Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/340 van de Commissie van 8 december 2022 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 wat betreft instandhoudingsmaatregelen op het Sylter Aussenriff, de Borkum-Riffgrund, de Doggerbank en de Östliche Deutsche Bucht, en op de Klaverbank, het Friese Front en de Centrale Oestergronden
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/340 van de Commissie van 8 december 2022 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 wat betreft instandhoudingsmaatregelen op het Sylter Aussenriff, de Borkum-Riffgrund, de Doggerbank en de Östliche Deutsche Bucht, en op de Klaverbank, het Friese Front en de Centrale Oestergronden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad(1), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
Op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn de lidstaten gemachtigd om in hun wateren visserijgerelateerde instandhoudingsmaatregelen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (“habitatrichtlijn”)(2), artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (“vogelrichtlijn”)(3) en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (“kaderrichtlijn mariene strategie”)(4).
Krachtens artikel 6 van de habitatrichtlijn moeten de lidstaten voor de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen treffen die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de in de bijlagen bij die richtlijn vermelde typen natuurlijke habitats en soorten die in die zones voorkomen.
Krachtens artikel 4 van de vogelrichtlijn moeten de lidstaten speciale beschermingsmaatregelen treffen voor de habitattypen van bijlage I bij die richtlijn en de soorten van bijlage II bij die richtlijn die in die zones voorkomen. Voorts is in dat artikel bepaald dat de lidstaten passende maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten niet verslechtert en dat er geen significante storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen.
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de kaderrichtlijn mariene strategie moeten de lidstaten programma’s van maatregelen vaststellen om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden, waaronder ruimtelijke beschermingsmaatregelen die bijdragen aan samenhangende en representatieve netwerken van beschermde mariene gebieden, waarbij de diversiteit van de samenstellende ecosystemen adequaat is gedekt, zoals speciale beschermingszones in de zin van de habitatrichtlijn, speciale beschermingszones in de zin van de vogelrichtlijn en beschermde mariene gebieden zoals door de Unie of de betrokken lidstaten overeengekomen in het kader van internationale of regionale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.
Indien een lidstaat van oordeel is dat maatregelen moeten worden vastgesteld om aan de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde verplichtingen krachtens de milieuwetgeving van de Unie te voldoen en andere lidstaten een rechtstreeks belang hebben bij het beheer van de visserij waarvoor deze maatregelen gevolgen sorteren, is de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 gemachtigd om op basis van een gezamenlijke aanbeveling van de betrokken lidstaten dergelijke maatregelen middels gedelegeerde handelingen vast te stellen.
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 van de Commissie(5) zijn instandhoudingsmaatregelen ter bescherming van het mariene milieu in bepaalde gebieden van de Noordzee vastgesteld.
Na raadpleging van de adviesraad voor de Noordzee heeft Duitsland op 4 februari 2019, samen met België, Denemarken, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend betreffende visserijgerelateerde instandhoudingsmaatregelen in vier Natura 2000-gebieden, namelijk DE1209-301 Sylter Aussenriff, DE2104-301 Borkum-Riffgrund, DE1003-301 Doggerbank en DE1011-401 Östliche Deutsche Bucht, gelegen in de Duitse exclusieve economische zone van de Noordzee.
De gezamenlijke aanbeveling bevat visserijbeheersmaatregelen om zandbanken (habitattype 1110) en riffen (habitattype 1170) op het Sylter Aussenriff en de Borkum-Riffgrund te beschermen tegen de impact van mobiel bodemberoerend vistuig, om bruinvissen op het Sylter Aussenriff, de Borkum-Riffgrund en de Doggerbank te beschermen en om te voorkomen dat zes zeevogelsoorten op de Östliche Deutsche Bucht in kieuwnetten of warrelnetten worden gevangen en/of gedood, met als doel te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 van de habitatrichtlijn en artikel 4 van de vogelrichtlijn. De gezamenlijke aanbeveling bevat ook visserijbeheersmaatregelen om zeebodemgebieden met een biotoop van het type “soortenrijke grindgebieden, grofzandgebieden en schelpengrindgebieden” op het Sylter Aussenriff en de Borkum-Riffgrund te beschermen, met als doel te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 13, lid 4, van de kaderrichtlijn mariene strategie.
Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de gezamenlijke aanbeveling tijdens zijn plenaire vergadering van 25-29 maart 2019 onderzocht en beoordeeld(6) en heeft geconcludeerd dat de voorgestelde instandhoudingsmaatregelen een eerste stap voorwaarts zijn om verdere achteruitgang van het mariene milieu te voorkomen en de negatieve impact van visserijactiviteiten op de zandbank- en rifhabitats, op de biotoop “soortenrijke grindgebieden, grofzandgebieden en schelpengrindgebieden”, op bruinvissen en op sommige zeevogelpopulaties te verminderen. Hoewel het bevriezen van de met kieuwnetten en warrelnetten verrichte visserijinspanning volgens het WTECV de impact ervan niet zal verminderen, zal het feit dat de visserijintensiteit in de toekomst niet kan toenemen, reeds een positieve invloed hebben op de habitats en de soorten in de beschermde gebieden. Daarnaast heeft het WTECV een aantal specifieke punten met betrekking tot de controle, handhaving en monitoring van de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen aangekaart, die verder konden worden verbeterd.
De Commissie heeft om aanvullende verduidelijkingen gevraagd en de regionale groep Noordzeelidstaten (de “Scheveningengroep”) verzocht na te gaan hoe de voorgestelde instandhoudingsmaatregelen verder konden worden verbeterd. De verzoeken van de Commissie en de daaruit voortvloeiende wijzigingen zijn besproken met de lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, en de herziene gezamenlijke aanbeveling is op 17 juni 2021 bij de Commissie ingediend.
Op 2 maart 2022 heeft de Commissie de gedelegeerde handeling aan de deskundigengroep visserij en aquacultuur gepresenteerd, in aanwezigheid van het Europees Parlement als waarnemer.
In de gezamenlijke aanbeveling die is ingediend door Duitsland als initiatiefnemende lidstaat en de andere lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, worden de volgende beheersmaatregelen voorgesteld in vier Natura 2000-gebieden (Sylter Aussenriff, Borkum-Riffgrund, Doggerbank en Östliche Deutsche Bucht) in de Duitse exclusieve economische zone in de Noordzee:
een verbod op visserijactiviteiten met mobiel bodemberoerend vistuig (TBB, OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, SX, SDN, SSC, SPR, SV, SB, DRB, DRH en HMD) in bepaalde beheersgebieden in drie Natura 2000-gebieden (Sylter Aussenriff, Östliche Deutsche Bucht en Borkum-Riffgrund), behalve voor TBB_CRU_16-31 in bepaalde zones in het oostelijke deel van het Sylter Aussenriff, met het oog op de bescherming van zandbanken (habitattype 1110), riffen (habitattype 1170) en/of zeebodemgebieden met een biotoop van het type “soortenrijke grindgebieden, grofzandgebieden en schelpengrindgebieden”;
een verbod op elke vorm van visserijactiviteit in 55 % van het gebied Amrum Bank (habitattype 1110) in het Natura 2000-gebied Sylter Aussenriff, met het oog op de bescherming van zeebodemgebieden met een biotoop van het type “soortenrijke grindgebieden, grofzandgebieden en schelpengrindgebieden”;
een verbod op visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTR en GTN) in bepaalde gebieden in twee Natura 2000-gebieden (het oostelijke deel van het Sylter Aussenriff en de Östliche Deutsche Bucht), met het oog op de bescherming van bruinvissen en zes belangrijke zeevogelsoorten;
een seizoenssluiting van visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTR en GTN) in het westelijke deel van het Natura 2000-gebied Sylter Aussenriff van 1 maart tot en met 31 oktober, om de bruinvissen tegen bijvangst te beschermen in perioden waarin zij in grote getale samenkomen tijdens het paar- en kalfseizoen;
een beperking van de visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTR en GTN) tot het gemiddelde niveau van de afgelopen zes jaar vóór de inwerkingtreding van deze gedelegeerde verordening in twee Natura 2000-gebieden (Borkum-Riffgrund en Doggerbank), met het oog op de bescherming van de bruinvissen.
Op 17 juni 2019 heeft Nederland, na raadpleging van de adviesraad voor de Noordzee, samen met België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden bij de Commissie drie andere gezamenlijke aanbevelingen ingediend betreffende visserijbeheersmaatregelen in twee Natura 2000-gebieden, namelijk NL2008002 Klaverbank (speciale beschermingszone op grond van de habitatrichtlijn) en NL2016166 Friese Front (speciale beschermingszone op grond van de vogelrichtlijn), en in de beschermde mariene gebieden van het Friese Front en de Centrale Oestergronden, gelegen in de Noordzee. De gezamenlijke aanbevelingen bevatten visserijbeheersmaatregelen om de riffen (habitattype 1170) op de Klaverbank te beschermen tegen de impact van mobiel bodemberoerend vistuig, om te voorkomen dat zeekoeten op het Friese Front in kieuwnetten of warrelnetten worden gevangen en/of gedood, en om substantiële delen van de zeebodem te beschermen tegen de impact van mobiel bodemberoerend vistuig. Deze maatregelen zullen bijdragen aan de naleving van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6 van de habitatrichtlijn, artikel 4 van de vogelrichtlijn en artikel 13, lid 4, van de kaderrichtlijn mariene strategie.
Het WTECV heeft die gezamenlijke aanbevelingen in augustus 2019 onderzocht en beoordeeld(7) en is tot de conclusie gekomen dat de voorgestelde instandhoudingsmaatregelen een positieve stap voorwaarts zijn om verdere achteruitgang van het mariene milieu te voorkomen en de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor riffen, zeekoeten en substantiële zeebodemgebieden te verminderen. Hoewel volgens het WTECV de invoering moet worden overwogen van een totaal verbod op de visserij met kieuwnetten en warrelnetten in de sluitingsperiode, zal het feit dat de visserijactiviteiten in de toekomst niet in intensiteit kunnen toenemen, reeds een positieve invloed hebben op de habitats en de soorten in het beschermde gebied. Voorts heeft het WTECV enige bezorgdheid geuit over de doeltreffendheid van de controle, de handhaving en de monitoring van de voorgestelde maatregelen, die naar zijn mening verder konden worden verbeterd.
De Commissie heeft om aanvullende verduidelijkingen verzocht en de Scheveningengroep gevraagd na te gaan hoe de voorgestelde instandhoudingsmaatregelen verder konden worden verbeterd. De verzoeken van de Commissie en de daaruit voortvloeiende wijzigingen zijn besproken met de lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, en de herziene gezamenlijke aanbevelingen zijn op 1 juli 2021 bij de Commissie ingediend.
In de drie gezamenlijke aanbevelingen die zijn ingediend door Nederland als initiatiefnemende lidstaat en de andere lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, worden de volgende beheersmaatregelen voorgesteld in twee Natura 2000-gebieden (de Klaverbank en het Friese Front) en in de beschermde mariene gebieden van het Friese Front en de Centrale Oestergronden, gelegen in de Noordzee:
een verbod op visserijactiviteiten met mobiel bodemberoerend vistuig (TBB, OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, SX, SDN, SSC, SPR, SV, DRB en HMD) in bepaalde beheersgebieden in het Natura 2000-gebied Klaverbank, met het oog op de bescherming van de riffen (habitattype 1170);
een beperking van de visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTR en GTN) tijdens de seizoenssluiting op basis van het gemiddelde aantal zeedagen in de referentieperiode 2012-2016 in het Natura 2000-gebied Friese Front, met het oog op de bescherming van de zeekoeten;
een verbod op visserijactiviteiten met mobiel bodemberoerend vistuig (TBB, OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, SX, SDN, SSC, SPR, SV, DRB en HMD) in de beschermde mariene gebieden van het Friese Front en de Centrale Oestergronden, met het oog op de bescherming van substantiële delen van het ecosysteem van de zeebodem.
In alle gezamenlijke aanbevelingen die zijn ingediend door Duitsland en Nederland als initiatiefnemende lidstaten en de andere lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, vindt de controle en handhaving van de visserijactiviteiten in de voorgestelde beheersgebieden voornamelijk plaats via het satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS) dat is geïnstalleerd aan boord van vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Naast het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt een aanvullende controle- en handhavingsmaatregel voorgesteld, gezien de noodzaak om vissersvaartuigen doeltreffend te volgen in de relatief kleine gebieden die onder een aantal voorgestelde beheersmaatregelen vallen. Bij gebrek aan een algemene frequentiereferentie voor beschermde mariene gebieden moet de VMS-rapportagefrequentie in deze gebieden worden verhoogd tot eenmaal per tien minuten.
Zowel Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 als de gezamenlijke aanbevelingen die door Duitsland en Nederland als initiatiefnemende lidstaten zijn ingediend, hebben alleen betrekking op mobiel bodemberoerend vistuig. Daarom en omwille van de duidelijkheid moet die verordening worden gewijzigd om daarin een definitie van mobiel bodemberoerend vistuig op te nemen.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd om daarin de instandhoudingsmaatregelen op te nemen die zijn voorgesteld in de gezamenlijke aanbeveling die Duitsland op 17 juni 2021 heeft ingediend en in de drie gezamenlijke aanbevelingen die Nederland op 1 juli 2021 heeft ingediend.
De maatregelen in deze verordening die van toepassing zijn op de wateren van de Unie, strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds(8), en houden rekening met de in artikel 494, lid 3, van die overeenkomst bedoelde beginselen.
Deze gedelegeerde verordening doet geen afbreuk aan de noodzaak tot aanvullende instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn voor de naleving van de desbetreffende bepalingen, noch aan het standpunt van de Commissie betreffende de naleving door de betrokken lidstaten van hun verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende milieuwetgeving van de Unie,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt vervangen door:
“Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
1.Bij deze verordening worden visserijgerelateerde instandhoudingsmaatregelen ingesteld die nodig zijn voor de naleving van de verplichtingen op grond van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG.
2.Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen in de Noordzee.”.
Artikel 2 wordt vervangen door:
“Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie(*) en bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad(**) de volgende definities van toepassing:
“mobiel bodemberoerend vistuig”: elk hierna genoemd vistuig: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), strandzegen (SB), door een vaartuig gesleepte dreg (DRB), aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
“kieuwnetten en warrelnetten”: elk hierna genoemd vistuig: kieuwnet (GN), geankerd kieuwnet (GNS), drijfnet (GND), omringend kieuwnet (GNC), schakelnet (GTR) en gecombineerde schakel- en kieuwnetten (GTN);
“gebieden 1”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage I bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage I;
“gebieden 2”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage II bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage II;
“gebieden 3”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage IV bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“gebieden 4”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage VI bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage VI;
“Bratten”: het geografische gebied dat wordt begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage III bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“AIS-zones”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage V bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“waarschuwingszones”: de geografische gebieden die in de bijlagen I, II en VI bij deze verordening als waarschuwingszone zijn vermeld, zich uitstrekken over vier zeemijl rond elke beheerszone, uitsluitend zijn ingesteld om de bevoegde autoriteiten te waarschuwen voor vissersvaartuigen die bepaalde beschermde gebieden naderen, en waar visserijactiviteiten niet verboden zijn;
“betrokken lidstaten”: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden.
Artikel 3 wordt vervangen door:
“Artikel 3 Visserijverbod
1.Het is verboden om enige visserijactiviteit met mobiel bodemberoerend vistuig te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 1 als bedoeld in bijlage I:
in de gebieden 1(1) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), is het volgende vistuig verboden: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), behalve voor visserijactiviteiten met boomkorren en rollenpezen met een maaswijdte tussen 16 en 31 mm (TBB_CRU_16-31) in de traditionele visserij op bruine garnaal (Crangon spp.) in gebied 1(10)(b);
voorts is in de gebieden 1(10) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), het volgende vistuig verboden: door een vaartuig gesleepte dreg (DRB) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
voorts is in de gebieden 1(10) en 1(11), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az) en 1(11.az), het volgende vistuig verboden: strandzegen (SB) en aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH).
2.Verboden zijn:
visserijactiviteiten in de gebieden 2(1) tot en met 2(24) en gebied 2(28) van de gebieden 2, met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 2(28.az);
visserijverrichtingen in de gebieden 2(25) tot en met 2(27) van de gebieden 2.
3.In de gebieden 3 is visserij uitsluitend met het volgende vistuig en onder de volgende voorwaarden toegestaan:
handvistuig zoals hengel en vislijn (LHP),
pelagische trawls (OTM en PTM),
korven en vallen (FPO en FIX) bij de visserij op schaaldieren,
kieuwnetten en schakelnetten (GTN), mits de vissersvaartuigen deelnemen aan een nationaal monitoring- en beoordelingsprogramma dat door of namens de nationale autoriteiten wordt uitgevoerd om de bijvangst van bruinvissen en zeevogels te evalueren door middel van elektronische monitoring op afstand (“REM”), met inbegrip van het gebruik van boordcamera’s in een gesloten televisiecircuit (CCTV) en positiegegevens.
Met betrekking tot de eerste alinea van dit lid, punt d), evalueren de betrokken lidstaten de gegevens over incidentele vangsten van bruinvissen en zeevogels jaarlijks en verrichten zij uiterlijk op 31 december 2024 een beoordeling ervan. Die gegevens of eventuele nieuwe relevante gegevens worden gebruikt om de toepassing van de netvisserij in die gebieden aan te passen volgens de procedure van de artikelen 11 en 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
4.Lid 2, punt b), en lid 3 zijn ook van toepassing op de recreatievisserij.
5.Het is verboden om enige visserijactiviteit met kieuwnetten (GN, GNS, GND en GNC) of warrelnetten (GTR en GTN) te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 4 als bedoeld in bijlage VI:
in gebied 4(1), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(1.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten het hele jaar verboden;
in gebied 4(2), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(2.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten verboden tijdens de seizoenssluiting van 1 maart tot en met 31 oktober;
in gebied 4(3), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(3.az), mag het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig in de laatste zes jaar vóór 8 maart 2023 in dat gebied is gebruikt;
in gebied 4(4) mag tijdens de seizoenssluiting van 1 juni tot en met 30 november het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig tussen 1 juni en 30 november in de periode 2012-2016 in dat gebied is gebruikt.
