Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 van de Commissie van 2 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de toepassing van meer evenredige eisen voor luchtvaartuigen die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 van de Commissie van 2 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de toepassing van meer evenredige eisen voor luchtvaartuigen die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad(1), en met name artikel 19, lid 1, en artikel 62, lid 13,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie(2) zijn de eisen vastgesteld voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken van burgerluchtvaartuigen, zoals motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen.

  2. Overeenkomstig artikel 140, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 moeten voor de sportieve en recreatieve luchtvaart eenvoudige en evenredige regels gelden, teneinde onnodige administratieve en financiële lasten te vermijden voor de organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van dergelijke luchtvaartuigen. Die regels moeten evenredig, kosteneffectief en flexibel zijn en tegelijkertijd het noodzakelijke veiligheidsniveau waarborgen.

  3. Organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van bepaalde categorieën producten die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt, moeten, als alternatief voor ontwerpcertificering, de mogelijkheid krijgen om te verklaren dat het ontwerp van een luchtvaartuig en, in voorkomend geval, van de motor en de propeller, beantwoorden aan de relevante sectorale normen, voor zover dit geacht wordt een aanvaardbaar veiligheidsniveau te waarborgen.

  4. Organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van producten die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt, moeten ook de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van een evenrediger proces voor de certificering van dergelijke producten.

  5. Organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van producten die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt, moeten de mogelijkheid krijgen om, als alternatief voor een erkenning als ontwerporganisatie, te verklaren dat zij bekwaam zijn producten en onderdelen te ontwerpen en te produceren. Die organisaties moeten gebruik kunnen maken van bestaande erkenningen om aan te tonen dat zij bekwaam zijn ontwerp- en productieactiviteiten uit te voeren.

  6. Er moeten milieubeschermingseisen worden vastgelegd voor de producten waarvan het ontwerp onderworpen is aan een verklaring van overeenstemming met het ontwerp. Dergelijke milieubeschermingseisen moeten gebaseerd zijn op de eisen in volumes I, II en III van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart(3), teneinde hetzelfde uniforme niveau van milieubescherming te garanderen, ongeacht of een product is onderworpen aan typecertificering of aan een verklaring van overeenstemming met het ontwerp.

  7. Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  8. Organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van luchtvaartuigen die voornamelijk in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt, moeten een voldoende lange overgangsperiode krijgen om te voldoen aan de nieuwe regels en procedures die bij deze verordening zijn vastgesteld.

  9. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met Advies nr. 05/2021(4) van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), overeenkomstig artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

  1. De titel wordt vervangen door:

    VERORDENING (EU) nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 3 augustus 2012

    tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering of verklaring van overeenstemming van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede inzake de bekwaamheidsvereisten van ontwerp- en productieorganisaties

    (herschikking)”.

  2. Artikel 1 wordt vervangen door:

    1.

    In overeenstemming met de artikelen 19 en 62 van Verordening (EU) 2018/1139 worden in de onderhavige verordening gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vastgesteld voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken en wordt het volgende gespecificeerd:

    1. de afgifte van typecertificaten, beperkte typecertificaten, aanvullende typecertificaten en wijzigingen van die certificaten;

    2. de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid, vliegvergunningen en certificaten van vrijgave;

    3. de afgifte van goedkeuringen voor reparatieontwerpen;

    4. het aantonen van de naleving van eisen op het gebied van milieubescherming;

    5. de afgifte van geluidscertificaten en beperkte geluidscertificaten;

    6. de identificatie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken;

    7. de certificering van bepaalde onderdelen en uitrustingsstukken;

    8. de certificering van ontwerp- en productieorganisaties;

    9. de afgifte van luchtwaardigheidsaanwijzingen;

    10. het afleggen van verklaringen van overeenstemming met het ontwerp en wijzigingen van die verklaringen;

    11. het afleggen van verklaringen van ontwerp- en productiebekwaamheid.

    2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1. “JAA”: gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (Joint Aviation Authorities);

    2. “JAR”: gezamenlijke luchtvaartvoorschriften (Joint Aviation Requirements);

    3. “deel 21”: de eisen en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken alsmede van ontwerp- en productieorganisaties, vastgesteld in bijlage I (deel 21) bij deze verordening;

    4. “deel 21 Light”: de eisen en procedures voor de certificering of verklaring van overeenstemming met het ontwerp van luchtvaartuigen die voornamelijk voor sportief en recreatief gebruik zijn bestemd en aanverwante producten en onderdelen, en de in bijlage Ib (deel 21 Light) bij deze verordening vastgestelde verklaring van ontwerp- en productiebekwaamheid van organisaties;

    5. “hoofdvestiging van de organisatie”: het hoofdkantoor of geregistreerde kantoor van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de in deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd;

    6. “artikel”: elk onderdeel en uitrustingsstuk dat wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen;

