Home

Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027

Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 werd met instemming kennisgenomen van de voorbereidingen voor de volgende generatie van satellietcommunicatie voor de overheid door middel van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Europees Ruimteagentschap (ESA). Satellietcommunicatie voor de overheid werd ook aangeduid als een van de elementen van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van juni 2016. Met satellietcommunicatie voor de overheid moet worden bijgedragen aan het antwoord van de EU op hybride dreigingen en moet steun worden verleend aan de maritieme veiligheidsstrategie van de EU en het EU-beleid inzake het noordpoolgebied.

  2. In de conclusies van de Europese Raad van 21 en 22 maart 2019 is benadrukt dat de Unie verder moet gaan in de ontwikkeling van een concurrerende, veilige, inclusieve en ethisch verantwoorde digitale economie met connectiviteit van wereldklasse.

  3. Met de mededeling van de Commissie van 22 februari 2021 getiteld “Actieplan voor synergieën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën” wordt beoogd “iedereen in Europa toegang geven tot snelle connectiviteit en een veerkrachtig connectiviteitssysteem [te] bieden dat Europa in staat stelt verbonden te blijven, ongeacht wat er gebeurt”.

  4. In “Een strategisch kompas voor veiligheid en defensie” dat de Raad op 21 maart 2022 heeft aangenomen, wordt erkend dat de ruimtevaartinfrastructuur van de Unie en haar lidstaten bijdraagt tot onze weerbaarheid en essentiële diensten biedt ter vervanging of aanvulling van grondinfrastructuur voor telecommunicatie. De Raad roept de Unie derhalve op te werken aan het voorstel voor een in de ruimte gestationeerd Uniesysteem voor wereldwijde beveiligde communicatie.

  5. Een van de onderdelen van het bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad(2) opgerichte ruimtevaartprogramma van de Unie is GOVSATCOM, dat als doel heeft de beschikbaarheid op lange termijn van betrouwbare, beveiligde, schaalbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor GOVSATCOM-gebruikers te waarborgen. In Verordening (EU) 2021/696 is bepaald dat in de eerste fase van het GOVSATCOM-onderdeel, die ongeveer tot 2025 zal duren, de bestaande capaciteit zal worden gebundeld en gedeeld via de GOVSATCOM-hub. In dat verband moet de Commissie GOVSATCOM-capaciteiten aankopen bij lidstaten met nationale systemen en ruimtecapaciteiten en bij commerciële satellietcommunicatie- of dienstaanbieders, daarbij rekening houdend met de essentiële beveiligingsbelangen van de Unie.

    In die eerste fase moeten GOVSATCOM-diensten stapsgewijs worden ingevoerd in het licht van de opschaling van de infrastructuurcapaciteiten van de GOVSATCOM-hub. Die stapsgewijze aanpak houdt ook in dat, indien in de loop van de eerste fase uit een gedetailleerde analyse van de toekomstige vraag en het toekomstige aanbod blijkt dat die aanpak niet volstaat om de veranderende vraag te dekken, tot een tweede fase zal moeten worden overgegaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteit zal moeten worden ontwikkeld door middel van samenwerking met de particuliere sector, bijvoorbeeld satellietexploitanten in de Unie.

  6. Het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad heeft op 22 maart 2017 zijn goedkeuring gehecht aan civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid (GOVSATCOM), die door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn opgesteld en waarin de vereisten voor de militaire gebruiker als vastgelegd in de in 2013 goedgekeurde gemeenschappelijke personeelsdoelstelling van het Europees Defensieagentschap en de civiele gebruikersbehoeften als verzameld door de Commissie zijn samengevoegd. Uit latere analyses van de Commissie is gebleken dat het huidige aanbod van de Unie op het gebied van satellietcommunicatie, op basis van de capaciteit van lidstaten met nationale systemen en van de particuliere sector, niet kan voldoen aan bepaalde nieuwe behoeften van de overheid, die evolueren naar oplossingen voor een hogere beveiliging, lage latentie en wereldwijde dekking. Deze behoeften moeten regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd.

