2022 tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2022, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) nr. 615/2014 en (EU) 2015/1368 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/725

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1216 van de Commissie van 8 juli 2022 tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2022, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) nr. 615/2014 en (EU) 2015/1368 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/725

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad(1), en met name artikel 62, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad(2), en met name artikel 8 en artikel 18, lid 1, tweede alinea,

Gezien Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad(3), en met name artikel 7, artikel 11, lid 3, en artikel 14, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Als gevolg van de COVID-19-pandemie en de maatregelen die de lidstaten in dat verband hebben ingevoerd, ondervinden alle lidstaten administratieve problemen met de planning en tijdige uitvoering van het vereiste aantal controles ter plaatse. Door deze problemen dreigen de controles en de daaropvolgende betaling van de steun vertraging op te lopen. Tegelijk zijn landbouwers kwetsbaar voor de economische ontwrichting die de pandemie teweegbrengt, en kampen zij met financiële moeilijkheden en cashflowproblemen.

  2. Gezien deze omstandigheden, die zonder weerga zijn, heeft de Commissie de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/532(4) en (EU) 2021/725(5) van de Commissie vastgesteld om die problemen te verlichten door wat de hoeveelheid en het tijdschema van bepaalde administratieve controles en controles ter plaatse betreft af te wijken van een aantal uitvoeringsverordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Nu de COVID-19-pandemie in 2022 voortduurt en daarmee de problemen aanhouden, moeten soortgelijke maatregelen ook voor 2022 worden getroffen.

  3. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie(6) bevat onder meer voorschriften inzake het tijdstip van de controles ter plaatse en inzake de controlepercentages voor bepaalde controles ter plaatse in het geïntegreerd systeem, onder meer voor steunregelingen voor dieren. Voorts bevat die verordening regels betreffende controles ter plaatse met betrekking tot de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen inzake steunaanvragen voor vee en betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen, betreffende controlepercentages voor niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen en betreffende de minimumpercentages voor controles op het gebied van de randvoorwaarden.

  4. Artikel 24, lid 4, artikel 48, lid 5, artikel 49, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 60, lid 2, en artikel 71, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bevatten bepaalde door de bevoegde autoriteit na te leven regels voor de uitvoering van administratieve controles en controles ter plaatse. Gezien de omstandigheden die het gevolg zijn van de COVID-19-pandemie, moet worden gestimuleerd dat deze controles worden verricht met teledetectie en nieuwe technologieën als onbemande luchtvaartuigsystemen, gegeotagde foto’s, GNSS-ontvangers (wereldwijd satellietnavigatiesysteem) gecombineerd met Egnos (European Geostationary Navigation Overlay Service — Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) en Galileo, met gegevens van de Copernicus-Sentinel-satellieten en met andere bewijsstukken die te gebruiken zijn voor controles op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel en op de naleving van de eisen en normen van de randvoorwaarden.

  5. Artikel 26, lid 4, en artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bevatten regels voor de controles ter plaatse waarbij wordt nagegaan of aan alle subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen is voldaan, en die betrekking hebben op alle dieren waarvoor steunaanvragen of betalingsaanvragen zijn ingediend in het kader van de te controleren steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen. Gezien de huidige situatie moet worden bepaald dat wanneer lidstaten die controles ter plaatse niet overeenkomstig die bepalingen kunnen uitvoeren en er geen alternatief bewijsmateriaal beschikbaar is, die lidstaten kunnen besluiten de controles voor claimjaar 2022 of kalenderjaar 2022 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan na te gaan of de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn nageleefd.

  6. Voor verscheidene verplichtingen op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 met betrekking tot de randvoorwaarden en op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad(7) met betrekking tot steunregelingen voor dieren en diergebonden bijstandsmaatregelen gelden specifieke en gedifferentieerde tijdskaders voor de nakoming ervan, waardoor het noodzakelijk is dat de controles ter plaatse binnen die tijdskaders worden uitgevoerd. Als gevolg van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de COVID-19-pandemie te bestrijden, is het minder goed haalbaar om de vereiste controles ter plaatse nauwkeurig en binnen de voor die verplichtingen geldende termijnen uit te voeren. Voor sommige soorten controles kan mogelijk ook geen gebruik worden gemaakt van nieuwe technologieën die in de plaats komen van de bezoeken aan het landbouwbedrijf. Daarom moet voor bepaalde in 2022 te verrichten controles worden afgeweken van de artikelen 30 tot en met 33, 40 bis, 50 en 52 en artikel 68, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en moet het minimumpercentage van de controles ter plaatse op een lager niveau worden vastgesteld dan de normale controlepercentages voor respectievelijk areaal- en diergebonden steunregelingen en bijstandsmaatregelen, andere plattelandsontwikkelingsmaatregelen dan die in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, en de randvoorwaarden.

