Verordening (EU) 2023/334 van de Commissie van 2 februari 2023 tot wijziging van de bijlagen II en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van clothianidin en thiamethoxam in of op bepaalde producten betreft (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2023/334 van de Commissie van 2 februari 2023 tot wijziging van de bijlagen II en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van clothianidin en thiamethoxam in of op bepaalde producten betreft (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(1), en met name artikel 14, lid 1, punt a), artikel 18, lid 1, punt b), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
Voor clothianidin en thiamethoxam zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft deze MRL’s overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 396/2005 beoordeeld(2) en MRL’s aanbevolen die veilig zijn bevonden voor de consument. Bij Verordening (EU) 2016/156 van de Commissie(3) zijn deze MRL’s opgenomen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Sommige van deze MRL’s waren gebaseerd op Codex-grenswaarden (CXL’s) en waren reeds bij eerdere wijzigingen opgenomen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005(4).
Op 11 juli 2015(5) heeft de Commissie van de Codex Alimentarius (CAC) een nieuwe reeks CXL’s voor clothianidin en thiamethoxam goedgekeurd. Aangezien de EFSA heeft vastgesteld dat die veilig zijn voor consumenten in de Unie(6), zijn zij bij Verordening (EU) 2017/671 van de Commissie(7) opgenomen in Verordening (EG) nr. 396/2005.
Clothianidin en thiamethoxam zijn respectievelijk op 1 augustus 2006 en 1 februari 2007, dus vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(8), opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(9). Uit de meest recente risicobeoordelingen(10)(11) die de EFSA overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft uitgevoerd, is gebleken dat de blootstelling van bijen aan clothianidin en thiamethoxam door het gebruik ervan buitenshuis, vanwege de intrinsieke eigenschappen van die stoffen leidt tot onaanvaardbare risico’s voor bijen, of dat dergelijke risico’s op basis van de beschikbare gegevens niet konden worden uitgesloten. Daarom is bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2018/784(12) en (EU) 2018/785 van de Commissie(13) de goedkeuring van clothianidin respectievelijk thiamethoxam beperkt tot gebruik in permanente kassen en is vereist dat de verkregen producten gedurende de gehele levenscyclus ervan binnen een permanente kas blijven.
Na de vaststelling van deze beperkingen zijn alle aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin en thiamethoxam ingetrokken. Bijgevolg is de goedkeuring van clothianidin op 31 januari 2019 vervallen en is die van thiamethoxam op 30 april 2019 vervallen.
In het licht van de risicobeoordeling van de EFSA voor bijen en van alle beschikbare relevante informatie is er momenteel geen bewijs op grond waarvan enig gebruik buitenshuis van clothianidin en thiamethoxam als veilig voor bijen kan worden beschouwd. Zoals bepaald in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 kunnen producenten van de stoffen te allen tijde echter aanvullende informatie indienen waaruit blijkt dat het gebruik buitenshuis van clothianidin en thiamethoxam veilig is voor bijen. Indien die informatie wordt ingediend, zou deze binnen de in die verordening vastgestelde termijn worden bestudeerd. Tot op heden is dergelijke informatie nog niet verstrekt.
De schadelijke effecten van clothianidin en thiamethoxam op bijen houden rechtstreeks verband met de intrinsieke eigenschappen van deze stoffen. Het is daarom onwaarschijnlijk dat de risico’s voor bijen als gevolg van het gebruik buitenshuis van deze stoffen beperkt zijn tot de Unie.