  7. De recente technische vooruitgang heeft de opkomst van communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan (NGSO) mogelijk gemaakt, evenals het geleidelijk aanbieden van snelle connectiviteitsdiensten met lage latentie. Vandaar dat dit een unieke kans is om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers door aanvullende infrastructuur te ontwikkelen en in te zetten, aangezien de registraties voor de frequenties bij de Internationale Unie voor Telecommunicatie die nodig zijn om de vereiste diensten te verlenen nu in de Unie beschikbaar zijn. Als die registraties voor de frequenties niet worden gebruikt, raken zij in onbruik en worden zij aan andere spelers toegewezen. Aangezien beschikbare frequenties en omloopbaanposities steeds schaarser worden, moet de Commissie, door middel van een open en transparant proces met de lidstaten, deze gelegenheid aangrijpen om met de lidstaten die de registraties voor de frequenties beschikbaar stellen, specifieke licentieovereenkomsten te sluiten voor de verlening van diensten voor de overheid, op basis van de overheidsinfrastructuur. De particuliere sector is verantwoordelijk voor het verkrijgen van de rechten op registraties voor de frequenties die vereist zijn voor het verlenen van commerciële diensten.

  8. Onder overheidsactoren in de Unie is er een toenemende vraag naar beveiligde en betrouwbare satellietcommunicatiediensten in de ruimte, met name omdat deze de meest haalbare optie zijn bij afwezigheid van communicatiesystemen op de grond of wanneer deze systemen onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Betaalbare en kosteneffectieve toegang tot satellietcommunicatie is ook onontbeerlijk in gebieden waar geen beroep kan worden gedaan op terrestrische infrastructuur, onder andere boven oceanen, in het luchtruim, in afgelegen gebieden, en in gebieden waar terrestrische infrastructuur te kampen heeft met ernstige storingen of in crisissituaties onbetrouwbaar is. Satellietcommunicatie kan de algehele veerkracht van communicatienetwerken vergroten, bijvoorbeeld door een alternatief te bieden in geval van fysieke aanvallen of cyberaanvallen op lokale terrestrische infrastructuur, ongevallen, natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen.

  9. De Unie moet voorzien in veerkrachtige, wereldwijde, veilige, beschermde, ononderbroken, gegarandeerde en flexibele oplossingen voor satellietcommunicatie waarmee aan de veranderende behoeften en eisen van overheden wordt voldaan en die gebaseerd zijn op de technologische en industriële kennis van de Unie, om de veerkracht van de activiteiten van de lidstaten en de instellingen van de Unie te vergroten.

  10. Daarom is het belangrijk een nieuw programma op te zetten, met name het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (“het programma”), om te voorzien in een multiorbitale communicatie-infrastructuur van de Unie op basis van satellieten, voor gebruik door de overheid, waarbij bestaande en toekomstige nationale en Europese capaciteiten worden geïntegreerd in het GOVSATCOM-onderdeel en deze capaciteiten worden aangevuld, en het initiatief voor een Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) verder wordt ontwikkeld en stapsgewijs wordt geïntegreerd in het beveiligde connectiviteitssysteem.

  11. Het programma moet voldoen aan de nieuwe behoeften van de overheid aan oplossingen voor een betere beveiliging, lage latentie en een wereldwijde dekking. De verlening en de langetermijnbeschikbaarheid van wereldwijde ononderbroken toegang tot beveiligde, autonome, betrouwbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor de overheid moeten ermee worden gewaarborgd, ter ondersteuning van de veerkracht en de bescherming van kritieke infrastructuur, omgevingsbewustzijn, extern optreden, crisisbeheer, alsook toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, veiligheid en defensie van de Unie en de lidstaten, via een specifieke overheidsinfrastructuur, die de capaciteiten van GOVSATCOM integreert en aanvult. Voorts moet in het kader van het programma de verstrekking van diensten voor de overheid prioriteit krijgen en de levering van commerciële diensten door de Europese particuliere sector, rekening houdend met een marktonderzoek, met inbegrip van raadpleging van door de overheid gemachtigde gebruikers, via een commerciële infrastructuur mogelijk worden gemaakt.