6.Wanneer visserijactiviteiten met andere dan de krachtens de leden 1, 3 en 5 verboden vistuigen zijn toegestaan, wordt het verboden vistuig vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.
Artikel 4 wordt vervangen door:
“Artikel 4 Doorvaart
1.Vissersvaartuigen die mobiel bodemberoerend vistuig aan boord hebben en niet gemachtigd zijn om te vissen in de gebieden 1(1) tot en met 1(13), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az), en vissersvaartuigen die kieuwnetten en warrelnetten aan boord hebben en niet gemachtigd zijn om in de gebieden 4(1) tot en met 4(4) te vissen, mogen door de desbetreffende gebieden varen mits dat vistuig tijdens de doorvaart is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
2.Vissersvaartuigen mogen door de gebieden 2(1) tot en met 2(28) varen als het vistuig dat zij aan boord hebben, is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
3.Voor alle vissersvaartuigen die niet gemachtigd zijn om te vissen in de gebieden 1(10) tot en met 1(13), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az), gebied 2(28) en de gebieden 4(1) tot en met 4(3), mag de snelheid tijdens de doorvaart niet minder dan zes knopen bedragen, behalve in geval van overmacht of ongunstige omstandigheden, overeenkomstig artikel 50, lid 4, punt b), van Verordening (EG) nr. 1224/2009. In dergelijke gevallen waarschuwt de kapitein onmiddellijk het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat, dat vervolgens de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat op de hoogte brengt.”.
Artikel 5 wordt vervangen door:
“Artikel 5 Automatisch identificatiesysteem en volgsysteem voor vaartuigen
1.De volgende vissersvaartuigen zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordt aan de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vermelde prestatienormen, en zorgen ervoor dat het systeem operationeel blijft:
alle vissersvaartuigen die aanwezig zijn in het beschermde mariene gebied Bratten;
alle vissersvaartuigen die werken met mobiel bodemberoerend vistuig in de AIS-zones zoals aangegeven in punt 1 van bijlage V bij deze verordening;
alle vissersvaartuigen die aanwezig zijn in de AIS-zones zoals aangegeven in punt 2 van bijlage V bij deze verordening.
2.Vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer verhogen de zendfrequentie van het volgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) tot eenmaal per tien minuten wanneer:
zij van plan zijn de gebieden 1(10) tot en met 1(13) (bijlage I), gebied 2(28) (bijlage II) of de gebieden 4(1) tot en met 4(4) (bijlage VI), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az) tot en met 1(13.az), 2(28.az) of 4(1.az) tot en met 4(3.az), binnen te varen of door die gebieden te varen;
zij tijdens de sluitingsperiode (1 juni tot en met 30 november) verboden vistuig aan boord hebben in gebied 4(4) (bijlage VI);
zij verboden vistuig aan boord hebben en trager dan zes knopen varen in de gebieden 1(12) en 1(13) (bijlage I), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az).
3.Vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer die een waarschuwingszone binnenvaren, registreren zowel het aan boord gehouden vistuig als het gebruikte vistuig in het elektronische logboek, overeenkomstig artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.
Artikel 6 wordt vervangen door:
“Artikel 6 Evaluatie
Vanaf 8 maart 2023 monitoren en beoordelen de betrokken lidstaten de uitvoering van de in de artikelen 3, 4 en 5 vastgestelde maatregelen en rapporteren zij daarover, en wel om de drie jaar voor de maatregelen in de gebieden 4(1) en 4(4) (bijlage VI) krachtens de vogelrichtlijn, en om de zes jaar voor de maatregelen in de gebieden 1(10) tot en met 1(13) (bijlage I), gebied 2(28) (bijlage II) en de gebieden 4(2) en 4(3) (bijlage VI) krachtens de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn mariene strategie.”.
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig punt 1 van de bijlage bij deze verordening.
Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig punt 2 van de bijlage bij deze verordening.
Bijlage VI wordt toegevoegd overeenkomstig punt 3 van de bijlage bij deze verordening.
“Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/118 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt vervangen door:
“Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
1.Bij deze verordening worden visserijgerelateerde instandhoudingsmaatregelen ingesteld die nodig zijn voor de naleving van de verplichtingen op grond van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG.
2.Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen in de Noordzee.”.
Artikel 2 wordt vervangen door:
“Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie(*) en bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad(**) de volgende definities van toepassing:
“mobiel bodemberoerend vistuig”: elk hierna genoemd vistuig: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), strandzegen (SB), door een vaartuig gesleepte dreg (DRB), aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
“kieuwnetten en warrelnetten”: elk hierna genoemd vistuig: kieuwnet (GN), geankerd kieuwnet (GNS), drijfnet (GND), omringend kieuwnet (GNC), schakelnet (GTR) en gecombineerde schakel- en kieuwnetten (GTN);
“gebieden 1”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage I bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage I;
“gebieden 2”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage II bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage II;
“gebieden 3”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage IV bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“gebieden 4”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage VI bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage VI;
“Bratten”: het geografische gebied dat wordt begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage III bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“AIS-zones”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage V bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“waarschuwingszones”: de geografische gebieden die in de bijlagen I, II en VI bij deze verordening als waarschuwingszone zijn vermeld, zich uitstrekken over vier zeemijl rond elke beheerszone, uitsluitend zijn ingesteld om de bevoegde autoriteiten te waarschuwen voor vissersvaartuigen die bepaalde beschermde gebieden naderen, en waar visserijactiviteiten niet verboden zijn;
“betrokken lidstaten”: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden.
Artikel 3 wordt vervangen door:
“Artikel 3 Visserijverbod
1.Het is verboden om enige visserijactiviteit met mobiel bodemberoerend vistuig te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 1 als bedoeld in bijlage I:
in de gebieden 1(1) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), is het volgende vistuig verboden: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), behalve voor visserijactiviteiten met boomkorren en rollenpezen met een maaswijdte tussen 16 en 31 mm (TBB_CRU_16-31) in de traditionele visserij op bruine garnaal (Crangon spp.) in gebied 1(10)(b);
voorts is in de gebieden 1(10) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), het volgende vistuig verboden: door een vaartuig gesleepte dreg (DRB) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
voorts is in de gebieden 1(10) en 1(11), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az) en 1(11.az), het volgende vistuig verboden: strandzegen (SB) en aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH).
2.Verboden zijn:
visserijactiviteiten in de gebieden 2(1) tot en met 2(24) en gebied 2(28) van de gebieden 2, met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 2(28.az);
visserijverrichtingen in de gebieden 2(25) tot en met 2(27) van de gebieden 2.
3.In de gebieden 3 is visserij uitsluitend met het volgende vistuig en onder de volgende voorwaarden toegestaan:
handvistuig zoals hengel en vislijn (LHP),
pelagische trawls (OTM en PTM),
korven en vallen (FPO en FIX) bij de visserij op schaaldieren,
kieuwnetten en schakelnetten (GTN), mits de vissersvaartuigen deelnemen aan een nationaal monitoring- en beoordelingsprogramma dat door of namens de nationale autoriteiten wordt uitgevoerd om de bijvangst van bruinvissen en zeevogels te evalueren door middel van elektronische monitoring op afstand (“REM”), met inbegrip van het gebruik van boordcamera’s in een gesloten televisiecircuit (CCTV) en positiegegevens.
Met betrekking tot de eerste alinea van dit lid, punt d), evalueren de betrokken lidstaten de gegevens over incidentele vangsten van bruinvissen en zeevogels jaarlijks en verrichten zij uiterlijk op 31 december 2024 een beoordeling ervan. Die gegevens of eventuele nieuwe relevante gegevens worden gebruikt om de toepassing van de netvisserij in die gebieden aan te passen volgens de procedure van de artikelen 11 en 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
4.Lid 2, punt b), en lid 3 zijn ook van toepassing op de recreatievisserij.
5.Het is verboden om enige visserijactiviteit met kieuwnetten (GN, GNS, GND en GNC) of warrelnetten (GTR en GTN) te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 4 als bedoeld in bijlage VI:
in gebied 4(1), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(1.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten het hele jaar verboden;
in gebied 4(2), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(2.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten verboden tijdens de seizoenssluiting van 1 maart tot en met 31 oktober;
in gebied 4(3), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(3.az), mag het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig in de laatste zes jaar vóór 8 maart 2023 in dat gebied is gebruikt;
in gebied 4(4) mag tijdens de seizoenssluiting van 1 juni tot en met 30 november het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig tussen 1 juni en 30 november in de periode 2012-2016 in dat gebied is gebruikt.
6.Wanneer visserijactiviteiten met andere dan de krachtens de leden 1, 3 en 5 verboden vistuigen zijn toegestaan, wordt het verboden vistuig vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.
Artikel 4 wordt vervangen door:
“Artikel 4 Doorvaart
1.Vissersvaartuigen die mobiel bodemberoerend vistuig aan boord hebben en niet gemachtigd zijn om te vissen in de gebieden 1(1) tot en met 1(13), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az), en vissersvaartuigen die kieuwnetten en warrelnetten aan boord hebben en niet gemachtigd zijn om in de gebieden 4(1) tot en met 4(4) te vissen, mogen door de desbetreffende gebieden varen mits dat vistuig tijdens de doorvaart is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
2.Vissersvaartuigen mogen door de gebieden 2(1) tot en met 2(28) varen als het vistuig dat zij aan boord hebben, is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
3.Voor alle vissersvaartuigen die niet gemachtigd zijn om te vissen in de gebieden 1(10) tot en met 1(13), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az), gebied 2(28) en de gebieden 4(1) tot en met 4(3), mag de snelheid tijdens de doorvaart niet minder dan zes knopen bedragen, behalve in geval van overmacht of ongunstige omstandigheden, overeenkomstig artikel 50, lid 4, punt b), van Verordening (EG) nr. 1224/2009. In dergelijke gevallen waarschuwt de kapitein onmiddellijk het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat, dat vervolgens de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat op de hoogte brengt.”.
Artikel 5 wordt vervangen door:
“Artikel 5 Automatisch identificatiesysteem en volgsysteem voor vaartuigen
1.De volgende vissersvaartuigen zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordt aan de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vermelde prestatienormen, en zorgen ervoor dat het systeem operationeel blijft:
alle vissersvaartuigen die aanwezig zijn in het beschermde mariene gebied Bratten;
alle vissersvaartuigen die werken met mobiel bodemberoerend vistuig in de AIS-zones zoals aangegeven in punt 1 van bijlage V bij deze verordening;
alle vissersvaartuigen die aanwezig zijn in de AIS-zones zoals aangegeven in punt 2 van bijlage V bij deze verordening.
2.Vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer verhogen de zendfrequentie van het volgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) tot eenmaal per tien minuten wanneer:
zij van plan zijn de gebieden 1(10) tot en met 1(13) (bijlage I), gebied 2(28) (bijlage II) of de gebieden 4(1) tot en met 4(4) (bijlage VI), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az) tot en met 1(13.az), 2(28.az) of 4(1.az) tot en met 4(3.az), binnen te varen of door die gebieden te varen;
zij tijdens de sluitingsperiode (1 juni tot en met 30 november) verboden vistuig aan boord hebben in gebied 4(4) (bijlage VI);
zij verboden vistuig aan boord hebben en trager dan zes knopen varen in de gebieden 1(12) en 1(13) (bijlage I), met inbegrip van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(12.az) en 1(13.az).
3.Vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer die een waarschuwingszone binnenvaren, registreren zowel het aan boord gehouden vistuig als het gebruikte vistuig in het elektronische logboek, overeenkomstig artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.
Artikel 6 wordt vervangen door:
“Artikel 6 Evaluatie
Vanaf 8 maart 2023 monitoren en beoordelen de betrokken lidstaten de uitvoering van de in de artikelen 3, 4 en 5 vastgestelde maatregelen en rapporteren zij daarover, en wel om de drie jaar voor de maatregelen in de gebieden 4(1) en 4(4) (bijlage VI) krachtens de vogelrichtlijn, en om de zes jaar voor de maatregelen in de gebieden 1(10) tot en met 1(13) (bijlage I), gebied 2(28) (bijlage II) en de gebieden 4(2) en 4(3) (bijlage VI) krachtens de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn mariene strategie.”.
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig punt 1 van de bijlage bij deze verordening.
Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig punt 2 van de bijlage bij deze verordening.
Bijlage VI wordt toegevoegd overeenkomstig punt 3 van de bijlage bij deze verordening.
“Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie(*) en bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad(**) de volgende definities van toepassing:
“mobiel bodemberoerend vistuig”: elk hierna genoemd vistuig: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), strandzegen (SB), door een vaartuig gesleepte dreg (DRB), aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
“kieuwnetten en warrelnetten”: elk hierna genoemd vistuig: kieuwnet (GN), geankerd kieuwnet (GNS), drijfnet (GND), omringend kieuwnet (GNC), schakelnet (GTR) en gecombineerde schakel- en kieuwnetten (GTN);
“gebieden 1”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage I bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage I;
“gebieden 2”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage II bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage II;
“gebieden 3”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage IV bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“gebieden 4”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage VI bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden, of door de scheidingslijnen tussen twee exclusieve economische zones of de grenslijn van de territoriale zee zoals opgenomen in bijlage VI;
“Bratten”: het geografische gebied dat wordt begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage III bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“AIS-zones”: de geografische gebieden die worden begrensd door de loxodromen die achtereenvolgens de in bijlage V bij deze verordening vermelde punten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel, met elkaar verbinden;
“waarschuwingszones”: de geografische gebieden die in de bijlagen I, II en VI bij deze verordening als waarschuwingszone zijn vermeld, zich uitstrekken over vier zeemijl rond elke beheerszone, uitsluitend zijn ingesteld om de bevoegde autoriteiten te waarschuwen voor vissersvaartuigen die bepaalde beschermde gebieden naderen, en waar visserijactiviteiten niet verboden zijn;
“betrokken lidstaten”: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden.