Er is een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal waaruit blijkt dat werkzame stoffen die neonicotinoïden zijn, zoals clothianidin en thiamethoxam, wereldwijd een belangrijke rol spelen in de achteruitgang van bijen en andere bestuivers. Het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten inzake bestuivers, bestuiving en voedselproductie (Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services on pollinators, pollination and food production) heeft in zijn beoordelingsverslag van 2016(14) geconcludeerd dat neonicotinoïden (zoals clothianidin en thiamethoxam) negatieve effecten hebben op bijen en andere bestuivers. Het effect van neonicotinoïden op in het wild levende dieren wordt sinds 2012 beoordeeld door de taskforce inzake systemische pesticiden van de Internationale Unie voor behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen (IUCN). In het kader van de wereldwijde geïntegreerde beoordeling (Worldwide Integrated Assessment, WIA) van de effecten van systemische pesticiden op de biodiversiteit en ecosystemen zijn 1 121 wetenschappelijke studies onderzocht en uit de resultaten blijkt dat bestuivers zeer kwetsbaar zijn voor de bestaande verontreinigingsniveaus met neonicotinoïden en hiervan waarschijnlijk grootschalige en verstrekkende negatieve biologische en ecologische gevolgen zullen ondervinden(15). Een recente evaluatie van de bestaande wetenschappelijke kennis heeft deze conclusie bevestigd en duidelijk gemaakt dat het gebruik van neonicotinoïden de afname van de bestuivende populatie in verschillende regio’s van de wereld in de hand werkt(16).
Sinds het verbod op het gebruik buitenshuis van clothianidin en thiamethoxam in de Unie hebben verschillende landen buiten de Unie het gebruik van clothianidin en thiamethoxam ook beperkt ter bescherming van bestuivers, waaronder bijen(17)(18)(19). Andere landen zijn momenteel bezig met een herbeoordeling van hun goedkeuring van deze werkzame stoffen(20)(21)(22).
Bij Verordening (EG) nr. 396/2005 zijn overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 178/2002(23) bepalingen vastgesteld met betrekking tot maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van laatstgenoemde verordening streeft de levensmiddelenwetgeving een of meer van de algemene doelstellingen van een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens en de bescherming van de belangen van de consument, inclusief eerlijke praktijken in de levensmiddelenhandel na, indien van toepassing rekening houdend met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van dieren, de gezondheid van planten en het milieu.
Wereldwijd is er steeds meer bezorgdheid over het feit dat de afname van bestuivers een ernstige bedreiging vormt voor de mondiale biodiversiteit, het milieu en duurzame ontwikkeling, alsook voor het behoud van de landbouwproductiviteit en de voedselzekerheid. Volgens het internationaal initiatief voor het behoud en het duurzaam gebruik van bestuivers van het Verdrag inzake biologische diversiteit(24) is bestuiving een van de belangrijkste mechanismen voor het behoud en de bevordering van de biodiversiteit en, in het algemeen, het leven op aarde. Veel ecosystemen, waaronder agro-ecosystemen en twee derde van de belangrijkste voedselgewassen, zijn voor kwaliteit of opbrengst afhankelijk van bestuivers. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) roept op tot maatregelen om de oorzaken van de afname van bestuivers aan te pakken met het oog op een duurzame mondiale voedselproductie(25). Levensmiddelen zoals fruit, groenten, noten en zaden die sterk afhankelijk zijn van bestuiving zijn de belangrijkste bron van micronutriënten die nodig zijn om het risico van sommige niet-overdraagbare ziekten bij mensen te voorkomen(26),(27). Bestuivers zijn dan ook van belang om te zorgen voor diversiteit in de voeding en om de bedreiging van de biodiversiteit in het mondiale milieu te verminderen.
Aangezien de afname van het aantal bestuivers een probleem van internationaal belang is, moeten maatregelen van de Unie worden vastgesteld om bestuivers, waaronder bijen, wereldwijd te beschermen tegen de risico’s van werkzame stoffen zoals de neonicotinoïden clothianidin en thiamethoxam. Het behoud van de bestuiverpopulatie in de Unie alleen zou ontoereikend zijn om de wereldwijde achteruitgang van bestuivers en de gevolgen daarvan voor de biodiversiteit, de landbouwproductie en de voedselzekerheid, ook in de Unie, om te buigen.