  12. In Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad(3) wordt een reeks doelstellingen en streefcijfers vastgelegd om de ontwikkeling van veerkrachtige, beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuur in de Unie te bevorderen, waaronder een digitaal streefcijfer voor de Commissie en de lidstaten teneinde uiterlijk in 2030 gigabitconnectiviteit voor iedereen te bereiken. Het programma moet connectiviteit voor burgers en bedrijven in de Unie en wereldwijd mogelijk maken, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het bieden van toegang tot betaalbare hogesnelheidsbreedband die kan helpen om dode communicatiezones weg te werken en de cohesie in de hele Unie te vergroten, met inbegrip van haar ultraperifere gebieden, plattelands-, perifere, afgelegen en geïsoleerde gebieden en eilanden. Satellietdiensten kunnen momenteel de prestaties van grondnetwerken niet vervangen, maar kunnen de digitale kloof overbruggen en in voorkomend geval zelfs bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad(4).

  13. Het programma moet daarom bestaan uit de definitie, het ontwerp, de ontwikkeling, de validering en de daarmee verband houdende uitrolactiviteiten voor de bouw van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van de eerste diensten voor de overheid. Het programma moet dan geleidelijk uitrolactiviteiten omvatten die gericht zijn op de voltooiing van zowel de ruimte- als de grondinfrastructuur die nodig is voor de levering van geavanceerde diensten voor de overheid, die momenteel niet beschikbaar zijn en verder gaan dan de modernste bestaande Europese satellietcommunicatiediensten. Bovendien moet het programma de ontwikkeling bevorderen van gebruikersterminals die de geavanceerde communicatiediensten kunnen benutten. De exploitatieactiviteiten moeten zo spoedig mogelijk van start gaan met de verlening van de eerste diensten voor de overheid uiterlijk in 2024, om zo snel mogelijk aan de behoeften van de door de overheid gemachtigde gebruikers te voldoen. Het programma moet dan activiteiten omvatten die erop gericht zijn zowel de ruimte- als grondinfrastructuur te voltooien die nodig is om uiterlijk in 2027 een volledige operationele capaciteit te waarborgen. Het verlenen van diensten voor de overheid, het bedienen, onderhouden en voortdurend verbeteren van de ruimte- en grondinfrastructuur zodra deze is ingezet, en het ontwikkelen van de toekomstige diensten voor de overheid moeten deel uitmaken van de exploitatieactiviteiten.

  14. In juni 2019 hebben de lidstaten de verklaring betreffende de Europese kwantumcommunicatie-infrastructuur (EuroQCI) (de “verklaring”) ondertekend, waarin zij overeenkomen om met de Commissie, en met ondersteuning van ESA, te werken aan de ontwikkeling van een infrastructuur voor kwantumcommunicatie die de hele Unie bestrijkt. Volgens die verklaring wordt met EuroQCI beoogd te voorzien in een gecertificeerde beveiligde “end-to-end”-infrastructuur voor kwantumcommunicatie, waarmee informatie en gegevens kunnen worden verstuurd en opgeslagen en waarmee kritieke publieke communicatiemiddelen in de hele Unie met elkaar kunnen worden verbonden. Het programma zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de verklaring door de ontwikkeling van een in de overheidsinfrastructuur van het programma geïntegreerde EuroQCI-ruimte- en -grondinfrastructuur en door de ontwikkeling en inzet van de terrestrische EuroQCI-infrastructuur, die eigendom zal zijn van de lidstaten. De EuroQCI-ruimte-, grond- en terrestrische infrastructuur moet in het programma worden ontwikkeld in twee hoofdfasen: een voorbereidende validatiefase, die de ontwikkeling en validering van meerdere verschillende technologieën en communicatieprotocollen mag omvatten, en een fase van volledige inzet, met inbegrip van passende oplossingen voor connectiviteit tussen satellieten en gegevensdoorgifte tussen satellieten, de grond- en de terrestrische infrastructuur.

  15. Een van de belangrijkste functies van EuroQCI is de kwantumgebaseerde verdeling van cryptografische sleutels (QKD) mogelijk te maken. Tot op heden zijn de QKD-technologie en -producten niet voldoende ontwikkeld om te worden gebruikt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI). De belangrijkste problemen in verband met QKD-beveiliging, zoals standaardisering van QKD-protocollen, side-channel analyse en evaluatiemethode, moeten nog worden opgelost. Het programma moet daarom de EuroQCI ondersteunen en de opname van goedgekeurde encryptieproducten in de infrastructuur mogelijk maken, indien beschikbaar.