    7. “ETSO”: European Technical Standard Order. De European Technical Standard Order is een gedetailleerde luchtwaardigheidsspecificatie die door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (“het Agentschap”) is uitgevaardigd om te garanderen dat wordt voldaan aan de voorschriften van deze verordening als een minimale prestatienorm voor gespecificeerde artikelen;

    8. “EPA”: European Part Approval. De European Part Approval van een artikel betekent dat het artikel geproduceerd is in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet toebehoren aan de houder van het typecertificaat van het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen;

    9. “ELA1-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

      1. een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

      2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg;

      3. een ballon ontworpen voor een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400 m3 voor heteluchtballonnen, 1 050 m3 voor vrije gasballonnen, 300 m3 voor vastgemaakte gasballonnen;

      4. een luchtschip ontworpen voor maximaal vier inzittenden en een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400 m3 voor heteluchtluchtschepen en 1 000 m3 voor gasluchtschepen;

    10. “ELA2-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

      1. een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

      2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg;

      3. een ballon;

      4. een heteluchtluchtschip;

      5. een gasluchtschip dat aan elk van de volgende kenmerken beantwoordt:

        • maximum 3 % statisch gewicht,

        • niet-gerichte stuwkracht (met uitzondering van straalomkering),

        • conventioneel en eenvoudig ontwerp van structuur, controlesysteem en ballonetsysteem,

        • onbekrachtigde besturing;

      6. een eenvoudig ontworpen hefschroefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 600 kg, bestemd om hoogstens twee inzittenden te vervoeren en niet aangedreven door turbine- en/of raketmotoren; beperkt tot VFR-vluchtuitvoeringen overdag;

    11. “gegevens betreffende de operationele geschiktheid”: gegevens die deel uitmaken van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat of een aanvullend typecertificaat van een luchtvaartuig, en die bestaan uit:

      1. de minimumsyllabus inzake typebevoegdverklaringsopleidingen voor piloten, inclusief de vaststelling van typebevoegdverklaring;

      2. de definitie van het toepassingsgebied van de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig, ter ondersteuning van de objectieve kwalificatie van simulatoren, of de voorlopige gegevens, ter ondersteuning van de tussentijdse kwalificatie;

      3. de minimumsyllabus inzake opleidingen voor typebevoegdverklaringen voor onderhoudscertificeringspersoneel, inclusief de vaststelling van de typebevoegdverklaringen;

      4. de vaststelling van het type of de variant voor cabinepersoneel en typespecifieke gegevens voor cabinepersoneel;

      5. de basisminimumuitrustingslijst.”.

  3. Artikel 2 wordt vervangen door:

    1.

    Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in bijlage I (deel 21).

    2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel mogen certificaten bij wijze van alternatief worden afgegeven zoals gespecificeerd in bijlage Ib (deel 21 Light), voor de volgende producten:

    1. een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg en een operationele zitplaatsconfiguratie van hoogstens vier personen;

    2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg;

    3. een ballon;

    4. een heteluchtluchtschip;

    5. een passagiersgasluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    6. een hefschroefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg en een maximale operationele zitplaatsconfiguratie van vier personen;

    7. een zuigermotor of vaste-spoedpropeller die bestemd is om te worden geïnstalleerd in een in de punten a) tot en met f) vermeld luchtvaartuig, of

    8. een autogyro.

    3.

    Voor de volgende producten mag, in afwijking van leden 1 en 2 van dit artikel, bij wijze van alternatief een verklaring van overeenstemming met het ontwerp worden afgelegd, zoals gespecificeerd in bijlage Ib (deel 21 Light):

    1. een vleugelvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg en een maximale operationele zitplaatsconfiguratie van twee personen, dat niet door een straalmotor wordt aangedreven;

    2. een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg;

    3. een ballon die ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    4. een heteluchtluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen.

    4.

    In afwijking van leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken, die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van sectie A van bijlage I (deel 21) en subdelen H en I van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light). Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van sectie A van bijlage I (deel 21) en subdeel P van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light), tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.”.

  4. Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd:

    1.

    Een houder van een geldig typecertificaat of aanvullend typecertificaat dat overeenkomstig bijlage I (deel 21) door het Agentschap is afgegeven of geacht wordt te zijn afgegeven, kan tot 25 augustus 2025 het Agentschap verzoeken om, vanaf een bepaalde datum, het typeontwerp dat bij dat certificaat overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) is afgegeven, in stand te houden, voor zover het onder dat certificaat vallende product binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 2, valt.

    2.

    Wanneer een verzoek wordt ingediend overeenkomstig lid 1, valt dat typecertificaat of aanvullend typecertificaat vanaf de in lid 1 vermelde datum onder de bepalingen van bijlage Ib (deel 21 Light) betreffende de typecertificaten of aanvullende typecertificaten, al naargelang het geval. Het Agentschap past het gegevensblad van het typecertificaat of het aanvullende typecertificaat dienovereenkomstig aan.”.

  5. In artikel 3 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

    “3.

    Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

    1. indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    2. punt 21.A.15, a), b) en c), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    3. in afwijking van punt 21.B.80 van bijlage I (deel 21) zal de typecertificeringsbasis van toepassing zijn die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de erkenning is vastgesteld;

    4. de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.20, a) en d), van bijlage I (deel 21).

    4.

    Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door een lidstaat uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, gelden de volgende voorwaarden:

    1. indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    2. punt 21.A.93 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    3. de typecertificeringsbasis die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van de wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

    4. de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als bevindingen die door het Agentschap zijn gedaan, met het oog op de naleving van het bepaalde in punt 21.B.107 van bijlage I (deel 21).”.

  6. In artikel 8 worden leden 2 en 3 vervangen door:

    “2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft en die een certificaat voor het ontwerp van producten of wijzigingen of reparaties daarvan aanvraagt of bezit, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light).

    3.

    Natuurlijke personen of rechtspersonen die betrokken zijn bij het ontwerp van luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, als bedoeld in artikel 2, lid 3, hoeven hun bekwaamheid niet aan te tonen.”.

  7. Aan artikel 8 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

    “5.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een organisatie waarvan de hoofdvestiging in een niet-lidstaat is gelegen, haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat door dat land aan de organisatie is afgegeven voor het product, onderdeel en uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend overeenkomstig bijlage I (deel 21), voor zover:

    1. het betreffende land het land van ontwerp is;

    2. het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van dat land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op de naleving omvat als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde instantie in het betreffende land.”.

  8. In artikel 9 worden leden 2 en 3 vervangen door:

    “2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten en hun onderdelen en uitrustingsstukken verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light).

    3.

    Het aantonen van de bekwaamheid overeenkomstig lid 1 of lid 2 is niet vereist wanneer de productieorganisatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon betrokken is bij de volgende productieactiviteiten:

    1. de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    2. de productie van onderdelen die overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) in aanmerking komen voor installatie in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    3. de productie van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, en onderdelen die in aanmerking komen om in dergelijke luchtvaartuigen te worden geïnstalleerd. In dat geval worden de productieactiviteiten uitgevoerd overeenkomstig subdeel R van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light).”.

  9. Artikel 10 wordt vervangen door:

    1.

    Het Agentschap zal aanvaardbare middelen van naleving opstellen waarvan bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel gebruik kunnen maken om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorschriften van bijlage I (deel 21) en bijlage Ib (deel 21 Light).

    2.

    De aanvaardbare middelen van naleving die door het Agentschap worden opgesteld, mogen niet leiden tot de invoering van nieuwe eisen, noch tot afzwakking van de eisen van bijlage I (deel 21) en bijlage Ib (deel 21 Light).”.

  10. Bijlage I (deel 21) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

  11. Bijlage Ib (deel 21 Light) wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 augustus 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula von der Leyen

BIJLAGE I

Bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Sectie A, subdeel G, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 21.A.133 wordt vervangen door:

      Aanvaardbaarheid

      Elke natuurlijke of rechtspersoon (“organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel. De aanvrager moet:

      1. verantwoorden dat, voor een welbepaald werkgebied, een erkenning overeenkomstig dit subdeel gepast is om aan te tonen dat zijn product voldoet aan een specifiek ontwerp, en

      2. houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of

      3. verklaard hebben of voornemens zijn te verklaren dat een specifiek ontwerp in overeenstemming is met subdeel C van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light), of

      4. gezorgd hebben voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een passende overeenkomst met:

        1. de aanvrager of houder van een overeenkomstig deze verordening afgegeven goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of

        2. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat dat specifieke ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).”;

    2. in punt 21.A.139 wordt punt d) vervangen door:

      1. Als onderdeel van het aspect kwaliteitsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:

        1. garanderen dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt geproduceerd door de organisatie of door haar partners, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, zodat de organisatie de in punt 21.A.163 gedefinieerde voorrechten kan uitoefenen;

        2. in voorkomend geval binnen het toepassingsgebied van de erkenning controleprocedures vaststellen, toepassen en in stand houden voor:

          1. de uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;

          2. de evaluatieaudit en beheersing van leveranciers en onderaannemers;

          3. de verificatie dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen en uitrustingen, met inbegrip van door de kopers van producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

          4. identificatie en traceerbaarheid;

          5. fabricageprocessen;

          6. inspectie en proeven, met inbegrip van testvluchten;

          7. kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;

          8. beheersing van niet-conforme artikelen;

          9. coördinatie inzake luchtwaardigheid met:

            1. de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring;

            2. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat een ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);

          10. het bijhouden en bewaren van gegevens;

          11. de bekwaamheid en kwalificaties van personeel;

          12. de afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;

          13. behandeling, opslag en verpakking;

          14. interne kwaliteitsaudits en daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;

          15. werk dat binnen de erkenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd op een andere plaats dan de goedgekeurde faciliteiten;

          16. werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar vóór de levering, om het luchtvaartuig in een gebruiksveilige toestand te houden;

