Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting van de tradingafdeling berekenen instellingen de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het proces dat wordt gebruikt voor de berekening van de eindedagwaarden (“eindedagwaarderingsproces”), met inbegrip van de resultaten van de in artikel 105, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde onafhankelijke prijsverificatie.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2059 van de Commissie van 14 juni 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de technische details van de vereisten inzake backtesting en toeschrijving van winsten en verliezen op grond van de artikelen 325 novoquinquagies en 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 (Voor de EER relevante tekst)
Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2059 van de Commissie van 14 juni 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de technische details van de vereisten inzake backtesting en toeschrijving van winsten en verliezen op grond van de artikelen 325 novoquinquagies en 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012(1), en met name artikel 325 novoquinquagies, lid 9, derde alinea, en artikel 325 sexagies, lid 4, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
Artikel 325 novoquinquagies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 schrijft voor dat instellingen dagelijkse overschrijdingen moeten tellen door middel van backtesting op de hypothetische en werkelijke veranderingen in de waarde van hun portefeuille die is samengesteld uit alle aan hun tradingafdelingen toegewezen posities. Een dergelijke backtesting is bedoeld om, afhankelijk van het niveau waarop zij wordt uitgevoerd, te beoordelen of het passend is de eigenvermogensvereisten voor posities in een tradingafdeling te berekenen aan de hand van de alternatieve internemodellenbenadering, en of de eigenvermogensvereisten in verband met modelleerbare risicofactoren toereikend zijn. Artikel 325 novoquinquagies, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 schrijft voor dat instellingen de eindedagwaarde van de portefeuille moeten gebruiken als uitgangspunt voor een dergelijke backtesting, met inbegrip van alle aanpassingen, zoals reserves of eventuele waarderingscorrecties.
Bij de backtesting van de VaR-waarde moeten bepaalde marktrisico-effecten die niet in het interne risicometingsmodel worden meegenomen, nog steeds worden opgenomen in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille. Dienovereenkomstig moeten alle aanpassingen in verband met marktrisico, ongeacht de frequentie waarmee zij door instellingen worden geactualiseerd, worden opgenomen in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille. De backtesting van de VaR-waarde met de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille moet echter worden uitgevoerd op basis van een statische portefeuille. Daarom moeten instellingen in de berekening van dergelijke hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille alleen die aanpassingen opnemen die dagelijks worden berekend en die in het interne risicometingsmodel zijn opgenomen.
In sommige gevallen is het mogelijk dat, vanwege de aard van een aanpassing en vanwege het interne risicobeheer dat op die aanpassing van toepassing is, een dergelijke aanpassing wordt berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen. Om harmonisatie in de hele Unie te waarborgen, moet van instellingen worden verlangd dat zij bij de berekening van de werkelijke en hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling ofwel deze aanpassing voor elke tradingafdeling afzonderlijk herberekenen op basis van de posities die alleen aan de tradingafdeling zijn toegewezen, ofwel, indien aan specifieke voorwaarden is voldaan, de uit een dergelijke aanpassing voortvloeiende veranderingen alleen weergeven in het kader van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting. Wanneer instellingen het eindedagwaarderingsproces uitvoeren om de eindedagwaarden van de portefeuille van de tradingafdelingen af te leiden, mag het hun bijgevolg niet worden toegestaan bij de berekening van hypothetische en werkelijke veranderingen op het niveau van de tradingafdelingde aanpassing aan de tradingafdelingen toe te wijzen op een wijze die in verhouding staat tot de bijdrage van elke tradingafdeling aan de waarde van de aanpassing.
Het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen als bedoeld in artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 speelt een prominente rol om te waarborgen dat de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling dicht genoeg bij elkaar liggen. De statistische tests die zijn opgenomen in de door het Bazels Comité voor het bankentoezicht ontwikkelde internationale normen, de Spearman-correlatiecoëfficiënt en de Kolmogorov-Smirnov-testmetriek om het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen operationeel te maken, zijn geschikt voor dat doel en moeten derhalve door instellingen worden gebruikt.
In de internationale normen is bepaald dat instellingen aan een aanvullend-kapitaalvereiste moeten voldoen wanneer de theoretische en hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van tradingafdelingen niet dicht genoeg bij elkaar liggen. In dat geval moet van instellingen worden verlangd dat zij dat aanvullend-kapitaalvereiste voor die tradingafdelingen berekenen en aan de bevoegde autoriteiten rapporteren.
Bij de rapportage van de resultaten van de toeschrijving van winsten en verliezen overeenkomstig artikel 325 terquinquagies, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten instellingen ook aangeven waar de hypothetische veranderingen en theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling wezenlijk verschillen. Dit moet instellingen helpen om mogelijke tekortkomingen in de berekening van de theoretische veranderingen vast te stellen.
Bij de beoordeling van de naleving van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen worden theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille vergeleken met hypothetische veranderingen die worden berekend uitgaande van een statische portefeuille. Die vergelijking heeft tot doel de materialiteit vast te stellen van de verschillen in de waarderingsprocessen van het risicometingsmodel van de instelling die de theoretische veranderingen opleveren, en in de waarderingsprocessen van de interne systemen van de instelling die de hypothetische veranderingen opleveren. Om ervoor te zorgen dat die vergelijking niet wordt beïnvloed door veranderingen in de samenstelling van de portefeuille, moeten de theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille die in het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen worden gebruikt, ook worden berekend uitgaande van een statische portefeuille.