  16. Om EUCI op bevredigende en beveiligde wijze te beschermen, moeten de primaire oplossingen om dreigingen als gevolg van kwantumcomputing tegen te gaan de combinatie zijn van conventionele oplossingen, post-kwantumcryptografie en mogelijk QKD in hybride benaderingen. Daarom moet het programma dergelijke benaderingen gebruiken om zowel geavanceerde cryptografie als sleuteldistributie te verzekeren.

  17. Om de capaciteit van satellietcommunicatie van de Unie te vergroten, moet de infrastructuur van het programma gebaseerd zijn op de infrastructuur van het GOVSATCOM-onderdeel, deze integreren en ook aanvullen. De grondinfrastructuur van het programma moet met name gebaseerd zijn op de GOVSATCOM-hubs, die geleidelijk worden opgeschaald op basis van de behoeften van gebruikers via andere activa van het grondsegment, met inbegrip van die van de lidstaten die bereid zijn een aanvullende bijdrage te leveren, op basis van operationele en beveiligingsvereisten.

  18. Het programma moet de beveiligde connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang, zoals Afrika en het Noordpoolgebied, alsook de Oostzee, de Zwarte Zee, delen van het Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan, verbeteren. De op grond van het programma verleende diensten moeten ook bijdragen tot de geopolitieke veerkracht door aanvullende connectiviteit te bieden overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in die regio’s en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 1 december 2021, getiteld “De Global Gateway”.

  19. De satellieten die voor het programma zijn gebouwd, kunnen, zonder afbreuk te doen aan de communicatiediensten, worden uitgerust met subsystemen, waaronder nuttige ladingen, waarmee de capaciteit en de diensten van de onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie kunnen worden vergroot, zodat aanvullende niet-communicatiediensten kunnen worden ontwikkeld die worden vastgesteld door de vergadering van het programmacomité in de desbetreffende samenstelling, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/696, en die overeenkomstig de voorwaarden van die verordening worden uitgevoerd. Indien het voordeel voor de onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie naar behoren wordt vastgesteld, rekening houdend met de behoeften van de gebruikers en de budgettaire beperkingen, kunnen die subsystemen worden ontwikkeld om alternatieve positionerings-, navigatie- en tijdsmetingsdiensten te bieden waarmee die van Galileo worden aangevuld, de verzending van berichten van het Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (European Geostationary Navigation Overlay Service — Egnos) met minder latentietijd te verzekeren, te voorzien in de ruimte gestationeerde sensoren voor ruimtebewaking, en de huidige vermogens van Copernicus te helpen verbeteren, met name wat betreft nood- en civielebeveiligingsdiensten. Bovendien kunnen die subsystemen niet-communicatiediensten verlenen aan de lidstaten, op voorwaarde dat dit geen gevolgen heeft voor de beveiliging en de begroting van het programma.

  20. Gezien het belang voor het programma van de overheidsgrondinfrastructuur en de gevolgen daarvan voor de beveiliging ervan, moet de locatie van die infrastructuur door de Commissie worden vastgesteld in overeenstemming met de algemene beveiligingsvereisten en volgens een open en transparant proces, met het oog op een evenwichtige verdeling tussen de lidstaten. Bij de inzet van de overheidsgrondinfrastructuur van het programma, waarin ook de onder het GOVSATCOM-onderdeel ontwikkelde infrastructuur wordt geïntegreerd, kan het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (“het Agentschap”) of, waar passend en binnen zijn bevoegdheidsgebied, ESA worden betrokken.

  21. Voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en de beveiliging en integriteit van de diensten voor de overheid is het van essentieel belang dat de ruimteactiva van het programma worden gelanceerd vanaf het grondgebied van de Unie. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde omstandigheden moet het mogelijk zijn dergelijke lanceringen plaats te laten vinden op het grondgebied van een derde land. Naast zware en middelgrote draagraketten kunnen kleine en microdraagraketten extra flexibiliteit bieden om een snelle inzet van de ruimteactiva mogelijk te maken.