          17. afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden;

        3. specifieke bepalingen opnemen in de controleprocedures voor kritieke onderdelen.”;

    3. in punt 21.A.145 wordt punt b) vervangen door:

      1. met betrekking tot alle noodzakelijke luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens:

        1. dat de productieorganisatie dergelijke gegevens heeft ontvangen van het Agentschap en van de houder of aanvrager van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring die overeenkomstig deze verordening is afgegeven of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming van het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met inbegrip van alle vrijstellingen van de milieubeschermingseisen, teneinde te bepalen of voldaan is aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

        2. dat de productieorganisatie een procedure heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat de luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens correct worden opgenomen in de productiegegevens;

        3. dat deze gegevens up-to-date worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeel dat toegang tot die gegevens moet hebben om zijn taken te kunnen vervullen.”;

    4. punt 21.A.163 wordt vervangen door:

      Bevoegdheden

      Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden kan de houder van een erkenning als productieorganisatie:

      1. productieactiviteiten uitvoeren overeenkomstig deze bijlage of bijlage Ib (deel 21 Light);

      2. in het geval van een compleet typegecertificeerd luchtvaartuig en na overlegging van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52) overeenkomstig 21.A.174 en 21.A.204 van deze bijlage of overeenkomstig 21L.A.143, punt c), en 21L.A.163 van bijlage Ib (deel 21 Light), een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;

      3. in het geval van andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken, certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig deze bijlage (deel 21) of bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;

      4. in het geval van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgegeven overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) en op vertoon van een overeenkomstig 21L.A.143, punt d), en 21L.A.163 van bijlage Ib (deel 21 Light) afgegeven conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B), een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en een beperkt geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;

      5. in het geval van producten of onderdelen die moet worden geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light), certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;

      6. een nieuw, door hem geproduceerd luchtvaartuig onderhouden en een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 53) met betrekking tot dat onderhoud afgeven;

      7. met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde autoriteit voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig 21.A.711, punt c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21.A.710, punt b).”;

    5. punt 21.A.165 wordt vervangen door:

      Verplichtingen van de houder

      Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden moet de houder van een erkenning als productieorganisatie:

      1. ervoor zorgen dat het in overeenstemming met 21.A.143 ter beschikking gestelde handboek en de documenten waarnaar het verwijst, in de organisatie gebruikt worden als basiswerkdocumenten;

      2. de productieorganisatie instandhouden conform de voor de erkenning als productieorganisatie goedgekeurde gegevens en procedures;

        1. vaststellen dat elk geproduceerd luchtvaartuig beantwoordt aan het typeontwerp en veilig kan worden gebruikt, alvorens conformiteitsverklaringen voor te leggen aan de bevoegde autoriteit, of

        2. vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken compleet zijn, beantwoorden aan de goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens en dat ze veilig kunnen worden gebruikt, alvorens EASA-formulier 1 af te geven om te bewijzen dat ze beantwoorden aan de goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt;

        3. en, in het geval van milieueisen, vaststellen dat:

          1. de geproduceerde motor voldoet aan de motoremissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop de motor is gebouwd, en

          2. het afgewerkte vliegtuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het vliegtuig is afgegeven;

        4. vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken beantwoorden aan de toepasselijke gegevens, alvorens EASA-formulier 1 af te geven als bewijs van conformiteit;

      3. bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of andere ontwerpgoedkeuring of aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met betrekking tot alle acties op het gebied van blijvende luchtwaardigheid die verband houden met de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

      4. indien de houder, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, voornemens is een certificaat van vrijgave af te geven, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven;

      5. voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);

      6. voor zover van toepassing, overeenstemming bereiken met 21.A.711, punten c) en e), alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);

      7. voldoen aan subdeel A van deze sectie.”.

  2. Sectie A, subdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 21.A.171 wordt vervangen door:

      Toepassingsgebied

      In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.”;

    2. in punt 21.A.174 wordt punt b) vervangen door:

      1. Elke aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet het volgende omvatten:

        1. de klasse van het bewijs van luchtwaardigheid waarvoor een aanvraag wordt ingediend;

        2. voor nieuwe luchtvaartuigen:

          1. een conformiteitsverklaring:

            • afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of

            • afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of

            • voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp;

          2. een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

          3. het vlieghandboek, indien vereist door de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het betreffende luchtvaartuig;

        3. voor gebruikte luchtvaartuigen afkomstig uit:

          1. een lidstaat, een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie(1) afgegeven certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid;

          2. een niet-lidstaat:

            • een verklaring door de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartuig geregistreerd is, of was, waarin de luchtwaardigheidstoestand van het betreffende luchtvaartuig op het moment van de overdracht wordt beschreven;

            • een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

            • het vlieghandboek indien dit wordt vereist in de luchtwaardigheidsvoorschriften voor dat luchtvaartuig;

            • historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te stellen, met inbegrip van alle beperkingen die verbonden zijn aan een beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig 21.B.327;

            • een aanbeveling voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en voor een certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid op grond van een beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014;

            • de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven en, indien de normen van bijlage 16, volume III, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van toepassing zijn, de gegevens inzake CO2-emissies in metrische waarden.”.