  7. Om het preventieve effect van de controles te handhaven, moet de verplichting uit hoofde van artikel 35 en artikel 50, lid 5, en artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 om de controlepercentages te verhogen als gevolg van significante gevallen van niet-naleving die tijdens de controles van het voorgaande jaar zijn geconstateerd, worden gehandhaafd voor claimjaar 2022. Significante gevallen van niet-naleving die bij de controles ter plaatse in 2021 zijn geconstateerd, moeten leiden tot een verhoging van het aantal controles ter plaatse voor het jaar 2022. Daarom moeten de lidstaten die op grond van artikel 35 of artikel 50, lid 5, of artikel 68, lid 4, van die verordening verplicht zijn het controlepercentage in claimjaar 2022 te verhogen, en besluiten om de verlaagde controlepercentages van de onderhavige verordening toe te passen, die verhogingen boven op de verlaagde controlepercentages van de onderhavige verordening toepassen.

  8. In de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 180/2014(8) en (EU) nr. 181/2014(9) van de Commissie zijn controlepercentages vastgesteld voor controles in het kader van de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee. Omdat de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie ook de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee treffen, moet van die verordeningen worden afgeweken door verlenging van de mogelijkheid om nieuwe technologieën als alternatieve bewijsbronnen voor controles te gebruiken, en door aanpassing van de percentages controles ter plaatse voor 2022. Om ervoor te zorgen dat de controles in het kader van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 180/2014 en (EU) nr. 181/2014 een preventief effect blijven sorteren, moet de verplichting om het controlepercentage overeenkomstig artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 te verhogen, echter worden gehandhaafd. Daarom moeten de lidstaten die op grond van artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verplicht zijn het controlepercentage in claimjaar 2022 te verhogen, en besluiten om de verlaagde controlepercentages van de onderhavige verordening toe te passen, die verhogingen boven op die verlaagde controlepercentages toepassen.

  9. Krachtens artikel 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie(10) moeten de lidstaten controles, ook ter plaatse, verrichten om na te gaan of producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector voldoen aan de erkenningscriteria. Vanwege de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie moeten controles ter plaatse op de naleving van de erkenningscriteria in 2022 vervallen.

  10. In artikel 27, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is de steekproef voor jaarlijkse controles ter plaatse vastgesteld op ten minste 30 % van de totale aangevraagde steun. Omdat de lidstaten vanwege de COVID-19-maatregelen mogelijk niet aan die eisen kunnen voldoen, moet het hun worden toegestaan om in 2022 een lager percentage van die controles te verrichten.

  11. In artikel 27, lid 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in artikel 27, lid 2, van die verordening bedoelde steekproef vallen, ten minste eenmaal moeten worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren. Omdat de lidstaten vanwege de COVID-19-maatregelen mogelijk niet aan die eisen kunnen voldoen, mogen zij in 2022 niet worden onderworpen aan de eisen inzake de frequentie van de bezoeken aan individuele bedrijven van producentenorganisaties.

  12. In artikel 29, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat de eerstelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten betrekking moeten hebben op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten, behalve wanneer het gaat om voor gratis verstrekking bestemde producten, waarvoor de lidstaten op grond van artikel 29, lid 3, van die verordening een lager percentage mogen controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. Vanwege de COVID-19-maatregelen kunnen de lidstaten mogelijk niet aan die eis voldoen en moet het hun worden toegestaan om in 2022 ook voor alle andere uit de markt genomen producten, ongeacht de bestemming ervan, een lager percentage te controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd.

  13. In artikel 30, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat elke controle een steekproef moet omvatten van ten minste 5 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen uit de markt heeft genomen. Vanwege de COVID-19-maatregelen kunnen de lidstaten mogelijk niet aan die eis voldoen en moet het hun worden toegestaan om in 2022 gebruik te maken van steekproeven van ten minste 3 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen 2020 uit de markt heeft genomen.

  14. Vanwege de COVID-19-maatregelen zal het voor de lidstaten materieel moeilijk blijven om in 2022 controles ter plaatse van de jaarlijkse steunaanvragen, eerste- en tweedelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten en controles op het groen oogsten en niet oogsten te verrichten, als bedoeld in respectievelijk artikel 27, leden 2 en 7, artikel 29, lid 2, artikel 30, lid 3, en artikel 31, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan om te voorzien in controles die gelijkwaardig zijn aan controles ter plaatse, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

  15. Vanwege de COVID-19-maatregelen blijft het voor de lidstaten materieel moeilijk om in 2022 systematische en steekproefgebaseerde controles ter plaatse te verrichten voor concrete acties waarvoor steun wordt verleend op grond van de artikelen 45 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad(11). Daarom moet ook voor begrotingsjaar 2022 worden voorzien in een afwijking van artikel 32, lid 1, en artikel 42, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie(12), zoals toegepast in de begrotingsjaren 2020 en 2021, zodat de lidstaten ook voor dit jaar kunnen voorzien in controles die gelijkwaardig zijn aan systematische controles ter plaatse, zoals gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden, en die waarborgen dat alleen betalingen worden gedaan als de wetgeving inzake de steunprogramma’s in de wijnsector wordt nageleefd.

  16. Het zal voor de lidstaten ook materieel moeilijk worden om met betrekking tot begrotingsjaar 2022 binnen de termijn van artikel 43, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 systematische controles ter plaatse te verrichten voor concrete groenoogstacties waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Daarom moet in een afwijking worden voorzien om de voltooiing van de controles uit te stellen tot 15 september 2022.

  17. In artikel 27, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie(13) is bepaald hoeveel monsters verse druiven in de periode waarin de druiven van het betrokken perceel worden geoogst, in de wijngaarden moeten worden genomen met het oog op de oprichting van de analytische databank van isotopische gegevens als bedoeld in artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie(14). Wanneer lidstaten dergelijke controles vanwege de COVID-19-maatregelen nog steeds niet kunnen verrichten, moet het hun worden toegestaan van het minimumaantal monsters af te wijken.

  18. In artikel 31, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 is bepaald dat de lidstaten jaarlijkse controles ter plaatse moeten verrichten bij ten minste 5 % van alle in het wijnbouwkadaster vermelde wijnbouwers. Aangezien het vanwege de COVID-19-maatregelen in diverse wijnproducerende lidstaten nog steeds materieel moeilijk is om dergelijke controles te verrichten, moet dit percentage voor 2022 worden verlaagd. Om dezelfde reden moet het de lidstaten worden toegestaan de in artikel 31, lid 2, punt c), van die verordening bedoelde systematische controles ter plaatse van met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in enig dossier over de wijnbouwer zijn opgenomen, in 2022 tijdelijk op te schorten.

  19. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 van de Commissie(15) met betrekking tot de activiteitenprogramma’s ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven bevat regels voor controles ter plaatse op de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van Uniefinanciering. De COVID-19-maatregelen kunnen het moeilijk maken om dergelijke op grond van artikel 6 van die verordening vereiste controles uit te voeren. Daarom moet de lidstaten flexibiliteit worden geboden door toe te staan dat de controles ter plaatse in kalenderjaar 2022 worden vervangen door alternatieve controles.

  20. Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie(16), die betrekking heeft op steun in de bijenteeltsector, bevat voorschriften voor de monitoring en controles met betrekking tot de correcte uitvoering van de nationale bijenteeltprogramma’s, de daadwerkelijk verrichte uitgaven en het juiste aantal door de bijenhouders gerapporteerde bijenkasten. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van die verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat controles ter plaatse worden verricht bij ten minste 5 % van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma’s. De COVID-19-maatregelen kunnen het moeilijk maken om het aantal controles ter plaatse uit te voeren dat nodig is om die drempel te bereiken. Daarom moet de lidstaten flexibiliteit worden geboden door toe te staan dat van die eis wordt afgeweken. Die afwijking mag echter niet leiden tot een hoger risico op onverschuldigde betalingen. Daarom moet elke verlaging van het aantal controles ter plaatse zo veel mogelijk door alternatieve controles worden vervangen.

