Verordening (EU) 2022/1616 van de Commissie van 15 september 2022 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 282/2008 (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2022/1616 van de Commissie van 15 september 2022 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 282/2008 (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG(1), en met name artikel 5, lid 1, tweede alinea, punten h), i), k) en n),
Overwegende hetgeen volgt:
Als onderdeel van het actieplan voor de circulaire economie 2015(2) heeft de Commissie de opschaling van recycling van kunststoffen aangemerkt als een essentiële voorwaarde voor de transitie naar een circulaire economie en zich ertoe verbonden deze sector gericht aan te pakken. Om die reden heeft de Commissie in 2018 een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie(3) vastgesteld, waarin de belangrijkste verbintenissen voor EU-optreden worden gepresenteerd om de negatieve effecten van vervuiling door kunststoffen in te dammen. Met de strategie wordt ernaar gestreefd de recyclingcapaciteit voor kunststoffen in de EU uit te breiden en het gehalte recyclaat in kunststofproducten en -verpakkingen te verhogen. Aangezien een groot deel van de verpakkingsmaterialen van kunststoffen wordt gebruikt als verpakking voor levensmiddelen, kan het beleid zijn doelstellingen alleen bereiken als ook het gehalte gerecycleerde kunststof in verpakkingen voor levensmiddelen wordt verhoogd.
Een eerste vereiste voor elke verhoging van het gehalte recyclaat in verpakkingen voor levensmiddelen en andere materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, blijft de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen. Afvalmaterialen en afgedankte voorwerpen van kunststof kunnen echter, zelfs wanneer zij voor levensmiddelen zijn gebruikt, verontreinigende stoffen bevatten die incidenteel zijn aan dat gebruik en die de veiligheid en kwaliteit van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststoffen die met levensmiddelen in aanraking komen, in gevaar kunnen brengen. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat dergelijk kunststofafval verontreinigd is met een relatief grote hoeveelheid specifieke stoffen waarvan bekend is dat zij gevaarlijk zijn voor de menselijke gezondheid, zoals het geval kan zijn bij kunststoffen die afkomstig zijn van industriële doeleinden, is niet bekend welke incidentele verontreinigingen in ingezamelde verpakkingen voor levensmiddelen kunnen voorkomen en in welke hoeveelheden; dergelijke verontreinigingen zijn willekeurig, hangen af van de bron en de inzamelingsmethode van het kunststofafval, en kunnen per inzameling verschillen. Daarom moet kunststof dat wordt gebruikt voor de productie van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen tijdens de recycling altijd worden gedecontamineerd tot een niveau waarbij het zeker is dat de resterende verontreinigingen de menselijke gezondheid niet in gevaar kunnen brengen en het levensmiddel niet anderszins kunnen aantasten. Om ervoor te zorgen dat de consumenten van levensmiddelen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op de gedecontamineerde materialen kunnen vertrouwen en dat er een uniforme interpretatie is van de mate van decontaminatie die als toereikend wordt beschouwd, moet de decontaminatie van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen, aan uniforme voorschriften worden onderworpen.
In Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie(4) zijn reeds specifieke voorschriften voor recyclingprocessen vastgesteld om ervoor te zorgen dat gerecycleerde materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 voldoen. Verordening (EG) nr. 282/2008 was echter niet van toepassing op alle recyclingtechnologieën, aangezien chemische depolymerisatie, het gebruik van afsnijdsels en restanten, en het gebruik van sperlagen van het toepassingsgebied ervan waren uitgesloten. Het gebruik van materialen van gerecycleerde kunststof die in aanraking komen met levensmiddelen en die met uitgesloten technologieën zijn vervaardigd, wordt geacht onder Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie(5) betreffende materialen en voorwerpen van kunststof te vallen. Verordening (EU) nr. 10/2011 biedt echter geen duidelijke ondersteuning voor de uitgesloten technologieën, aangezien zij geen voorschriften vaststelt voor gedeeltelijk gedepolymeriseerde stoffen of oligomeren, afsnijdsels en procesrestanten, en beperkingen oplegt omtrent de stoffen die achter een functionele sperlaag kunnen worden gebruikt.
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (“EFSA”) heeft opgemerkt dat het onmogelijk is te voorspellen welke verontreinigingen mogelijk aanwezig zijn in PET dat na consumptie als input voor een recyclingproces wordt gebruikt, en derhalve te waarborgen dat zij niet genotoxisch zijn(6). Aangezien de redenering van de EFSA kan worden uitgebreid tot ander kunststofafval, kan er niet algemeen van worden uitgegaan dat dergelijke andere afvalstromen vrij zijn van bepaalde groepen verontreinigende stoffen zonder aanvullende wetenschappelijke gegevens. Daarom kan er ook niet van worden uitgegaan dat het mogelijk is om verontreinigingen op dezelfde wijze op risico’s te beoordelen als gebeurt bij het beoordelen van onzuiverheden in het kader van Verordening (EU) nr. 10/2011, of dat mengsels van chemisch gedepolymeriseerde materialen vrij zijn van dergelijke verontreinigingen, of dat functionele sperlagen van kunststof deze volledig kunnen tegenhouden. Bijgevolg kunnen gerecycleerde kunststoffen die zijn vervaardigd met technologieën die zijn uitgesloten van de toepassing van Verordening (EG) nr. 282/2008, ook niet worden gebruikt met inachtneming van Verordening (EU) nr. 10/2011.