  3. Sectie A, subdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 21.A.201 wordt vervangen door:

      Toepassingsgebied

      In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van geluidscertificaten aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.”;

    2. in punt 21.A.204 wordt punt b) vervangen door:

      1. Elke aanvraag moet bevatten:

        1. voor nieuwe luchtvaartuigen:

          1. een conformiteitsverklaring:

            • afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of

            • afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of

            • voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, en

          2. de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie;

        2. voor gebruikte luchtvaartuigen:

          1. de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie, en

          2. historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen/stellen.”.

  4. Sectie A, subdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 21.A.233 wordt vervangen door:

      Aanvaardbaarheid

      Elke natuurlijke of rechtspersoon (“organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel:

      1. om de overeenstemming met 21.A.14, 21.A.112B, 21.A.432B of 21.A.602B aan te tonen, of

      2. om de overeenstemming met 21L.A.23, 21L.A.83 of 21L.A.204 van bijlage Ib (deel 21 Light) aan te tonen, of

      3. om bevoegdheden krachtens 21.A.263 te verkrijgen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties, of voor de afgifte van verklaringen van overeenstemming met betrekking tot geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties van luchtvaartuigen waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).”;

    2. in punt 21.A.239 wordt punt d) vervangen door:

      1. Als onderdeel van het aspect ontwerpborging van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:

        1. een systeem vaststellen, toepassen en in stand houden voor de controle van en het toezicht op het ontwerp en de wijzigingen en reparaties van het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken die onder de erkenningsvoorwaarden vallen; dit systeem moet:

          1. een luchtwaardigheidsfunctie omvatten, die er moet op toezien dat het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken of de wijzigingen en reparaties van het ontwerp in overeenstemming zijn met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de technische specificaties met betrekking tot het afleggen van verklaringen, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen;

          2. ervoor zorgen dat het zich op passende wijze kwijt van zijn verantwoordelijkheden overeenkomstig deze bijlage en de overeenkomstig 21.A.251 uitgegeven erkenningsvoorwaarden;

        2. een onafhankelijke verificatiefunctie voor het aantonen van de naleving vaststellen, toepassen en in stand houden op basis waarvan de ontwerporganisatie verklaart dat zij in overeenstemming is met de toepasselijke eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming, en

        3. specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem garandeert dat de ontworpen onderdelen of uitrustingsstukken aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures.”;

    3. punt 21.A.263 wordt vervangen door:

      Bevoegdheden

      1. (Gereserveerd)

      2. (Gereserveerd)

      3. De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden krachtens 21.A.251 en overeenkomstig de relevante procedures van het ontwerpbeheersysteem:

        1. wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en reparatieontwerpen te classificeren als “ingrijpend” of “gering”;

        2. geringe wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en ontwerpen van geringe reparaties overeenkomstig deze bijlage (deel 21) of bijlage Ib (deel 21 Light) goed te keuren;

        3. de conformiteit te verklaren van een geringe wijziging of een ontwerp van een geringe reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de declarant een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);

        4. overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) te verklaren dat een gewijzigd luchtvaartuigontwerp in overeenstemming is met het ontwerp, in het geval de natuurlijke persoon of rechtspersoon die oorspronkelijk overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd voor dat luchtvaartuig, niet meer actief is of niet antwoordt op verzoeken om een verklaring van overeenstemming van ontwerpwijzigingen af te leggen;

        5. bepaalde ontwerpen van ingrijpende reparaties van producten of hulpaggregaten (APU’s) goed te keuren onder subdeel M van deze bijlage;

        6. voor bepaalde luchtvaartuigen de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig 21.A.710, punt a), 2, behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens 21.A.701, punt a), 15;

        7. een vliegvergunning af te geven in overeenstemming met 21.A.711, punt b), voor een luchtvaartuig dat hij heeft ontworpen of gewijzigd, of waarvoor hij onder 21.A.263, punt c), 6, de voorwaarden waaronder de vliegvergunning kan worden afgegeven, heeft goedgekeurd, en wanneer de houder van een erkenning als ontwerporganisatie zelf:

          1. de configuratie van het luchtvaartuig controleert, en

          2. de conformiteit met de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden bevestigt;

        8. bepaalde ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat onder subdeel D van deze bijlage of onder subdeel D van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light), goed te keuren, en

        9. bepaalde aanvullende typecertificaten af te geven onder subdeel E van deze bijlage of onder subdeel E van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light) en bepaalde ingrijpende wijzigingen van die certificaten goed te keuren.”;

      4. in punt 21.A.265 wordt punt c) vervangen door:

        1. vaststellen dat het ontwerp van de producten of van de wijzigingen of reparaties ervan voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de technische specificaties inzake het afleggen van verklaringen, de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen, en geen onveilige kenmerken vertoont;”.