Om consistentie met internationale normen te waarborgen, moeten de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille die worden berekend om te beoordelen of het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen wordt nageleefd, worden afgestemd op de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille die een instelling berekent ten behoeve van de backtesting.
Verschillen tussen de waarderingsprocessen die de hypothetische en theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille opleveren, kunnen te wijten zijn aan het feit dat bepaalde risicofactoren in het risicometingsmodel zijn weggelaten of dat het risicometingsmodel is vereenvoudigd. Andere verschillen kunnen te wijten zijn aan discrepanties in de gegevens die een instelling als input gebruikt om de waarde van haar portefeuilles te bepalen. Om bijkomende bronnen van discrepantie als gevolg van dergelijke verschillen in inputgegevens te voorkomen, moet het instellingen worden toegestaan de inputgegevens op elkaar af te stemmen, mits aan bepaalde specifieke voorwaarden is voldaan.
De frequentie waarmee de resultaten van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen moeten worden gerapporteerd, moet worden afgestemd op de frequentie waarmee de modelleerbaarheid van de risicofactoren wordt beoordeeld en de frequentie waarmee de eigenvermogensvereisten voor marktrisico worden gerapporteerd. Op die manier zullen instellingen in staat zijn de eigenvermogensvereisten voor marktrisico te bepalen op basis van consistente resultaten voor de backtestingvereisten, de vereisten inzake de toeschrijving van winsten en verliezen en de beoordeling van de modelleerbaarheid.
De wijze waarop instellingen hun totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico moeten aggregeren, moet in overeenstemming worden gebracht met de internationale normen. Daarom moet de aggregatieformule de resultaten van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen weerspiegelen, met inbegrip van het aanvullend-kapitaalvereiste wanneer theoretische en hypothetische veranderingen niet dicht genoeg bij elkaar liggen. Daarnaast moet de aggregatieformule een vermindering van de diversificatievoordelen weerspiegelen wanneer de eigenvermogensvereisten voor een tradingafdeling worden berekend met de alternatieve standaardbenadering en niet met de alternatieve internemodellenbenadering.
Om de bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij de controle van de naleving van deze verordening door instellingen, moeten instellingen ertoe worden verplicht hun uitvoering van deze verordening te documenteren.
De bepalingen van deze verordening zijn nauw met elkaar verbonden, aangezien zij allemaal betrekking hebben op elementen die ten behoeve van de berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s met behulp van de alternatieve internemodellenbenadering moeten worden opgenomen in veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling. Om de samenhang te garanderen tussen die bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de personen voor wie de daarin gestelde verplichtingen gelden, een volledig inzicht in en een vlotte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk alle bij artikel 325 novoquinquagies, lid 9, derde alinea, en artikel 325 sexagies, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening samen te brengen.
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de EBA bij de Commissie heeft ingediend.
De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(2) opgerichte Stakeholdersgroep bankwezen ingewonnen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1 TECHNISCHE ELEMENTEN DIE IN DE WERKELIJKE EN HYPOTHETISCHE VERANDERINGEN IN DE WAARDE VAN EEN PORTEFEUILLE MOETEN WORDEN OPGENOMEN TEN BEHOEVE VAN DE BACKTESTINGVEREISTEN
Afdeling 1 Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille moeten worden opgenomen
Artikel 1 Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de tradingafdeling uitgevoerde backtestingvereisten
Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van die portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd.
Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:
-
aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;
-
aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;
-
aanvullende waardeaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.
Instellingen berekenen de waarde van een aanpassing als bedoeld in lid 3 op basis van alle posities die aan dezelfde tradingafdeling zijn toegewezen. Instellingen nemen veranderingen in de waarde van de aanpassing alleen op op de datum waarop de aanpassing wordt berekend.
Naast de uitsluitingen als bedoeld in lid 3, punten a), b) en c), kunnen instellingen van de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling een aanpassing uitsluiten die in het eindedagwaarderingsproces wordt berekend tussen reeksen posities die op nettobasis aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
-
die aanpassing wordt, vanwege de aard ervan, op nettobasis berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen;
-
het interne risicobeheer van die aanpassing stemt overeen met het niveau waarop de aanpassing wordt berekend;
-
de betrokken instelling documenteert alle volgende gegevens:
-
de reeksen posities waartussen de aanpassing wordt berekend;
-
de redenering die ten grondslag ligt aan de berekening van de aanpassing tussen de in punt i) bedoelde reeksen posities;
-
de motivering om de aanpassing niet te berekenen op basis van uitsluitend aan die tradingafdeling toegewezen posities.
-
Artikel 2 Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de instelling uitgevoerde backtestingvereisten
Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting berekenen instellingen de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het eindedagwaarderingsproces, inclusief de resultaten van de in artikel 105, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde onafhankelijke prijsverificatie.
Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van die portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd.
Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:
-
aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;
-
aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;
-
aanvullende waardeaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.
Instellingen berekenen de verandering in de waarde van de in lid 3 bedoelde aanpassingen op basis van een van de volgende elementen:
-
alle posities die zijn toegewezen aan tradingafdelingen waarvoor instellingen de eigenvermogensvereisten voor marktrisico berekenen volgens de alternatieve internemodellenbenadering als beschreven in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
-
alle posities die onderworpen zijn aan de eigenvermogensvereisten voor marktrisico.
Instellingen nemen veranderingen in de waarde van de aanpassing alleen op op de datum waarop de aanpassing wordt berekend.