Bijgevolg zijn Verordening (EG) nr. 282/2008 en Verordening (EU) nr. 10/2011 samen niet van toepassing op alle technologieën voor het recycleren van kunststof en alle materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof. Terwijl nieuwe innovatieve kunststofrecyclingtechnologieën worden ontwikkeld en de markt voor gerecycleerde kunststoffen groeit, vormt het ontbreken van duidelijk toepasbare en geschikte voorschriften een potentieel risico voor de menselijke gezondheid en zet dit een rem op innovatie. Om duidelijke voorschriften vast te stellen en het risico van incidentele verontreinigingen aan te pakken, is het daarom passend Verordening (EG) nr. 282/2008 te vervangen door nieuwe voorschriften die alle bestaande en toekomstige kunststofrecyclingtechnologieën bestrijken.
Verordening (EU) nr. 10/2011 schrijft voor dat de stoffen die voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof worden gebruikt, een passende zuiverheid hebben en dat de resterende onzuiverheden kunnen worden geïdentificeerd, zodat zij aan een risicobeoordeling kunnen worden onderworpen. Aangezien afzonderlijke stoffen tot een voor dit doel geschikt niveau kunnen worden gezuiverd, leidt dit in het algemeen niet tot beperkingen van de productiemethoden voor de stoffen op de EU-lijst van toegelaten stoffen. Het is dus ook mogelijk die stoffen te vervaardigen uit om het even welke bron, dus ook uit afvalstoffen. Bovendien zijn stoffen die uit afvalstoffen worden vervaardigd en een hoge zuiverheidsgraad hebben, niet te onderscheiden van dezelfde stoffen die op een andere wijze worden vervaardigd. Daarom moet de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof met stoffen die met een hoge zuiverheidsgraad uit afvalstoffen zijn verkregen en die in de EU-lijst van Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn opgenomen of onder bepaalde afwijkingen vallen, onder die verordening vallen, terwijl andere stoffen waarin incidentele verontreinigingen niet vooraf als afwezig kunnen worden verondersteld of niet gemakkelijk kunnen worden uitgesloten, met inbegrip van mengsels, oligomeren en uit afvalstoffen vervaardigde polymeren, onder deze verordening moeten vallen. Om onzekerheid te vermijden over de vraag welke verordening van toepassing is op een bepaalde recyclingtechnologie die resulteert in stoffen in een tussenfase van de recycling, moeten stoffen die onder Verordening (EU) nr. 10/2011 vallen, duidelijk van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.
In natuurlijke taal kunnen algemeen gebruikte termen, zoals “technologie”, “proces”, “apparatuur” en “installatie”, verwijzen naar dezelfde of naar soortgelijke begrippen en kunnen de betekenissen elkaar overlappen, afhankelijk van de context en de gebruiker. Teneinde het toepassingsgebied en het voorwerp van de uit hoofde van deze verordening opgelegde verplichtingen te verduidelijken, is het passend deze begrippen in het kader van deze verordening duidelijk te definiëren. Er moet met name een onderscheid worden gemaakt tussen de termen “recyclingtechnologie”, wat betrekking heeft op de algemene concepten en beginselen volgens welke verontreinigingen uit kunststofafval worden verwijderd, “recyclingproces”, wat verwijst naar de beschrijving van een specifieke opeenvolging van bewerkingen en apparatuur die met behulp van een specifieke recyclingtechnologie zijn ontworpen, en “recyclinginstallatie”, wat verwijst naar de feitelijke fysieke apparatuur die wordt gebruikt om het recyclingproces uit te voeren met het oog op de vervaardiging van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof.
Deze verordening schrijft de decontaminatie van kunststoffen door middel van een geschikte recyclingtechnologie voor, en het gebruik van chemische recyclingtechnologieën valt onder het toepassingsgebied ervan. Wanneer echter wordt verwezen naar het verwijderen van verontreinigingen uit stoffen of mengsels in plaats van uit materialen, wordt vaak zuivering gebruikt in plaats van decontaminatie. Wanneer chemische recyclingtechnologieën worden toegepast om verontreinigingen uit mengsels of stoffen te verwijderen, kunnen deze derhalve eerder als zuivering dan als decontaminatie worden beschouwd. Aangezien in dat geval de decontaminatie van de kunststof wordt bereikt door middel van zuivering, moet echter worden verduidelijkt dat de decontaminatie ook de zuivering van stoffen of mengsels omvat.
Recyclingprocessen kunnen bestaan uit een groot aantal opeenvolgende basisbewerkingen waarbij één enkele transformatie wordt toegepast (“eenheidsbewerkingen”), maar slechts enkele van deze bewerkingen resulteren in decontaminatie. Aangezien kunststofafval altijd moet worden gedecontamineerd en er duidelijke voorschriften voor de decontaminatie moeten zijn, moeten de recyclinghandelingen die samen voor decontaminatie zorgen het decontaminatieproces worden genoemd en worden onderscheiden van de handelingen die vóór en na de decontaminatie worden verricht.