  5. In sectie A, subdeel K, 21.A.307, wordt het volgende punt b), 7, ingevoegd:

    1. een onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is door een in artikel 9, lid 4, van deze verordening bedoelde persoon of organisatie;”.

  6. In aanhangsel I wordt de titel “Instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1” vervangen door:

    “Deze instructies gelden alleen voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II van bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden.

    DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

    Een primaire doelstelling van het certificaat is het luchtwaardig verklaren van nieuwe luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken (hierna “artikel(en)” genoemd).

    Tussen het certificaat en het artikel of de artikelen moet een correlatie zijn vastgesteld. De opdrachtgever moet een certificaat bijhouden in een vorm die controle van de originele gegevens toelaat.

    Het certificaat wordt aanvaard door veel luchtwaardigheidsautoriteiten, maar dit kan afhangen van bilaterale overeenkomsten en/of het beleid van de luchtwaardigheidsautoriteit.

    Het certificaat is geen leveringsbon of verschepingsdocument.

    Luchtvaartuigen mogen niet worden vrijgegeven door middel van dit certificaat.

    Het certificaat is geen goedkeuring om het artikel te installeren in een welbepaald luchtvaartuig, een welbepaalde motor of propeller, maar helpt de eindgebruiker zich een oordeel te vormen over de stand van zaken bij de goedkeuring van de luchtwaardigheid ervan.

    Een mengeling van door fabricage en door onderhoud vrijgegeven artikelen is niet geoorloofd op hetzelfde certificaat.

    Een mengeling van artikelen die conform “goedgekeurde gegevens” en “niet-goedgekeurde gegevens” gecertificeerd zijn, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

    ALGEMEEN

    Het certificaat moet overeenstemmen met het bijgevoegde formaat inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat het certificaat er onherkenbaar door wordt.

    Het certificaat moet opgemaakt zijn in “liggende” indeling, maar het totale formaat van het certificaat mag in aanzienlijke mate worden vergroot of verkleind zolang het certificaat herkenbaar en leesbaar blijft. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

    De verklaring in verband met de verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur mag op de voor- of de achterzijde van het formulier worden geplaatst.

    Tekst moet duidelijk en leesbaar worden aangebracht om het leesgemak te vergroten.

    Het certificaat kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar en in overeenstemming met de vastgestelde opmaak worden afgedrukt.

    Het certificaat moet worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer andere talen.

    De gegevens die op het certificaat moeten worden ingevuld, kunnen machinaal of per computer worden afgedrukt of kunnen met de hand worden ingevuld in blokletters en de tekst moet gemakkelijk leesbaar zijn.

    Het gebruik van afkortingen moet, voor de duidelijkheid, tot een minimum worden beperkt.

    De open ruimte op de achterkant van het certificaat mag door de opsteller worden gebruikt om aanvullende informatie te geven maar mag geen certificeringsverklaring bevatten. Als het certificaat op de achterkant wordt ingevuld, moet hiernaar worden verwezen in het betreffende vak op de voorkant van het certificaat.

    AFSCHRIFTEN

    Het aantal afschriften van het certificaat dat naar de klant gestuurd wordt of door de opsteller bewaard wordt, is onbeperkt.

    FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT

    Als een eindgebruiker een fout of fouten aantreft op een certificaat, moet hij deze schriftelijk melden aan de opsteller. De opsteller mag een nieuw certificaat opmaken als deze de fout(en) kan verifiëren en verbeteren.

    Het nieuwe certificaat moet een nieuw volgnummer krijgen en het moet opnieuw ondertekend en gedateerd worden.

    De aanvraag van een nieuw certificaat kan worden gehonoreerd zonder een hernieuwde verificatie van de toestand van het artikel of de artikelen. Het nieuwe certificaat is geen verklaring over de huidige toestand en dient in vak 12 naar het vorige certificaat te verwijzen door middel van de volgende verklaring: “Dit certificaat corrigeert de fout(en) in vak(ken) [gecorrigeerd(e) vak(ken) invullen] van certificaat [oorspronkelijk volgnummer invullen] op datum van [oorspronkelijke afgiftedatum invullen] en houdt geen verklaring van overeenstemming/toestand/vrijgave voor gebruik in”. Beide certificaten moeten worden bewaard gedurende de bewaringsperiode die geldt voor het eerste certificaat.

    INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER

    • Bevoegde autoriteit/land van afgifte erkenning

      Vermeld de naam en het land van de bevoegde autoriteit onder wiens bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde autoriteit het Agentschap is, moet alleen “EASA” worden vermeld.

    • Koptekst EASA-formulier 1

      “CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK EASA-FORMULIER 1”

    • Volgnummer formulier

      In dit vak moet een uniek nummer staan dat wordt vastgesteld door het nummeringsysteem of de nummeringsprocedure van de in vak 4 vermelde organisatie; dit nummer mag alfanumerieke en numerieke tekens bevatten.

