Artikel 16 bis van Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt vervangen door:
1.De verbodsbepalingen van artikel 14, leden 1 en 2, zijn tot 25 augustus 2023 niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:
de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;
internationale organisaties;
humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;
bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);
overheidsinstanties of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften voor de burgerbevolking in Syrië;
niet onder de punten a) tot en met d) vallende organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie;
organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;
gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of door
de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met h) genoemde entiteiten, wanneer en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen.
2.De verbodsbepaling van artikel 14, lid 2, is niet van toepassing op tegoeden of economische middelen die ter beschikking zijn gesteld door overheidsorganen of door rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen om humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, wanneer die tegoeden of economische middelen overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1, worden verstrekt.
3.In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 2, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken.
4.In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 1, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat:
de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, en
de tegoeden of economische middelen worden vrijgegeven aan de Verenigde Naties met het oog op het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand in Syrië in overeenstemming met het plan voor humanitaire hulpverlening aan Syrië of elk door de Verenigde Naties gecoördineerd daaropvolgend plan.
5.De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel is verleend.”.