“Artikel 3 Visserijverbod
Het is verboden om enige visserijactiviteit met mobiel bodemberoerend vistuig te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 1 als bedoeld in bijlage I:
in de gebieden 1(1) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), is het volgende vistuig verboden: bodemtrawl (TB), boomkor (TBB), bodemottertrawl (OTB), dubbelebordentrawl (OTT), bodemspantrawl (PTB), nephropstrawl (TBN), garnalentrawl (TBS), zegennet (SX), Deense zegen (SDN), Schotse zegen (SSC), Schotse spanzegen (SPR), bootzegen (SV), behalve voor visserijactiviteiten met boomkorren en rollenpezen met een maaswijdte tussen 16 en 31 mm (TBB_CRU_16-31) in de traditionele visserij op bruine garnaal (Crangon spp.) in gebied 1(10)(b);
voorts is in de gebieden 1(10) tot en met 1(13), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az), 1(11.az), 1(12.az) en 1(13.az), het volgende vistuig verboden: door een vaartuig gesleepte dreg (DRB) en motordreg met inbegrip van zuigdreg (HMD);
voorts is in de gebieden 1(10) en 1(11), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszones 1(10.az) en 1(11.az), het volgende vistuig verboden: strandzegen (SB) en aan boord van een vaartuig gebruikte handdreg (DRH).
Verboden zijn:
visserijactiviteiten in de gebieden 2(1) tot en met 2(24) en gebied 2(28) van de gebieden 2, met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 2(28.az);
visserijverrichtingen in de gebieden 2(25) tot en met 2(27) van de gebieden 2.
In de gebieden 3 is visserij uitsluitend met het volgende vistuig en onder de volgende voorwaarden toegestaan:
handvistuig zoals hengel en vislijn (LHP),
pelagische trawls (OTM en PTM),
korven en vallen (FPO en FIX) bij de visserij op schaaldieren,
kieuwnetten en schakelnetten (GTN), mits de vissersvaartuigen deelnemen aan een nationaal monitoring- en beoordelingsprogramma dat door of namens de nationale autoriteiten wordt uitgevoerd om de bijvangst van bruinvissen en zeevogels te evalueren door middel van elektronische monitoring op afstand (“REM”), met inbegrip van het gebruik van boordcamera’s in een gesloten televisiecircuit (CCTV) en positiegegevens.
Met betrekking tot de eerste alinea van dit lid, punt d), evalueren de betrokken lidstaten de gegevens over incidentele vangsten van bruinvissen en zeevogels jaarlijks en verrichten zij uiterlijk op 31 december 2024 een beoordeling ervan. Die gegevens of eventuele nieuwe relevante gegevens worden gebruikt om de toepassing van de netvisserij in die gebieden aan te passen volgens de procedure van de artikelen 11 en 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Lid 2, punt b), en lid 3 zijn ook van toepassing op de recreatievisserij.
Het is verboden om enige visserijactiviteit met kieuwnetten (GN, GNS, GND en GNC) of warrelnetten (GTR en GTN) te verrichten in de volgende overeenkomstige delen van de gebieden 4 als bedoeld in bijlage VI:
in gebied 4(1), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(1.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten het hele jaar verboden;
in gebied 4(2), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(2.az), zijn alle visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten verboden tijdens de seizoenssluiting van 1 maart tot en met 31 oktober;
in gebied 4(3), met uitzondering van de overeenkomstige waarschuwingszone 4(3.az), mag het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig in de laatste zes jaar vóór 8 maart 2023 in dat gebied is gebruikt;
in gebied 4(4) mag tijdens de seizoenssluiting van 1 juni tot en met 30 november het jaarlijkse totale aantal dagen visserijactiviteiten met kieuwnetten en warrelnetten niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde aantal visdagen waarop dergelijk vistuig tussen 1 juni en 30 november in de periode 2012-2016 in dat gebied is gebruikt.
Wanneer visserijactiviteiten met andere dan de krachtens de leden 1, 3 en 5 verboden vistuigen zijn toegestaan, wordt het verboden vistuig vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.