  22. Het is belangrijk dat de Unie eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die verband houden met overheidsinfrastructuur die in het kader van het programma wordt ontwikkeld, met uitzondering van de terrestrische EuroQCI-infrastructuur, en daarbij de overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van artikel 17, wordt gewaarborgd. Ondanks het feit dat de Unie eigenaar van die activa is, moet de Unie de mogelijkheid hebben — overeenkomstig deze verordening en waar passend op basis van een beoordeling per geval — deze activa ter beschikking van derden te stellen of er afstand van te doen.

  23. Initiatieven in de hele Unie, zoals het initiatief voor beveiligde connectiviteit, worden gevormd door de brede deelname van innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), start-ups en grote ondernemingen uit de up- en downstreamruimtevaartsector in de hele Unie. De afgelopen jaren hebben sommige ruimtevaartactoren de ruimtevaartsector onder druk gezet, met name start-ups en kmo’s die innovatieve, marktgestuurde ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen hebben ontwikkeld, soms met verschillende bedrijfsmodellen. Om het concurrentievermogen van het ruimte-ecosysteem van de Unie te waarborgen, moet het programma zo veel mogelijk gebruikmaken van innovatieve en disruptieve technologieën en van nieuwe bedrijfsmodellen die door het Europese ruimte-ecosysteem, waaronder de nieuwe ruimtevaartindustrie, worden ontwikkeld, met name door kmo’s, midcapondernemingen en start-ups die marktgestuurde nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen, en tegelijkertijd de hele ruimtewaardeketen bestrijken, met inbegrip van het up- en downstreamsegment.

  24. Het is van essentieel belang investeringen van de particuliere sector aan te moedigen door middel van passende aanbesteding en bundeling van dienstovereenkomsten, om zo de onzekerheid te verminderen en de zichtbaarheid en voorspelbaarheid op lange termijn van behoeften aan diensten van de overheid te verzekeren. Om het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie in de toekomst te waarborgen, moet het programma ook bijdragen tot de ontwikkeling van geavanceerde vaardigheden op ruimtevaartgerelateerde gebieden en moeten onderwijs- en opleidingsactiviteiten worden ondersteund, waarbij tevens gelijke kansen, gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen moeten worden bevorderd, zodat het volledige potentieel van de burgers van de Unie op dit gebied wordt gerealiseerd.

  25. In overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” moet het programma de milieueffecten zo veel mogelijk beperken. Hoewel de ruimteactiva zelf geen broeikasgassen uitstoot terwijl deze in gebruik is, hebben de productie ervan en de bijbehorende grondfaciliteiten wel een milieueffect. Er moeten maatregelen worden genomen om dat effect te beperken. Daartoe moeten de in het kader van het programma bedoelde aanbestedingen beginselen en maatregelen inzake duurzaamheid omvatten, zoals bepalingen om de broeikasgasemissies als gevolg van de ontwikkeling, productie en inzet van de infrastructuur tot een minimum te beperken en te compenseren, en maatregelen ter voorkoming van lichtvervuiling, zoals de gevolgen voor astronomische waarnemingen van op de grond.

  26. Gezien de toenemende hoeveelheid ruimtevaartuigen en ruimteschroot die zich in een baan om de aarde bevinden, moet de nieuwe Europese constellatie ook voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor de ruimte en een voorbeeld zijn van goede praktijken op het gebied van ruimteverkeersbeheer en ruimtebewaking en -monitoring (SST), teneinde de hoeveelheid geproduceerd ruimteschroot te verminderen, desintegratie van ruimtevaarttuigen en botsingen in de omloopbaan te voorkomen, en passende maatregelen te treffen voor ruimtevaartuigen aan het einde van hun levenscyclus. Gezien de legitieme zorgen over de bescherming van de ruimte die momenteel het onderwerp van besprekingen zijn in internationale fora, zoals in de Commissie van de Verenigde Naties voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte, is het van essentieel belang dat de Unie leiderschap toont op het gebied van duurzame ruimtevaart. De in het kader van het programma gegunde opdrachten moeten garanderen dat de toegepaste technologie de hoogst mogelijke standaarden op het gebied van duurzaamheid en energie- en hulpbronnenefficiëntie mogelijk maakt.

