Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2697 van de Commissie van 1 december 2023 tot aanvaarding van de verzoeken van de Italiaanse Republiek en de Franse Republiek uit hoofde van artikel 7, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad om punt 4.2.10.2.1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie niet toe te passen op vier voertuigen V300 Zefiro I-F (Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 8145)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie⁽¹⁾, en met name artikel 7, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Op 17 april 2023 heeft Italië bij de Commissie een verzoek ingediend om punt 4.2.10.2.1 “Brandpreventiemaatregelen — Materiële eisen” van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie⁽²⁾ niet toe te passen op de upgrade van vier door Bombardier geproduceerde voertuigen V300 Zefiro, met de identificatienummers ERT 1000-23, -28, -31 en -47.

2. Op 11 mei 2023 heeft Frankrijk bij de Commissie een identiek verzoek ingediend voor dezelfde vier voertuigen.

3. De Commissie heeft de verzoeken om niet-toepassing onderzocht op basis van de door de aanvragers verstrekte informatie.

4. De verzoeken hebben betrekking op voertuigen van het type V300 Zefiro die aanvankelijk in 2010 door Trenitalia S.p.A. zijn gekocht (bij overeenkomst nr. 14625 van 30 september 2010) als onderdeel van een wagenpark van 50 voertuigen voor exploitatie op het Italiaanse spoorwegnet. Op 22 oktober 2021 heeft Trenitalia S.p.A. (bij overeenkomst nr. 4669) verzocht om de modernisering van drie voertuigen van het oorspronkelijke wagenpark met het oog op de exploitatie ervan op een grensoverschrijdende verbinding tussen Frankrijk en Italië. Op 7 november 2021 heeft Trenitalia S.p.A. bij intentieverklaring TRNIT-DACQ.ACQR\ P\ 2022\ 0040367 verzocht om de modernisering van één extra voertuig voor dezelfde doeleinden. Het gemoderniseerde voertuigtype wordt V300 Zefiro I-F genoemd. Om de voertuigen van het type V300 Zefiro I-F ook te kunnen exploiteren op het Franse spoornet, zijn ze uitgerust met een aanvullend automatisch treinbeveiligingssysteem (ATP): het bistandaard ERTMS/TVM⁽³⁾-subsysteem in een “gereduceerde nationale” configuratie, gekoppeld aan het KVB-treinbeveiligingssubsysteem⁽⁴⁾, samen met het ATESS 3G⁽⁵⁾-subsysteem gekoppeld aan het KVB. ATP is het enige systeem dat is toegestaan voor exploitatie op lijnen van het Franse hogesnelheidsnet die niet met ERTMS zijn uitgerust.

5. Deze vier voertuigen V300 Zefiro zijn bedoeld ter versterking van het wagenpark van vijf hogesnelheidstreinen V300 Zefiro die de grensoverschrijdende dienst tussen Frankrijk en Italië verrichten en waarvoor hetzelfde verzoek tot niet-toepassing werd ingediend, dat werd ingewilligd bij Uitvoeringsbesluit (2021) 3242 final van de Commissie⁽⁶⁾ in Frankrijk en Uitvoeringsbesluit (2021) 3225 final van de Commissie⁽⁷⁾ in Italië.

6. De verzoeken werden ingediend op grond van artikel 7, lid 1, punt c), van Richtlijn (EU) 2016/797, namelijk het gebrek aan economische levensvatbaarheid van de modernisering van de betrokken voertuigen, in volledige overeenstemming met punt 4.2.10.2.1 “Brandpreventiemaatregelen — Materiële eisen” van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1302/2014.

7. Van de in overweging 4 genoemde systemen wordt de KVB-versie die moet worden gekoppeld aan de bistandaard ERTMS/TVM baseline 2 niet meer geproduceerd; ze zal ook in de toekomst naar verwachting niet meer worden geproduceerd. De KVB-subsystemen waarover verzoeker beschikt, zijn vóór 2011 geproduceerd. De meeste onderdelen ervan voldoen niet aan de norm EN 45545-2:2013+A1:2015 waarnaar wordt verwezen in punt 58 van aanhangsel J.1 bij Verordening (EU) nr. 1302/2014. Ook sommige onderdelen van het bistandaard-ERTMS/TVM-subsysteem voldoen niet aan norm EN 45545-2:2013+A1:2015. De ontwikkeling van een technische oplossing die voldoet aan norm EN 45545-2:2013+A1:2015 zou de economische levensvatbaarheid van het project in gevaar brengen, aangezien daarvoor een aanzienlijke investering van ongeveer 52 maanden voor ontwikkeling en certificering nodig zou zijn.

8. De alternatieve specificaties die van toepassing zijn op alle in overweging 7 genoemde onderdelen, met uitzondering van de Memor Brush, zijn de Franse normen NF F 16-101:1988 en NF F 16-102:1992. Deze worden algemeen erkend op het niveau van de Unie, aangezien zij werden aanvaard als alternatief voor EN 45545-2:2013 tijdens de overgangsperiode als bedoeld in punt 7.1.1.5 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1302/2014, die op 1 januari 2018 afliep. In het geval van de 403 gram Memor Brush was de brandwerendheid die in eerdere projecten werd gebruikt en aanvaard overeenkomstig eerdere versies van de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” UL94:HB. Voor buitendelen die zwaarder zijn dan 400 gram, vereist de norm EN 45545-2:2013+A1:2015 de hogere categorie UL94:V0. Dit is niet vereist voor buitendelen die lichter zijn dan 400 g. In het licht van eerdere ervaringen die zijn opgedaan met een wijdverbreid gebruik van het ATP-systeem en het feit dat de Memor Brush slechts 3 gram boven de drempel ligt, stelt de verzoeker voor categorie UL94:HB te behouden.

9. Het uitblijven van een positief besluit zou leiden tot een vertraging van 4 jaar voor de beschikbaarheid van nieuwe treinen die dezelfde dienst kunnen uitvoeren, met de daaruit voortvloeiende economische gevolgen, de verschuiving naar meer vervuilende vervoermiddelen en het gebrek aan synergieën tussen de vijf reeds in dienst zijnde V300 Zefiro-treinen en de voertuigen waarop dit verzoek betrekking heeft.

10. Op basis van de argumenten van de verzoekers en zoals herhaald in de overwegingen 7, 8 en 9, moeten de vier voertuigen die in het kader van het door Frankrijk en Italië ingediende verzoek zullen worden gemoderniseerd, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, punt c), en artikel 7, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797. Daarom moet het verzoek worden ingewilligd.

11. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 51 van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: