Home

Besluit van het Bureau van het Europees parlement van 11 december 2023 tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees ParlementC/2023/1617

Besluit van het Bureau van het Europees parlement van 11 december 2023 tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees ParlementC/2023/1617

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 223, lid 2,

Gezien het Statuut van de leden van het Europees Parlement(1),

Gezien artikel 25 van het Reglement van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De bedragen van de algemene onkostenvergoeding en de reis- en verblijfkostenvergoeding van de leden kunnen, overeenkomstig artikel 69, lid 1, van de uitvoeringsbepalingen voor het Statuut van de leden van het Europees Parlement(2) (“de uitvoeringsbepalingen”), jaarlijks door het Bureau worden geïndexeerd tot maximaal het jaarlijkse inflatiepercentage in de Europese Unie voor oktober van het voorgaande jaar dat door Eurostat wordt gepubliceerd.

  2. Het inflatiepercentage in de Europese Unie voor de periode oktober 2022–oktober 2023, zoals meegedeeld door Eurostat op 17 november 2023, bedraagt 3,6 %. De nieuwe bedragen van bovengenoemde vergoedingen en reiskosten die voortvloeien uit de aanpassing die nodig is om met dat inflatiepercentage rekening te houden, moeten met ingang van 1 januari 2024 van toepassing zijn en de uitvoeringsmaatregelen moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  3. Overeenkomstig artikel 69, lid 2, van de uitvoeringsbepalingen wordt de maximumvergoeding voor de kosten van parlementaire medewerkers als bedoeld in artikel 29, lid 4, van die uitvoeringsbepalingen in voorkomend geval jaarlijks door het Bureau geïndexeerd op basis van het gemeenschappelijk indexcijfer dat Eurostat ter uitvoering van artikel 65 van en overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad(3) (“het Statuut”), vaststelt om de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud van EU-ambtenaren te meten.

  4. Die indexering wordt gewoonlijk in december door het Bureau bepaald en wordt met terugwerkende kracht toegepast vanaf de maand juli van het jaar in kwestie. Aangezien Eurostat het gemeenschappelijke indexcijfer voor de periode 1 juli 2022–1 januari 2023 echter heeft vastgesteld op 103,7 (+3,7 %), is de in het Statuut van de ambtenaren van de EU vastgestelde specifieke drempel van 3 % – die tot een salarisaanpassing leidt – overschreden. Daarom was een tussentijdse aanpassing van de kosten van parlementaire medewerkers noodzakelijk. Dienovereenkomstig heeft het Bureau op zijn vergadering van 12 juni 2023 besloten om in overeenstemming met het door de Commissie vastgestelde aanpassingspercentage van 1,7 % voor de eerste helft van 2023, de maandelijkse maximumvergoeding voor de kosten van parlementaire medewerkers per 1 januari 2023 te verhogen tot 28 412 EUR.

  5. Voor de tweede helft van 2023 heeft de Commissie het aanpassingspercentage vastgesteld op 1 %. De maximale maandelijkse vergoeding voor de kosten van parlementaire medewerkers moet derhalve met ingang van 1 juli 2023 worden verhoogd tot 28 696 EUR en de uitvoeringsmaatregelen moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen worden als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 15 wordt punt c) vervangen door:

    1. bij autoreizen, met een vergoedingsplafond van 1 000 km per terug- of heenreis: 0,58 EUR/km, verhoogd met de prijs van een overtocht per veerboot of soortgelijk noodzakelijk vervoer.”

  2. Artikel 20, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt a) wordt vervangen door:

      1. voor het trajectdeel tot 50 km: 25,91 EUR;”;

    2. punt b) wordt vervangen door:

      1. voor het trajectdeel tussen 51 en 250 km: 0,15 EUR/km;”;

  3. artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      “1.

      De vergoeding voor de kosten van reizen in de gevallen als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt b), bedraagt maximaal 4 886 EUR per jaar.”

      ;

    2. de eerste alinea van lid 3 wordt vervangen door:

      “3.

      De vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten van reizen die de voorzitters van commissies of subcommissies maken om conferenties of manifestaties te kunnen bijwonen over een onderwerp van Europese aard dat onder het werkterrein van hun commissie of subcommissie valt en een parlementaire dimensie heeft, bedraagt maximaal 4 886 EUR per jaar. Voor deelname moet vooraf toestemming worden verkregen van de voorzitter van het Parlement, na verificatie van de beschikbare middelen binnen de grenzen van voornoemd maximum.”

      ;

  4. In artikel 24 wordt lid 2 vervangen door:

    “2.

    Als de officiële activiteit plaatsvindt op het grondgebied van de Unie ontvangen de leden een vaste vergoeding van 350 EUR.”

    ;

  5. In artikel 29 wordt lid 4 vervangen door:

    “4.

    Met ingang van 1 juli 2023 bedraagt het maximale bedrag dat voor de kosten van alle in artikel 30 vermelde persoonlijke medewerkers kan worden vergoed 28 696 EUR per maand.”

    .

  6. In artikel 42 wordt lid 2 vervangen door:

    “2.

    De vergoeding voor algemene uitgaven bedraagt 4 950 EUR per maand.”

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van artikel 1, punt 5, dat van toepassing is met ingang van 1 juli 2023.