Gezien Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad(1), en met name artikel 38, lid 3,
Verordening (EU) 2019/817 stelt, samen met Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad(2), een kader vast dat de interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen, visa, politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie moet waarborgen.
Die verordeningen bepalen dat het Universal Message Format (UMF) als norm moet dienen voor de gestructureerde, grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen informatiesystemen, autoriteiten en organisaties op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.
Er moeten specifieke UMF-regels worden vastgesteld voor de ontwikkeling van het EES, het Etias, het Europees zoekportaal (ESP), het gemeenschappelijke identiteitsregister (CIR) en de detector van meerdere identiteiten (MID) zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/817; er moet ook een specifieke bepaling komen inzake de aanduiding van gegevensvelden voor de interoperabele systemen.
Aangezien Verordening (EU) 2019/817 voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, kennisgegeven van de omzetting van Verordening (EU) 2019/817 in zijn nationale wetgeving. Denemarken is dus door dit besluit gebonden.
Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt(3). Ierland neemt dus niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.
Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(4), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad(5).
Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(6), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad(7).
Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(8), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad(9).
Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië betreft, vormt dit besluit een rechtshandeling die op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(10) en heeft op 2 augustus 2022 advies uitgebracht.
De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) 2019/817 ingestelde comité,