Bij decontaminatie wordt onderscheid gemaakt tussen een gerecycleerde kunststof die niet geschikt is om met levensmiddelen in aanraking te komen en een gerecycleerde kunststof die daarvoor geschikt is gemaakt, ook al blijft dit beperkt tot uitsluitend microbiologische decontaminatie. Deze fase moet derhalve het belangrijkste aandachtspunt zijn bij de officiële controles in het kader van deze verordening. Afhankelijk van de toegepaste technologie en/of de organisatie daarvan kan de decontaminatie plaatsvinden in inrichtingen die van oudsher zouden worden beschouwd als afvalbeheerinrichtingen, recyclinginrichtingen of inrichtingen waar kunststof wordt omgewerkt. Om te zorgen voor uniformiteit en duidelijkheid omtrent de rol van een inrichting waar decontaminatie plaatsvindt in het kader van deze verordening, moet een dergelijke inrichting consequent een recyclinginrichting worden genoemd.
Gezien het belang van de kwaliteitscontrole van het gerecycleerde materiaal voor de uiteindelijke kwaliteit en veiligheid van de materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof en voor de traceerbaarheid, dient het begrip “partijen” waarop de voorschriften omtrent kwaliteitscontrole van toepassing zijn, nauwkeurig te worden omschreven.
Het beginsel dat ten grondslag ligt aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 is dat materialen en voorwerpen die bestemd zijn om direct of indirect met levensmiddelen in aanraking te komen, voldoende inert moeten zijn om aan de levensmiddelen geen stoffen af te geven in hoeveelheden die een gevaar kunnen opleveren voor de menselijke gezondheid, of die tot een onaanvaardbare wijziging in de samenstelling van de levensmiddelen dan wel een aantasting van de organoleptische eigenschappen daarvan kunnen leiden. Dit beginsel is derhalve ook van toepassing op gerecycleerde materialen die met levensmiddelen in aanraking komen. In die verordening wordt echter ook uitgelegd dat alleen de voorkeur mag worden gegeven aan het gebruik van gerecycleerde materialen en voorwerpen als er strenge eisen worden gesteld omtrent de voedselveiligheid. Het waarborgen van de voedselveiligheid omvat niet alleen de overdracht van stoffen die de menselijke gezondheid of de kwaliteit van levensmiddelen kunnen aantasten, maar ook de microbiologische veiligheid. Aangezien de input voor recyclingprocessen afkomstig is van afvalstoffen, is de kans veel groter dat deze microbiologisch besmet is dan materialen en voorwerpen die nieuw zijn vervaardigd uit uitgangsstoffen. Daarom moet deze verordening ervoor zorgen dat materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof niet alleen voldoende inert zijn, maar ook microbiologisch veilig.
Uit de ervaring met de evaluatie van processen in het kader van Verordening (EG) nr. 282/2008 blijkt dat wetenschappelijke criteria en inzichten die specifiek op die technologie zijn gericht, vóór de evaluatie van afzonderlijke recyclingprocessen waarbij een bepaalde recyclingtechnologie wordt gebruikt, moeten worden vastgesteld, aangezien onvoldoende wetenschappelijk inzicht in het verontreinigingsniveau in de input en in de werking van de technologie anders te veel onzekerheden kan opleveren om de EFSA in staat te stellen conclusies te trekken over de veiligheid van die afzonderlijke recyclingprocessen. De ervaring heeft ook geleerd dat andere recyclingtechnologieën met zekerheid kunnen garanderen dat elk recyclingproces dat deze technologieën toepast, veilige gerecycleerde kunststof oplevert en dat daarom de evaluatie van elk recyclingproces waarbij deze technologieën worden toegepast, weinig voordeel oplevert afgezet tegen de belasting die zij voor zowel de exploitanten van bedrijven als de EFSA betekent. Daarom is het passend te bepalen dat materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof in beginsel alleen in de handel mogen worden gebracht wanneer zij zijn vervaardigd met behulp van een technologie die voldoende bekend is om de Commissie in staat te stellen te beslissen of het in beginsel mogelijk is kunststofafval te recycleren tot kunststof die aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1935/2004 voldoet, en of voor het gebruik daarvan specifieke voorschriften moeten gelden, waaronder de vraag of recyclingprocessen waarbij die technologie wordt toegepast onderling voldoende verschillen wat de parameters van de decontaminatiebehandeling of de configuratie van het proces betreft om voor elk daarvan een afzonderlijke toelating te vereisen om de veiligheid en kwaliteit van de daarmee vervaardigde gerecycleerde kunststof te garanderen.
Op grond van de door de EFSA uitgevoerde evaluaties van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 282/2008 ingediende toelatingsaanvragen kunnen mechanische PET-recycling en een gesloten en gecontroleerde productketen worden beschouwd als geschikte recyclingtechnologieën om kunststofafval te recycleren tot kunststof die voldoet aan de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004, en moeten de specifieke voorwaarden voor het gebruik daarvan worden vastgesteld. Met name voor mechanische PET-recyclingprocessen is een afzonderlijke toelatingsprocedure vereist, aangezien de ernst en de duur van de behandeling van de kunststofinput die bij de decontaminatie wordt toegepast, en dus de decontaminatiecapaciteit ervan, afhankelijk zijn van de specifieke configuratie van die processen, en daarom een evaluatie per geval op basis van vastgestelde criteria vereisen. Omgekeerd is het niet nodig toelating te eisen voor afzonderlijke recyclingprocessen die uitsluitend gebruikmaken van kunststof afkomstig van een gesloten, gecontroleerde keten die verontreiniging voorkomt, aangezien de introductie van verontreinigingen in de keten voldoende wordt gecontroleerd om te garanderen dat eventuele verontreinigingen van de kunststofinput kunnen worden verwijderd met de eenvoudige reinigings- en verwarmingsprocessen die in elk geval nodig zijn voor het opnieuw vormen van de materialen.