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, punt d), van Verordening (EG) nr. 396/2005 waren de MRL’s voor clothianidin en thiamethoxam gebaseerd op goede landbouwpraktijken zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 2, punt a), van die verordening, waarbij in het kader van de toelating van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten, met name rekening werd gehouden met de doeltreffendheid ervan bij de bestrijding van plantenplagen en de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De uit deze goede landbouwpraktijken voortvloeiende MRL’s zijn vervolgens in aanmerking genomen en voor consumenten in de Unie veilig bevonden. Het is nu passend de huidige regelgeving ter zake aan te vullen door milieuoverwegingen er beter in te integreren, met name rekening houdend met de vraag of de goede landbouwpraktijken die in het verleden als basis voor de vaststelling van MRL’s zijn gebruikt, gezien de huidige kennis een toereikende bescherming van het milieu waarborgen. Goede landbouwpraktijken waarbij clothianidin en thiamethoxam buitenshuis worden gebruikt, zijn in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis niet aanvaardbaar vanwege hun effecten op bijen. Gezien de mondiale aard van de daling van het aantal bestuivers moet er voor worden gezorgd dat ook in de Unie ingevoerde producten geen residuen bevatten die het gevolg zijn van goede landbouwpraktijken op basis van het gebruik buitenshuis van clothianidin en/of thiamethoxam, om te voorkomen dat de door de productie van levensmiddelen in de Unie veroorzaakte schadelijke gevolgen voor bijen worden overgedragen naar de productie van levensmiddelen in andere delen van de wereld, die vervolgens op hun beurt in de Unie worden ingevoerd(28). Dit is nodig om te waarborgen dat alle producten die in de Unie worden geproduceerd of geconsumeerd, vrij zijn van clothianidin en thiamethoxam en dat de productie geen sterfte van bestuivers veroorzaakt. Daarom mogen CXL’s op basis van goede landbouwpraktijken die niet het passende beschermingsniveau van de Unie bereiken, niet langer als MRL’s op grond van Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld.
Bovendien zijn in de Unie alle toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die clothianidin en/of thiamethoxam bevatten, ingetrokken. Het is derhalve passend de desbetreffende MRL’s uit bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 te schrappen overeenkomstig artikel 17 juncto artikel 14, lid 1, punt a), van die verordening.
Rekening houdend met alle relevante factoren ter zake overeenkomstig artikel 14, lid 2, gelezen in het licht van artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat “de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling”, moeten dus alle huidige MRL’s voor clothianidin en/of thiamethoxam, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 396/2005, worden verlaagd tot de bepaalbaarheidsgrens.
De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie geraadpleegd over analytisch haalbare bepaalbaarheidsgrenzen voor elk specifiek product. Die bepaalbaarheidsgrenzen moeten overeenkomstig artikel 18, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 in bijlage V worden opgenomen.
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL’s geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen.
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL’s in de Unie zijn vervaardigd of geïmporteerd en waarvoor uit informatie is gebleken dat voor dergelijke producten die voldoen aan de bestaande MRL’s, een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden.
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL’s van toepassing worden, zodat de marktdeelnemers in derde landen, met name in de minst ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden, en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL’s zullen voortvloeien. Een dergelijke aanpassing van de landbouwpraktijken kan redelijkerwijs worden verwacht na ten minste twee groeiseizoenen.
Om aan de behoeften van het internationale handelsverkeer te voldoen, kunnen aanvragen voor invoertoleranties voor clothianidin of thiamethoxam worden ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 396/2005 en moeten zij relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de goede landbouwpraktijken die voor het specifieke gebruik van de werkzame stoffen van toepassing zijn, veilig zijn voor bestuivers. Indien die informatie wordt ingediend, wordt zij per geval binnen de in die verordening vastgestelde termijn beoordeeld. Indien een aanvrager wetenschappelijk bewijs levert dat het gebruik van deze neonicotinoïden geen negatieve gevolgen heeft voor bestuivers, kan de Commissie in het kader van de beoordeling van een verzoek om een invoertolerantie een dergelijke invoertolerantie vaststellen als aan alle voorwaarden is voldaan.
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die vóór 7 maart 2026 in de Unie zijn geproduceerd of ingevoerd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 7 maart 2026 in de Unie zijn geproduceerd of ingevoerd.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 februari 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula von der Leyen