Deze verordening stelt maatregelen vast voor de inperking van Grapevine flavescence dorée phytoplasma binnen de afgebakende gebieden waar uitroeiing ervan niet mogelijk is.
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1630 van de Commissie van 21 september 2022 tot vaststelling van maatregelen voor de inperking van Grapevine flavescence dorée phytoplasma binnen bepaalde afgebakende gebieden
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1630 van de Commissie van 21 september 2022 tot vaststelling van maatregelen voor de inperking van Grapevine flavescence dorée phytoplasma binnen bepaalde afgebakende gebieden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad(1), en met name artikel 28, lid 1, punten d) en e), en artikel 28, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
In deel B van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie(2) is de lijst vastgesteld van EU-quarantaineorganismen die voor zover bekend op het grondgebied van de Unie voorkomen.
Grapevine flavescence dorée phytoplasma (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is in die lijst opgenomen, aangezien bekend is dat het in bepaalde delen van het grondgebied van de Unie voorkomt en aanzienlijke gevolgen heeft voor de teelt van planten van Vitis L. (“de gespecificeerde planten”), de belangrijkste gastheer voor dat plaagorganisme.
Er is vastgesteld dat Scaphoideus titanus Ball (“de gespecificeerde vector”) een efficiënte vector van het gespecificeerde plaagorganisme is. Deze vector speelt een belangrijke rol bij de vestiging en verdere verspreiding van Grapevine flavescence dorée phytoplasma(3) op het grondgebied van de Unie, en daarom moeten er maatregelen voor de identificatie en bestrijding van deze vector worden vastgesteld.
Uit de krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2016/2031 uitgevoerde onderzoeken blijkt dat uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme in bepaalde afgebakende gebieden niet langer mogelijk is.
Daarom moeten maatregelen worden vastgesteld voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme binnen die afgebakende gebieden, die bestaan uit het vaststellen van besmette zones en bufferzones. Die maatregelen moeten bestaan uit de vernietiging en verwijdering van de besmette gespecificeerde planten en uit de toepassing van passende behandelingen om de verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme naar de rest van het grondgebied van de Unie te voorkomen.
De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor meer bekendheid bij het publiek, zodat het grote publiek en de professionele marktdeelnemers die te maken hebben met de inperkingsmaatregelen in de afgebakende gebieden, op de hoogte zijn van de voor dat doel toegepaste maatregelen en van de begrenzing van de afgebakende gebieden.
Indien het gespecificeerde plaagorganisme echter wordt aangetroffen in een bufferzone rond een besmette zone waar maatregelen voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme van toepassing zijn, moet die nieuwe bevinding ertoe leiden dat de bevoegde autoriteit een nieuw gebied afbakent, waar uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme wordt nagestreefd.
Er moeten jaarlijks onderzoeken naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme en de gespecificeerde vector worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/2031 en in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie(4), om de vroegtijdige opsporing van het gespecificeerde plaagorganisme in gebieden van het grondgebied van de Unie waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, te waarborgen. Die onderzoeken moeten gebaseerd zijn op de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid gepubliceerde onderzoeksrichtsnoeren voor het gespecificeerde plaagorganisme en de gespecificeerde vector, aangezien daarin rekening wordt gehouden met de meest recente wetenschappelijke en technische ontwikkelingen.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
“het gespecificeerde plaagorganisme”: Grapevine flavescence dorée phytoplasma;
-
“de gespecificeerde planten”: planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden;
-
“de gespecificeerde vector”: Scaphoideus titanus Ball;
-
“het afgebakende gebied voor inperking”: een in de lijst van bijlage I opgenomen gebied waar het gespecificeerde plaagorganisme niet kan worden uitgeroeid;
-
“de onderzoeksrichtsnoeren”: de publicatie “Onderzoeksrichtsnoeren wat betreft flavescence dorée phytoplasma en de vector ervan Scaphoideus titanus” (Pest survey card on flavescence dorée phytoplasma and its vector Scaphoideus titanus)(5) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.
Artikel 3 Instelling van afgebakende gebieden voor inperking
De bevoegde autoriteiten stellen de afgebakende gebieden voor inperking van het gespecificeerde plaagorganisme in, die bestaan uit een besmette zone en een bufferzone met een breedte van ten minste 2,5 km rond de besmette zone.
Artikel 4 Maatregelen binnen de afgebakende gebieden voor inperking
In de besmette zones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de volgende maatregelen worden genomen:
-
de gespecificeerde planten waarvan is vastgesteld dat zij met het gespecificeerde plaagorganisme zijn besmet, worden zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor de aanvang van het volgende groeiseizoen, verwijderd en vernietigd;
-
er worden passende behandelingen toegepast om de gespecificeerde vector te bestrijden.
In de bufferzones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat er bij aanwezigheid van de gespecificeerde vector passende behandelingen worden toegepast om de gespecificeerde vector te bestrijden.
Wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme in de gespecificeerde planten in de bufferzone officieel is bevestigd, zijn de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) 2016/2031 van toepassing.
Binnen de afgebakende gebieden voor inperking maken de bevoegde autoriteiten het publiek bewust van de dreiging van het gespecificeerde plaagorganisme en de maatregelen die zijn genomen om de verdere verspreiding ervan buiten die gebieden te voorkomen.
De bevoegde autoriteiten stellen het grote publiek en de betrokken professionele marktdeelnemers in kennis van de begrenzing van het afgebakende beperkingsgebied.