Om de veiligheid en kwaliteit van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof te waarborgen, moeten voorschriften voor het in de handel brengen van die producten worden vastgesteld.
Verordening (EU) nr. 10/2011 stelt samenstellingsvoorschriften vast die een veilig gebruik van materialen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, waarborgen, onder meer door te bepalen welke stoffen voor de vervaardiging zijn toegestaan en welke migratielimieten gelden. Om hetzelfde veiligheidsniveau van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof te waarborgen, moeten zij dezelfde samenstelling hebben als kunststoffen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn vervaardigd, en moeten zij voldoen aan de in die verordening vastgestelde beperkingen en specificaties, zoals migratielimieten.
Om transparantie te waarborgen en kwaliteitscontrole en traceerbaarheid te vergemakkelijken, moet een openbaar register worden ingesteld met informatie over recyclers, recyclinginstallaties en recyclingprocessen, en moet registratie in dat register een vereiste zijn om materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof in de handel te brengen.
Hoewel Verordening (EG) nr. 1935/2004 specifieke voorschriften bevat voor de etikettering van materialen en voorwerpen om de gebruikers te informeren over het juiste gebruik ervan, bestaan dergelijke voorschriften niet voor de naverwerking van gedecontamineerde kunststof. Afhankelijk van de mate van decontaminatie kunnen echter bepaalde voorschriften gelden voor de verdere verwerking en het gebruik van gerecycleerde kunststof, zoals mengvoorschriften om een maximaal recyclaatgehalte te bereiken, of beperkingen op het gebruik ervan. Hoewel dergelijke voorschriften via documentatie moeten worden overgebracht, is het mogelijk dat kunststofmaterialen niet gemakkelijk herkenbaar zijn als materialen die een speciale behandeling vereisen. Om vergissingen te voorkomen en controles te vergemakkelijken, moet gerecycleerde kunststof daarom ook duidelijk leesbaar worden geëtiketteerd, zodat deze bij de naverwerking correct wordt gebruikt volgens de voorschriften van de recycler.
Om ervoor te zorgen dat materialen en voorwerpen van kunststof tijdens het gehele recyclingproces worden onderworpen aan voorwaarden die de veiligheid en kwaliteit ervan waarborgen, en om de handhaving en de werking van de toeleveringsketen te vergemakkelijken, moeten voorschriften worden vastgesteld voor de werking van alle recyclingfasen, van de voorbewerking tot de decontaminatie en de naverwerking. Met name mag het verontreinigingsniveau in de kunststoffen die als input in het decontaminatieproces worden gebracht nooit hoger zijn dan de maximumniveaus waarbij het proces voor een toereikende decontaminatie kan zorgen, en moet er derhalve voor worden gezorgd dat de kwaliteit van de input constant aan de desbetreffende specificaties voldoet. Daarom moeten de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie(7) betreffende goede fabricagemethoden in voorkomend geval ook van toepassing zijn op de afvalbeheerhandelingen die vóór het decontaminatieproces plaatsvinden en ervoor zorgen dat een kwaliteitsborgingssysteem wordt toegepast. Gezien de diversiteit van recyclingtechnologieën en -processen moet het evenwel mogelijk zijn specifieke voorschriften vast te stellen die een aanvulling vormen op of afwijken van sommige van die algemene voorschriften, teneinde rekening te houden met de specifieke mogelijkheden van een recyclingtechnologie of -proces.
Voorts dienen die algemene voorschriften voor de werking van alle recyclingfasen niet van toepassing te zijn in verband met recyclingtechnologieën die berusten op de invoering van een speciaal systeem voor het gebruik en de inzameling van materialen en voorwerpen van kunststof waaraan recyclers, exploitanten van levensmiddelenbedrijven en andere exploitanten van bedrijven deelnemen en die erop gericht is de verontreiniging van de kunststofinput tot een minimum te beperken en derhalve de voorschriften voor het toegepaste decontaminatieproces te versoepelen. Aangezien de veiligheid van de gerecycleerde kunststof daarom afhangt van de preventie van verontreiniging en bijgevolg van de correcte werking van dergelijke recyclingsystemen, veeleer dan van de verwerking van afvalstoffen en de daaropvolgende decontaminatie, is het passend dat deze verordening voorschriften voor de werking daarvan vaststelt. Om met name de duidelijkheid en de uniforme toepassing van een recyclingsysteem te waarborgen, zou slechts één instantie verantwoordelijk moeten zijn voor het beheer van de algemene werking ervan en zou die instantie alle deelnemende exploitanten bindende aanwijzingen moeten geven. Ook moet ervoor worden gezorgd dat deelnemers, derden en controlerende instanties de kunststoffen en voorwerpen die volgens een specifiek recyclingsysteem moeten worden gebruikt, gemakkelijk kunnen herkennen.
Ook al zou de regel moeten luiden dat alleen materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die zijn vervaardigd met behulp van technologieën waarvan de geschiktheid is aangetoond, in de handel mogen worden gebracht, dan nog is het passend om, teneinde de ontwikkeling van dergelijke technologieën mogelijk te maken en aan te moedigen, het in de handel brengen van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die met behulp van nieuwe technologieën zijn vervaardigd, onder strikte voorwaarden en voor een beperkte tijd toe te staan. Dit moet de ontwikkelaars in staat stellen de gegevens over een groot en representatief aantal monsters te verzamelen die nodig zijn om de onzekerheid omtrent de karakterisering van de kunststofinput en van de materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof tot een minimum te beperken en die derhalve nodig zijn om de geschiktheid van een nieuwe technologie te beoordelen en, in voorkomend geval, de specifieke voorschriften vast te stellen.