    • Naam en adres organisatie

      Vul de volledige naam en het adres in van de productieorganisatie (raadpleeg EASA-formulier 55 blad A) of de natuurlijke personen of rechtspersonen die het artikel of de artikelen waarover het certificaat handelt, vrijgeven. Logo’s e.d. van de organisatie zijn toegestaan als ze in het vak passen.

    • Werkopdracht/contract/factuur

      Vul het werkopdrachtnummer, contractnummer, factuurnummer of een soortgelijk referentienummer in om de traceerbaarheid van het artikel of de artikelen te vergemakkelijken voor de klant.

    • Artikel

      Vul regelartikelnummers in wanneer er meer dan een regelartikel is. Dit vak maakt het mogelijk om kruisverwijzingen aan te brengen met de opmerkingen in vak 12.

    • Omschrijving

      Hier moet de naam of een omschrijving van het artikel worden ingevuld. Het verdient de voorkeur de benaming te gebruiken uit de instructies voor blijvende luchtwaardigheid of onderhoudsgegevens (bv. geïllustreerde onderdelencatalogus, handleiding voor luchtvaartuigonderhoud, onderhoudsrapport, handleiding voor onderdelenonderhoud).

    • Onderdeelnummer

      Vul het onderdeelnummer in zoals dit wordt vermeld op het artikel of het label/de verpakking. Voor een motor of propeller mag de benaming van het type worden gebruikt.

    • Aantal

      Vermeld het aantal artikelen.

    • Serienummer

      Als het artikel volgens de regelgeving moet worden geïdentificeerd met een serienummer, moet dit hier worden vermeld. Bovendien mogen alle andere serienummers worden vermeld die niet door de regelgeving worden vereist. Vul “n.v.t.” in als het artikel geen serienummer draagt.

    • Status/werk

      Vermeld hier “PROTOTYPE” of “NIEUW”.

      Vermeld “PROTOTYPE” voor:

      1. de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met niet-goedgekeurde ontwerpgegevens;

      2. de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met ontwerpgegevens waarvoor een declarant nog geen verklaring is afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light);

      3. hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld;

      Vermeld “NIEUW” voor:

      1. de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met de goedgekeurde ontwerpgegevens;

      2. de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light);

      3. hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld;

      4. hercertificering door de productfabrikant of de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat van artikelen van “prototype” (uitsluitend conform niet-goedgekeurde gegevens) tot “nieuw” (conform goedgekeurde gegevens en geschikt voor veilig gebruik), na goedkeuring van de toepasselijke ontwerpgegevens, op voorwaarde dat de ontwerpgegevens niet gewijzigd zijn.

        Voor gecertificeerde producten moet in vak 12 de volgende verklaring worden ingevuld:

        “HERCERTIFICERING VAN ARTIKELEN VAN “PROTOTYPE” TOT “NIEUW”: DIT DOCUMENT CERTIFICEERT DAT DE ONTWERPGEGEVENS [TC/STC-NUMMER, REVISIENIVEAU VERMELDEN] OP BASIS WAARVAN DIT ARTIKEL (DEZE ARTIKELEN) WERD(EN) VERVAARDIGD, WERDEN GOEDGEKEURD OP [ZO NODIG DATUM INVULLEN TER IDENTIFICATIE VAN REVISIESTATUS].”

        Het vak “goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” in vak 13a moet worden aangekruist;

        Voor luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, wordt de volgende verklaring ingevuld in vak 12:

        “HERCERTIFICERING VAN ARTIKELEN VAN “PROTOTYPE” TOT “NIEUW”: DIT DOCUMENT CERTIFICEERT DAT DE VERKLARING VAN DE ONTWERPGEGEVENS [REFERENTIE VAN DE VERKLARING, REVISIENIVEAU VERMELDEN] OP BASIS WAARVAN DIT ARTIKEL (DEZE ARTIKELEN) WERD(EN) VERVAARDIGD, WERDEN GOEDGEKEURD OP [ZO NODIG DATUM INVULLEN TER IDENTIFICATIE VAN REVISIESTATUS].”;

      5. het onderzoek van een eerder vrijgegeven nieuw artikel voordat dit in gebruik genomen wordt in overeenstemming met een klantspecifieke norm of specificatie (bijzonderheden en de oorspronkelijke vrijgave moeten worden ingevuld in vak 12) of om de luchtwaardigheid vast te stellen (een uitleg van de basis voor vrijgave en gedetailleerde gegevens over de oorspronkelijke vrijgave moeten worden opgenomen in vak 12).

