Home

Verordening (EU) 2023/407 van de Raad van 23 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

Verordening (EU) 2023/407 van de Raad van 23 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op 18 januari 2012 heeft de Raad Besluit 2013/255/GBVB(1) en Verordening (EU) nr. 36/2012(2) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië vastgesteld, naar aanleiding van de vaststelling van de conclusies van de Raad waarin het geweld en de wijdverbreide en systematische schendingen van de mensenrechten door de Raad werden veroordeeld.

  2. In het licht van de verslechterende situatie in Syrië en de wijdverbreide en stelselmatige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, met inbegrip van het gebruik van chemische wapens tegen de burgerbevolking, is de Raad namen blijven toevoegen aan de lijsten van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie.

  3. Door de tragische aardbeving van 6 februari 2023 zijn de barre omstandigheden nog verergerd en is het leed van de Syrische bevolking verder toegenomen.

  4. In zijn conclusies van 9 februari 2023 bevestigde de Europese Raad dat de Unie klaar staat om verdere bijstand te verlenen om het lijden in alle getroffen regio’s te verzachten. De Europese Raad riep iedereen op de humanitaire toegang te garanderen tot de slachtoffers van de aardbeving in Syrië, ongeacht waar zij zich bevinden, en riep de humanitaire gemeenschap, onder auspiciën van de Verenigde Naties, op om snel hulp te verlenen.

  5. Beperkende maatregelen van de Unie, met inbegrip van die welke zijn vastgesteld in het licht van de situatie in Syrië, mogen de verlening van humanitaire hulp aan personen in nood niet in de weg staan of belemmeren. Het handelsverkeer tussen de Unie en Syrië wordt in de meeste sectoren — met inbegrip van die van voedsel en geneesmiddelen — niet beperkt door de beperkende maatregelen die Raad in het licht van de situatie in Syrië heeft vastgesteld. Wat betreft individuele maatregelen, gelden bovendien uitzonderingen op grond waarvan tegoeden en economische middelen ter beschikking kunnen worden gesteld van aangewezen personen en entiteiten indien die tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken. In bepaalde gevallen is voorafgaande toestemming vereist van de bevoegde nationale autoriteit.

  6. Om met spoed het hoofd te bieden aan de humanitaire crisis in Syrië die door de aardbeving is verergerd en de snelle hulpverlening te faciliteren, moet er voor een eerste periode van zes maanden worden voorzien in een vrijstelling met betrekking tot zowel de bevriezing van vermogensbestanddelen van aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen en entiteiten als de beperkingen op de terbeschikkingstelling van tegoeden en economische middelen aan deze natuurlijke personen, rechtspersonen en entiteiten, ten behoeve van internationale organisaties en een aantal omschreven categorieën actoren die betrokken zijn bij humanitaire activiteiten.

  7. De in deze verordening opgenomen wijzigingen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag, en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om de uniforme toepassing ervan in alle lidstaten te verzekeren.

  8. Verordening (EU) nr. 36/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 16 bis van Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt vervangen door:

1.

De verbodsbepalingen van artikel 14, leden 1 en 2, zijn tot 25 augustus 2023 niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

  1. de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

  2. internationale organisaties;

  3. humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

  4. bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

  5. overheidsinstanties of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften voor de burgerbevolking in Syrië;

  6. niet onder de punten a) tot en met d) vallende organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie;

  7. organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

  8. gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of door

  9. de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met h) genoemde entiteiten, wanneer en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen.

2.

De verbodsbepaling van artikel 14, lid 2, is niet van toepassing op tegoeden of economische middelen die ter beschikking zijn gesteld door overheidsorganen of door rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen om humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, wanneer die tegoeden of economische middelen overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1, worden verstrekt.

3.

In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 2, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken.

4.

In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 1, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat:

  1. de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, en

  2. de tegoeden of economische middelen worden vrijgegeven aan de Verenigde Naties met het oog op het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand in Syrië in overeenstemming met het plan voor humanitaire hulpverlening aan Syrië of elk door de Verenigde Naties gecoördineerd daaropvolgend plan.

5.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel is verleend.”.

“Artikel 16 bis

1.

De verbodsbepalingen van artikel 14, leden 1 en 2, zijn tot 25 augustus 2023 niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

  1. de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

  2. internationale organisaties;

  3. humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

  4. bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

  5. overheidsinstanties of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften voor de burgerbevolking in Syrië;

  6. niet onder de punten a) tot en met d) vallende organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie;

  7. organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

  8. gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of door

  9. de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met h) genoemde entiteiten, wanneer en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen.

2.

De verbodsbepaling van artikel 14, lid 2, is niet van toepassing op tegoeden of economische middelen die ter beschikking zijn gesteld door overheidsorganen of door rechtspersonen, entiteiten of lichamen die openbare financiering van de Unie of lidstaten ontvangen om humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, wanneer die tegoeden of economische middelen overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1, worden verstrekt.

3.

In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 2, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken.

4.

In niet door de leden 1 en 2 bestreken gevallen kan de op de websites van bijlage III vermelde bevoegde autoriteit van een lidstaat, in afwijking van artikel 14, lid 1, op door haar passend geachte algemene en specifieke voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, op voorwaarde dat:

  1. de tegoeden of economische middelen enkel tot doel hebben humanitaire bijstand in Syrië of hulp aan de burgerbevolking in Syrië te verstrekken, en

  2. de tegoeden of economische middelen worden vrijgegeven aan de Verenigde Naties met het oog op het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand in Syrië in overeenstemming met het plan voor humanitaire hulpverlening aan Syrië of elk door de Verenigde Naties gecoördineerd daaropvolgend plan.

5.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel is verleend.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Roswall