Er dienen evenwel voorschriften te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die met behulp van nieuwe technologieën zijn vervaardigd, een minimaal risico inhouden en dat de mogelijkheid om dergelijke materialen en voorwerpen in de handel te brengen daadwerkelijk wordt benut om informatie en ervaring te verzamelen aan de hand waarvan de technologie kan worden geëvalueerd. Daarom moet, voordat deze gerecycleerde materialen en voorwerpen in de handel worden gebracht, alle beschikbare informatie over de bij de nieuwe technologie toegepaste beginselen, concepten en praktijken worden gebruikt om de risico’s tot een minimum te beperken, en moeten gegevens over de decontaminatie-efficiëntie van de technologie beschikbaar zijn. Wanneer deze gegevens ontoereikend zouden zijn om de adequate werking van de technologie te verifiëren, met name wanneer decontaminatie niet het belangrijkste of enige beginsel is dat wordt toegepast om veiligheid te bereiken, moeten aanvullende tests worden ontworpen op basis van de specifieke kenmerken van de nieuwe technologie. Voorts moeten, met het oog op de vaststelling van het verontreinigingsniveau van de input en van de restverontreinigingsniveaus in de eindmaterialen en voorwerpen en de mogelijke overbrenging daarvan op levensmiddelen, voorschriften worden vastgesteld betreffende met name de analytische controle van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die zijn vervaardigd met recyclingtechnologieën die in ontwikkeling zijn en de mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Om het blootstellingsrisico te karakteriseren, moet deze controle niet alleen gericht zijn op gemiddelde niveaus, maar moet ook worden beoordeeld of bepaalde verontreinigingen vaker in verschillende partijen voorkomen of verband houden met een specifieke bron. Bovendien is het voor het vertrouwen inzake, de kennis van het publiek over en het regelgevend toezicht op technologieën die worden ontwikkeld, van belang dat de verslagen over de veiligheid van de materialen en van het toezicht daarop openbaar worden gemaakt.
Om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof in de handel te brengen die met behulp van nieuwe technologieën zijn vervaardigd, beperkt blijft tot de tijd die nodig is om de voor de beoordeling van de technologie vereiste informatie en ervaring te verzamelen, moeten voorschriften worden vastgesteld omtrent het opstarten van die beoordeling. Aangezien het echter niet onwaarschijnlijk is dat meerdere ontwikkelaars gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar vergelijkbare installaties gebruiken die in wezen op dezelfde technologie zijn gebaseerd, moet er een zekere mate van flexibiliteit bestaan ten aanzien van het opstarten en het toepassingsgebied van de beoordeling van een nieuwe technologie, zodat die beoordeling kan worden onderbouwd met informatie die afkomstig is van alle betrokken technologieontwikkelaars.
Indien er bewijsstukken of aanwijzingen zijn dat met een geschikte recyclingtechnologie of met een nieuwe technologie gerecycleerde materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof de gezondheid van de consument in gevaar kunnen brengen, moet de Commissie de technologie en de veiligheid van de materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die zij produceert, kunnen analyseren en er passende en directe maatregelen tegen kunnen nemen.
Aangezien deze verordening in bepaalde gevallen de afzonderlijke toelating van recyclingprocessen vereist, moet daarvoor een procedure worden vastgesteld. Deze procedure moet vergelijkbaar zijn met de in Verordening (EG) nr. 1935/2004 vastgestelde procedure voor de toelating van een nieuwe stof, waar nodig aangepast voor de afzonderlijke toelating van recyclingprocessen. Met name omdat de voorbereiding van een toelatingsaanvraag van de aanvrager een grondige kennis van het recyclingproces in kwestie vergt, en om te voorkomen dat verscheidene aanvragen voor hetzelfde recyclingproces worden ingediend, moet worden bepaald dat alleen de exploitant die het recyclingproces heeft ontwikkeld, en niet een willekeurige recycler die het proces gebruikt, een toelatingsaanvraag kan indienen. Aangezien toegelaten recyclingprocessen tijdens hun levenscyclus onderhevig zijn aan kleine en grote technische en administratieve wijzigingen, moet deze verordening voorts duidelijkheid verschaffen over de procedures die van toepassing zijn op wijzigingen van toegelaten recyclingprocessen.
Aangezien recyclinginstallaties complex zijn en de configuratie en exploitatie ervan aan vele parameters en procedures onderworpen kunnen zijn, is het passend om, teneinde het toezicht op de naleving door de recyclers zelf en efficiënte audits in het kader van officiële controles te vergemakkelijken, van recyclers die een decontaminatie-installatie exploiteren te eisen dat zij een document ter beschikking houden waarin de werking, de controle en de monitoring van die installatie en van de recyclinginstallatie waarvan zij deel uitmaakt op gestandaardiseerde wijze worden samengevat, op een wijze waaruit blijkt dat aan deze verordening wordt voldaan.
De decontaminatie van gerecycleerde kunststof moet worden onderworpen aan inspectie en controle door de bevoegde autoriteiten. Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving te waarborgen(8) heeft ook betrekking op de officiële controle van materialen die met levensmiddelen in aanraking komen en omvat daarom ook decontaminatie-installaties. Hoewel die verordening voorziet in algemene voorschriften voor officiële controles, bevat zij geen specifieke procedures voor de controle van decontaminatie-installaties. Om te zorgen voor een uniforme toepassing van de officiële controles op decontaminatie-installaties, ongeacht waar die zich bevinden, moeten daarom passende controletechnieken worden vastgesteld, alsook voorschriften die bepalen wanneer gerecycleerde kunststof geacht moet worden niet aan deze verordening te voldoen.
Om ervoor te zorgen dat gerecycleerde kunststof en materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof door verwerkers en exploitanten van levensmiddelenbedrijven op de juiste wijze en op traceerbare wijze worden gebruikt, moeten de partijen gerecycleerde kunststof vergezeld gaan van een verklaring van overeenstemming om de identiteit van de recycler en de oorsprong van de gerecycleerde kunststof vast te stellen, en om de verwerkers en eindgebruikers voorschriften te geven omtrent het gebruik ervan. Om ervoor te zorgen dat dit document door iedereen die het ontvangt op uniforme wijze kan worden geïnterpreteerd, moet van de exploitanten worden verlangd dat zij een vooraf bepaald model gebruiken.
Materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof worden momenteel in de handel gebracht met inachtneming van de nationale voorschriften. Daarom moeten er bepalingen worden vastgesteld die ervoor zorgen dat de overgang naar deze verordening soepel verloopt en dat de bestaande markt voor materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof niet wordt verstoord. Met name moet het mogelijk zijn om gedurende een beperkte periode de toelating aan te vragen van bestaande recyclingprocessen waarvoor overeenkomstig deze verordening een afzonderlijke toelating vereist is, en met die recyclingprocessen vervaardigde gerecycleerde kunststof en materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof in de handel te blijven brengen totdat de toelatingsprocedure is afgerond. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 282/2008 ingediende aanvragen die dergelijke recyclingprocessen betreffen, moeten worden beschouwd als uit hoofde van deze verordening ingediende aanvragen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 282/2008 ingediende aanvragen die recyclingprocessen betreffen waarvoor geen afzonderlijke toelating overeenkomstig deze verordening vereist is, moeten worden beëindigd aangezien er overeenkomstig deze verordening geen grondslag is voor toelating van de betrokken processen.
Recyclers die in hun huidige recyclinghandelingen technologieën toepassen die niet in de lijst van geschikte recyclingtechnologieën zijn opgenomen, moeten voldoende tijd krijgen om na te gaan of zij die technologie verder willen ontwikkelen, zodat de technologie als geschikt kan worden aangemerkt, of om anders hun gebruik van die recyclinghandelingen voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof te beëindigen. Daarom moet het in de handel brengen van gerecycleerde kunststof en materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die zijn vervaardigd door middel van recyclingprocessen en -installaties die op die technologieën zijn gebaseerd en in overeenstemming zijn met de huidige bestaande nationale voorschriften, nog gedurende een beperkte tijd worden toegestaan.
Ingeval exploitanten besluiten de technologie verder te ontwikkelen om de technologie als geschikt te kunnen aanmerken, vereist deze verordening de aanmelding van de technologie en de aanwijzing van een ontwikkelaar. De kennisgevingsprocedure vereist echter dat op het tijdstip van de kennisgeving een uitvoerige motivering van de veiligheid van die materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof wordt gegeven en dat op basis daarvan een verslag wordt gepubliceerd. Hoewel exploitanten die deze technologieën reeds toepassen, informatie moeten hebben over de veiligheid van de materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof en de daarmee vervaardigde voorwerpen, zijn de eisen die deze verordening aan dergelijke verslagen stelt, uitgebreid. Aangezien het veel tijd kan kosten om de vereiste aanvullende informatie te verkrijgen, is het derhalve passend deze ontwikkelaars toe te staan deze informatie in de maanden na de kennisgeving te verstrekken.
Krachtens deze verordening is het na een bepaalde datum wellicht niet meer mogelijk om materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die met een bepaalde recyclinginstallatie zijn vervaardigd, legaal in de handel te brengen. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven kunnen echter nog voorraden van dergelijke materialen en artikelen van gerecycleerde kunststof hebben, of deze reeds hebben gebruikt om levensmiddelen te verpakken. Aangezien deze situatie niet te wijten is aan onmiddellijke veiligheidsproblemen en deze materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof onder toezicht van de nationale autoriteiten in de handel zijn gebracht, moeten voedselverspilling en lasten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden vermeden en moet hun worden toegestaan deze materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof te gebruiken om levensmiddelen te verpakken en in de handel te brengen totdat die voorraad is uitgeput.