    • Opmerkingen

      Beschrijf het werk vermeld in vak 11, ofwel direct, ofwel met verwijzing naar ondersteunende documentatie, dat voor de gebruiker of installateur nodig is bij de bepaling van de luchtwaardigheid van het artikel of de artikelen met betrekking tot het werk dat gecertificeerd wordt. Indien nodig mag er een afzonderlijk blad worden gebruikt met verwijzing vanuit EASA-formulier 1. Van iedere verklaring moet duidelijk zijn naar welk(e) artikel(en) in vak 6 zij verwijst. Indien geen verklaring wordt gegeven, moet “Geen” worden ingevuld.

      Vermeld de verantwoording voor vrijgave voor niet-goedgekeurde ontwerpgegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens).

      Als het artikel geproduceerd is overeenkomstig ontwerpgegevens waarvoor een declarant nog geen verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, wordt de volgende verklaring opgenomen in vak 12:

      “IN AFWACHTING VAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP OVEREENKOMSTIG SUBDEEL C, F OF N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

      Als het artikel geproduceerd is overeenkomstig ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, wordt de volgende verklaring opgenomen in vak 12:

      “GEPRODUCEERD IN OVEREENSTEMMING MET DE ONTWERPGEGEVENS VAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP OVEREENKOMSTIG SUBDEEL C, F OF N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

      Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.

    • Kruis slechts een van de twee vakjes aan.

      1. Kruis het vakje “goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van goedgekeurde ontwerpgegevens en geschikt bevonden zijn voor veilig gebruik.

      2. Kruis het vakje “niet-goedgekeurde ontwerpgegevens zoals gespecificeerd in vak 12” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van toepasselijke niet-goedgekeurde ontwerpgegevens.

        Dit vakje moet ook worden aangekruist als het artikel geproduceerd is in overeenstemming met ontwerpgegevens waarover een verklaring is afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N.

        Identificeer de gegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens, in overeenstemming met ontwerpgegevens van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N).

        Een mengeling van artikelen die worden vrijgegeven op grond van goedgekeurde en niet-goedgekeurde ontwerpgegevens, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

    • Bevoegde handtekening

      In deze ruimte moet de handtekening van de bevoegde persoon worden gezet. Alleen personen die specifiek gemachtigd zijn volgens de regels en het beleid van de bevoegde autoriteit, mogen dit vak ondertekenen. Ter vergroting van de herkenbaarheid mag een uniek nummer worden toegevoegd dat de bevoegde persoon identificeert.

    • Nummer erkenning/autorisatie

      Vermeld het nummer/de referentie van de erkenning/autorisatie. Dit nummer of deze referentie wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit voor erkende of verklaarde productieorganisaties (voor onderdelen die geproduceerd zijn onder bijlage Ib (deel 21 Light). Als de organisatie een onderdeel heeft geproduceerd dat overeenstemt met ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, en de organisatie geen erkende of verklaarde productieorganisatie is, dan moet zij de volgende verklaring vermelden:

      “GEPRODUCEERD ONDER SUBDEEL R van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

    • Naam

      Vermeld de naam van de persoon wiens handtekening in vak 13b wordt gezet in een leesbare vorm.

    • Datum

      Hier moet de datum waarop vak 13b wordt ondertekend, worden ingevuld in de volgende vorm: dd = twee cijfers voor de dag, mmm = de drie eerste letters van de maand, jjjj = vier cijfers voor het jaartal.

    • Algemene eisen voor de vakken 14a-14e:

      worden niet gebruikt voor productievrijgave. Breng schaduw of een donkere kleur aan of markeer deze vakken zodanig dat er geen onopzettelijk of onbevoegd gebruik van kan worden gemaakt.

      Verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur

      Zet de volgende verklaring op het certificaat om de eindgebruikers erop te wijzen dat zij niet van hun verantwoordelijkheden ontheven worden betreffende installatie en gebruik van een artikel dat door dit formulier wordt vergezeld:

      “DIT CERTIFICAAT HOUDT NIET AUTOMATISCH TOESTEMMING TOT INSTALLATIE IN.

      INDIEN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR TE WERK GAAT VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN EEN ANDERE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DAN DIE WELKE IN VAK 1 IS VERMELD, IS HET VAN ESSENTIEEL BELANG DAT DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR ZICH ERVAN VERGEWIST DAT ZIJN/HAAR LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DE ARTIKELEN VAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT ACCEPTEERT.

      DE VERKLARINGEN IN DE VAKKEN 13A EN 14A VORMEN GEEN INSTALLATIECERTIFICERING. HET ONDERHOUDSRAPPORT VOOR LUCHTVAARTUIGEN MOET IN ALLE GEVALLEN EEN INSTALLATIECERTIFICERING BEVATTEN DIE OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE VOORSCHRIFTEN AAN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR IS AFGEGEVEN ALVORENS MET HET LUCHTVAARTUIG MAG WORDEN GEVLOGEN.”.”.

BIJLAGE II

Aanhangsels van BIJLAGE IB (deel 21 Light)EASA-FORMULIEREN
Aanhangsel IBeperkt bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 24B
Aanhangsel II
Aanhangsel III
Aanhangsel IVCertificaat van geschiktheid voor gebruik — EASA-formulier 53B