  21. Gezien de flexibiliteitsopties die de lidstaten de afgelopen twee jaar zijn geboden met betrekking tot de verhoging van de controlepercentages, is het van belang de oorspronkelijke regel, die een aanzienlijk afschrikkend effect heeft, weer in te voeren en te verduidelijken op basis van welk jaar de verhoging van het controlepercentage overeenkomstig artikel 35 en artikel 50, lid 5, en artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet worden bepaald. Gezien de mogelijke wijzigingen die de lidstaten na de ontdekking van niet-nalevingen in hun controleprocedures hebben doorgevoerd, wordt het niet passend geacht corrigerende mechanismen toe te passen voor gevallen van niet-naleving die tijdens de controles met betrekking tot claimjaar 2019 aan het licht zijn gekomen, en moet rekening worden gehouden met het meest recente jaar. Daarom moeten de artikelen 3, 5 en 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/725 worden gewijzigd.

  22. De afwijkingen van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) nr. 615/2014 en (EU) 2015/1368 waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten de lidstaten in staat stellen vertragingen bij de controlemaatregelen en de verwerking van de steunaanvragen en zo vertragingen bij de betalingen aan de begunstigden voor 2022 te voorkomen. Het is evenwel van essentieel belang dat die afwijkingen het goede financiële beheer en het vereiste van voldoende zekerheid niet in het gedrang brengen. Daarom zijn de lidstaten die van die afwijkingen gebruikmaken, verantwoordelijk voor het nemen van alle nodige maatregelen om te waarborgen dat te hoge betalingen worden voorkomen en dat onverschuldigde bedragen worden teruggevorderd. Bovendien moet het gebruik van die afwijkingen onder de in artikel 7, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde beheersverklaring vallen voor de begrotingsjaren 2022 en 2023.

  23. Met het oog op een vlotte uitvoering van de maatregelen van deze verordening, die voor de lidstaten nodig zijn om controlecampagnes te organiseren zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie, moet deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden en met terugwerkende kracht van toepassing zijn zodat de lidstaten de beoogde wijzigingen vanaf het begin van de desbetreffende controlecampagnes kunnen doorvoeren: de maatregelen van de hoofdstukken I en II en van de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk III moeten met ingang van 1 januari 2022 van toepassing zijn voor het claimjaar in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem of het kalenderjaar voor niet-areaal- en niet-diergebonden steunmaatregelen inzake plattelandsontwikkeling en voor maatregelen in de wijnsector; de maatregelen van de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk III moeten met ingang van 16 oktober 2021 van toepassing zijn voor het begrotingsjaar en de maatregelen van afdeling 5 van hoofdstuk III moeten met ingang van 1 augustus 2021 van toepassing zijn voor het bijenteeltjaar.

  24. De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor rechtstreekse betalingen, het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I AFWIJKINGEN VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 809/2014

Artikel 1

In afwijking van artikel 24, lid 4, artikel 48, lid 5, artikel 49, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 60, lid 2, derde alinea, en artikel 71, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, vanwege de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie, voor de met betrekking tot claimjaar 2022 respectievelijk kalenderjaar 2022 te verrichten controles besluiten om de op grond van die verordening uit te voeren fysieke inspecties, met name veldbezoeken en controles ter plaatse, volledig te vervangen door foto-interpretatie van door satelliet- of luchtfotografie verkregen orthobeelden of door het gebruik van nieuwe technologieën zoals gegeotagde foto’s, of ander bewijsmateriaal, waaronder bewijsstukken die de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit aanlevert, aan de hand waarvan definitieve conclusies kunnen worden getrokken ten genoegen van de bevoegde autoriteit.

Indien de bezoeken aan de gesteunde concrete actie of de locatie van de investering als bedoeld in artikel 48, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, niet kunnen worden vervangen door bewijsstukken, verrichten de lidstaten die bezoeken nadat de eindbetaling is gedaan.

Artikel 2

Wanneer lidstaten vanwege de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse binnen het in artikel 26, lid 4, en artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 voorgeschreven tijdskader uit te voeren, en met de alternatieve methoden, zoals het gebruik van nieuwe technologieën, niet het nodige bewijsmateriaal kan worden geleverd, kunnen die lidstaten in afwijking van de genoemde bepalingen besluiten dergelijke controles voor claimjaar 2022 respectievelijk kalenderjaar 2022 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan na te gaan of de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn nageleefd.

Artikel 3

1.