Van de recyclingtechnologieën die onder deze verordening vallen en niet als geschikte recyclingtechnologieën zijn opgenomen, vereist de vervaardiging van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof waarin de gerecycleerde kunststof achter een functionele sperlaag van kunststof wordt gebruikt, speciale aandacht omdat momenteel reeds honderden recyclinginstallaties materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof met deze technologie zouden vervaardigen. Materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die met deze technologie zijn vervaardigd, zijn tot dusver in de handel gebracht in de veronderstelling dat Verordening (EG) nr. 10/2011 wordt nageleefd, en zijn onderworpen aan de controle van de nationale bevoegde autoriteiten. De huidige informatie over deze materialen neemt de twijfels over de feitelijke naleving van die verordening niet weg. Er is met name onvoldoende informatie beschikbaar over de capaciteit van de toegepaste functionele sperlagen om migratie naar levensmiddelen van in de gerecycleerde kunststof aanwezige verontreinigingen over een langere periode te voorkomen. Daarom mag deze technologie nog niet als een geschikte recyclingtechnologie worden beschouwd. In tegenstelling tot andere technologieën die in het kader van deze verordening als nieuw moeten worden beschouwd, zijn de belangrijkste beginselen van deze technologie echter reeds bekend. Dit maakt het mogelijk specifieke aanpassingen in de voorschriften betreffende nieuwe technologieën op te nemen met betrekking tot het gebruik van deze technologie totdat een besluit is genomen over de geschiktheid ervan, en met name een voorschrift toe te voegen om de doeltreffendheid van het sperlaagbeginsel te verifiëren. Hoewel het gezien het aantal bestaande installaties niet nodig lijkt de monitoring van al deze recyclinginstallaties verplicht te stellen om voldoende gegevens over verontreinigingsniveaus te verkrijgen, is het, gezien het feit dat er op grond van de reeds beschikbare kennis twijfel bestaat over het vermogen van de functionele sperlaag om migratie van verontreinigingen op lange termijn te voorkomen, passend het in de handel brengen van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die met deze technologie zijn vervaardigd, afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat aanvullende tests zijn uitgevoerd om dat vermogen te garanderen.
Deze verordening schrijft voor dat bepaalde exploitanten op het gebied van afvalstoffenbeheer die betrokken zijn bij de inzameling van kunststoffen, alsmede exploitanten die betrokken zijn bij verdere handelingen in het kader van de voorbewerking, een gecertificeerd kwaliteitsborgingssysteem moeten opzetten om de kwaliteit en de traceerbaarheid van de kunststofinput te waarborgen. Aangezien deze exploitanten tijd nodig hebben om zich volledig op een dergelijke certificering voor te bereiden, moet hun voldoende tijd worden gegund om zich aan die eis aan te passen.
Om te zorgen voor een uniforme en adequate toepassing van analysemethoden schrijft deze verordening voor dat recyclers die verontreinigingsniveaus monitoren als onderdeel van hun activiteiten omtrent de ontwikkeling van nieuwe technologieën, deelnemen aan bekwaamheidstests. Aangezien deze verordening deze eis voor het eerst stelt, moeten deze bekwaamheidstests verder aan de bepalingen van deze verordening worden aangepast en hebben de laboratoria tijd nodig om hun deelname te organiseren. Daarom moet voldoende tijd worden uitgetrokken om dergelijke bekwaamheidstests te kunnen aanpassen en organiseren.
Verordening (EG) nr. 282/2008 moet worden ingetrokken.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening is een bijzondere maatregel in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor:
het in de handel brengen van materialen en voorwerpen van kunststof die onder artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 vallen en kunststof bevatten die van afvalstoffen afkomstig is of daaruit is vervaardigd;
de ontwikkeling en exploitatie van recyclingtechnologieën, -processen en -installaties, met het oog op de productie van gerecycleerde kunststof voor gebruik in die materialen en voorwerpen van kunststof;
het gebruik van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof en van voor recycling bestemde materialen en voorwerpen van kunststof die met levensmiddelen in aanraking komen.
Deze verordening is niet van toepassing op het gebruik van afvalstoffen voor de vervaardiging van stoffen die zijn opgenomen in de EU-lijst van toegelaten stoffen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 10/2011, en voor de vervaardiging van stoffen met inachtneming van artikel 6, leden 1 en 2, en lid 3, punt a), van die verordening, indien zij bestemd zijn voor later gebruik in overeenstemming met die verordening.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 10/2011 en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2023/2006.
Voor de toepassing van deze verordening gelden verder de volgende definities:
“afvalstof”, “stedelijk afval”, “afvalbeheer” of “afvalstoffenbeheer”, “inzameling”, “hergebruik”, “recycling”, en “niet-gevaarlijke afvalstof”, zoals vastgelegd in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(9);
“levensmiddelenbedrijf” en “exploitant van een levensmiddelenbedrijf”, zoals vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(10);
“bevoegde autoriteiten” en “audit”, zoals vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad.
Voor de toepassing van deze verordening gelden voorts de volgende definities:
“recyclingtechnologie”: een specifieke combinatie van fysische of chemische concepten, beginselen en praktijken om een afvalstroom van een bepaald type en op een bepaalde manier ingezameld afval te recycleren tot materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof van een bepaald type en met een specifiek beoogd gebruik, met inbegrip van een decontaminatietechnologie;
“decontaminatietechnologie”: een specifieke combinatie van fysische of chemische concepten, beginselen en praktijken die deel uitmaken van een recyclingtechnologie en die zuivering of verwijdering van verontreiniging als hoofddoel hebben;
“recyclingproces”: een opeenvolging van eenheidsbewerkingen die is bedoeld voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof door middel van voorbewerking, een decontaminatieproces en naverwerking, en die is gebaseerd op een specifieke recyclingtechnologie;
“gerecycleerde kunststof”: kunststof die het resultaat is van het decontaminatieproces van een recyclingproces en kunststof die het resultaat is van latere naverwerkingen en die nog niet is verwerkt tot materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof;
“materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof”: materialen en voorwerpen die met levensmiddelen in aanraking komen, in afgewerkte staat, en die geheel of gedeeltelijk van gerecycleerde kunststof zijn vervaardigd;
“recyclaatgehalte”: de hoeveelheid gerecycleerde kunststof die het rechtstreekse resultaat is van het decontaminatieproces van een recyclingproces, vervat in hetzij verder naverwerkte gerecycleerde kunststof, hetzij materialen van gerecycleerde kunststof en voorwerpen die daarvan vervaardigd zijn;
“voorbewerking”: alle afvalbeheerhandelingen die worden verricht om kunststofafval te sorteren, te versnipperen, te wassen, te mengen of anderszins te behandelen teneinde het geschikt te maken voor het decontaminatieproces;
“kunststofinput”: de bij de voorbewerking ontstane kunststoffen die een decontaminatieproces doorlopen;
“decontaminatieproces”: een specifieke opeenvolging van eenheidsbewerkingen die er in de eerste plaats op gericht zijn de verontreiniging uit de kunststofinput te verwijderen zodat deze geschikt wordt om met levensmiddelen in aanraking te komen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een specifieke decontaminatietechnologie;
“incidentele verontreiniging”: verontreiniging die aanwezig is in de kunststofinput en die afkomstig is van levensmiddelen, van materialen en voorwerpen van kunststof die bestemd zijn en gebruikt worden om met levensmiddelen in aanraking te komen, van het gebruik of misbruik daarvan voor niet-voedingsdoeleinden, en van de onbedoelde aanwezigheid van andere stoffen, materialen en voorwerpen bij het afvalbeheer;
“naverwerking”: alle eenheidsbewerkingen na het decontaminatieproces waarbij de resulterende materialen verder wordt gepolymeriseerd, anderszins behandeld en/of verwerkt, wat resulteert in materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof in hun afgewerkte staat;
“recyclinginstallatie”: de apparatuur waarmee ten minste een deel van een recyclingproces wordt uitgevoerd;
“decontaminatie-installatie”: specifieke apparatuur waarmee een decontaminatieproces wordt uitgevoerd;
“recyclinginrichting”: een locatie waar zich ten minste één decontaminatie-installatie bevindt;
“recyclingsysteem”: een regeling tussen rechtspersonen om het gebruik, de gescheiden inzameling en de recycling van materialen en voorwerpen van kunststof te beheren met het doel de verontreiniging ervan te beperken of te voorkomen teneinde de recycling ervan te vergemakkelijken;
“recycler”: elke natuurlijke of rechtspersoon die een decontaminatieproces toepast;
“verwerker”: elke natuurlijke of rechtspersoon die één of meer eenheidsbewerkingen uitvoert tijdens de naverwerking;
“eenheidsbewerking”: een elementaire bewerking die deel uitmaakt van een proces, en op één enkele transformatie van de input van toepassing is, of meerdere transformaties indien deze in combinatie worden uitgevoerd;
“productiefase”: één of meer opeenvolgende eenheidsbewerkingen, die worden gevolgd door een kwaliteitsbeoordeling van het materiaal dat het resultaat is van die fase;
“partij”: een hoeveelheid materiaal van dezelfde kwaliteit die in een bepaalde productiefase volgens uniforme productieparameters is vervaardigd, zodanig is opgeslagen en omsloten dat vermenging met andere materialen of verontreiniging wordt uitgesloten, en die met één productienummer is aangeduid.
Artikel 3 Geschikte recyclingtechnologieën
Een recyclingtechnologie wordt geschikt geacht indien is aangetoond dat deze in staat is afvalstoffen te recyclen tot materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof die voldoen aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en microbiologisch veilig zijn.
Recyclingtechnologieën worden onderscheiden op basis van de volgende eigenschappen:
het type, de wijze van inzameling en de oorsprong van het inputmateriaal;
de specifieke combinatie van fysische en chemische concepten, beginselen en praktijken die worden gebruikt om dat inputmateriaal te decontamineren;
het type en het beoogde gebruik van de materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof;
of het nodig is recyclingprocessen waarbij die technologie wordt toegepast, te beoordelen en toe te staan, en de criteria daarvoor.
Bijlage I bevat een lijst van geschikte recyclingtechnologieën. Bijlage I kan worden gewijzigd overeenkomstig de artikelen 15 en 16.
Wanneer de mate waarin recyclingprocessen die van een bepaalde recyclingtechnologie gebruikmaken in staat zijn om een toereikende decontaminatie te bereiken, afhangt van de precieze specificatie van de input, de gedetailleerde configuratie van die processen of de toegepaste bedrijfsomstandigheden, en die configuratie of die voorwaarden niet in eenvoudige voorschriften kunnen worden vastgelegd op het tijdstip dat die technologie geschikt wordt bevonden, moet elk recyclingproces dat van die technologie gebruikmaakt door de Commissie afzonderlijk worden toegelaten volgens de procedure van hoofdstuk V, en met name artikel 19, lid 1, daarvan (“de toelating”).
Bijlage I specificeert of voor een recyclingtechnologie afzonderlijke recyclingprocessen moeten worden toegelaten.
Elke recyclingtechnologie waarover geen besluit omtrent haar geschiktheid is genomen overeenkomstig artikel 15 of 16, wordt voor de toepassing van deze verordening als een nieuwe technologie beschouwd.