Wanneer lidstaten vanwege de maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om in claimjaar 2022 respectievelijk kalenderjaar 2022 controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 33, artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, punt c), artikel 40 bis, lid 2, punt b), artikel 50, lid 1, eerste alinea, artikel 52, lid 2, artikel 60, lid 2, derde alinea, en artikel 68, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, kunnen die lidstaten besluiten om de leden 2 tot en met 10 van dit artikel toe te passen.

2.

In afwijking van artikel 30 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in claimjaar 2022 ten minste:

  1. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling;

  2. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de herverdelingsbetaling;

  3. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen;

  4. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor jonge landbouwers;

  5. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor areaalgebonden betalingen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun;

  6. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwbedrijven;

  7. 10 % van de arealen die voor de productie van hennep zijn aangegeven;

  8. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de gewasspecifieke betaling voor katoen.

Lidstaten die reeds hebben besloten de controlepercentages voor bepaalde regelingen tot 3 % te verlagen overeenkomstig artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, mogen de voor die regelingen in dit lid vermelde percentages verder verlagen tot 1 %. lidstaten die overeenkomstig artikel 36, lid 6, van die verordening een systeem van voorafgaande vergunningen voor de teelt van hennep hebben ingevoerd, verlagen het controlepercentage niet verder tot onder de 10 %.

3.

In afwijking van artikel 31 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in claimjaar 2022 ten minste:

  1. 3 % van alle begunstigden die de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht moeten nemen;

  2. 1 % van:

    1. hetzij alle voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45 van die verordening bedoelde verplichtingen onderworpen zijn;

    2. hetzij, in de jaren waarin artikel 44 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie(17) niet van toepassing is in een lidstaat, de voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45, lid 1, van die verordening bedoelde verplichting onderworpen zijn;

  3. 3 % van alle begunstigden die de vergroeningspraktijken in acht moeten nemen en gebruikmaken van nationale of regionale milieucertificeringsregelingen als bedoeld in artikel 43, lid 3, punt b), van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Het in de eerste alinea, punt a), genoemde controlepercentage omvat tegelijk ten minste 3 % van alle begunstigden met gebieden met ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in zones als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad(18) of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad(19) en andere kwetsbare gebieden als bedoeld in artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

4.

In afwijking van artikel 32 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in claimjaar 2022 ten minste:

  1. 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van een plattelandsontwikkelingsmaatregel;

  2. 3 % van alle collectieven die een collectieve aanvraag indienen.

Wat betreft het in de eerste alinea, punt a), genoemde controlepercentage voor de in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad(20) bedoelde maatregelen moet het controlepercentage van 3 % op het niveau van de individuele maatregel worden gehaald.

5.

In afwijking van artikel 33 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in claimjaar 2022 ten minste 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van steunregelingen voor dieren en ten minste 3 % van de dieren.

6.

In afwijking van artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, punt c), eerste zin, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden de controles in het kader van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen verricht voor ten minste 3 % van de betrokken begunstigden.

7.

In afwijking van artikel 40 bis, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 vinden de verificaties van het tetrahydrocannabinolgehalte van hennep plaats voor ten minste 10 % van het areaal.

8.

In afwijking van artikel 50, lid 1, eerste alinea, en artikel 60, lid 2, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in kalenderjaar 2022 ten minste 3 %.

9.

In afwijking van artikel 52, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in kalenderjaar 2022 bij de controles achteraf ten minste 0,6 %.

10.

In afwijking van artikel 68, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het minimumpercentage controles in claimjaar 2022 bij de randvoorwaarden ten minste 0,5 %.

HOOFDSTUK II AFWIJKINGEN VAN DE SPECIFIEKE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE ULTRAPERIFERE GEBIEDEN VAN DE UNIE EN DE KLEINERE EILANDEN IN DE EGEÏSCHE ZEE

AFDELING 1 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014

Artikel 4

AFDELING 2 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014

Artikel 5

HOOFDSTUK III AFWIJKINGEN VAN DE UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING

AFDELING 1 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892

Artikel 6

AFDELING 2 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150

Artikel 7

AFDELING 3 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274

Artikel 8

AFDELING 4 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014

Artikel 9

AFDELING 5 Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368

Artikel 10

HOOFDSTUK IV WIJZIGINGEN VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/725

Artikel 11

HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 12

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 13