  27. De operationele vereisten voor de diensten voor de overheid moeten worden gebaseerd op de evaluatie van de behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van het huidige marktaanbod. Bij het beoordelen van die vereisten moet zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van de huidige marktcapaciteit. Op basis van die operationele vereisten moet, in combinatie met de algemene beveiligingsvereisten en de veranderende vraag naar diensten voor de overheid, het dienstenpakket voor diensten voor de overheid worden ontwikkeld. In het dienstenpakket moet de toepasselijke referentiewaarde voor de diensten voor de overheid worden bepaald en moeten de categorieën diensten worden gedefinieerd die een aanvulling vormen op het dienstenpakket van de GOVSATCOM-diensten dat in het kader van Verordening (EU) 2021/696 is vastgelegd. De Commissie moet zorgen voor de consistentie en samenhang van de operationele en beveiligingsvereisten tussen het GOVSATCOM-onderdeel en het programma. Om de best mogelijke afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van diensten te handhaven, moet het dienstenpakket voor diensten voor de overheid in 2023 worden vastgelegd en, na raadpleging van de lidstaten, regelmatig kunnen worden geactualiseerd op basis van die operationele en beveiligingsvereisten.

  28. Satellietcommunicatie is een eindig hulpmiddel dat wordt beperkt door de capaciteit, de frequentie en de geografische dekking van de satellieten. Om kosteneffectief te zijn en te profiteren van schaalvoordelen, moet het programma de vraag naar en het aanbod van diensten voor de overheid dus optimaal op elkaar afstemmen, en capaciteitsoverschot vermijden. Aangezien zowel de vraag als het potentiële aanbod na verloop van tijd verandert, moet de Commissie de behoeften monitoren om het dienstenpakket voor diensten voor de overheid aan te passen als dat nodig blijkt.

  29. De lidstaten, de Raad, de Commissie, de EDEO, evenals de agentschappen en organen van de Unie moeten aan het programma kunnen deelnemen voor zover zij ervoor kiezen gebruikers van diensten voor de overheid te machtigen of te voorzien in capaciteiten, locaties of faciliteiten. Aangezien het aan de lidstaten is om te beslissen om nationale gebruikers van diensten voor de overheid al dan niet te machtigen, mogen lidstaten niet worden verplicht om een bijdrage te leveren aan het programma of om infrastructuur van het programma te huisvesten.

  30. Elke deelnemer aan het programma moet een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aanwijzen die nagaat of gebruikers en andere nationale entiteiten die een rol spelen in het programma voldoen aan de toepasselijke voorschriften en beveiligingsprocedures die zijn vastgelegd in de algemene beveiligingsvereisten. Deelnemers aan het programma kunnen een bestaande autoriteit met de taken van een dergelijke autoriteit belasten.

  31. In deze verordening worden voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(5).

  32. De doelstellingen van het programma stroken met en vormen een aanvulling op die van andere Unieprogramma’s, met name Horizon Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad(6) en Besluit (EU) 2021/764 van de Raad(7), het programma Digitaal Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad(8), het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — “Europa in de wereld” als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad(9), de Connecting Europe Facility als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad(10), en bovenal het ruimtevaartprogramma van de Unie.

  33. Een specifiek deel van de onderdelen van de cluster “Digitaal, industrie en ruimte” van het Horizon Europa-programma zal worden bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot de ontwikkeling en validatie van het beveiligde connectiviteitssysteem, met inbegrip van technologieën die mogelijk door het ruimte-ecosysteem, waaronder de nieuwe ruimtevaartindustrie, worden ontwikkeld. Een specifiek deel van de middelen voor “Europa in de wereld” van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) zal worden bestemd voor activiteiten met betrekking tot het functioneren van het beveiligde connectiviteitssysteem en de wereldwijde verlening van diensten waarmee een reeks diensten aan internationale partners kan worden aangeboden. Een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie zal worden bestemd voor de activiteiten in verband met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem. De financiering uit deze programma’s moet overeenkomstig de voorschriften van die programma’s worden besteed.

  34. Vanwege de inherente gevolgen van het programma voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, heeft het doelstellingen en beginselen gemeen met het Europees Defensiefonds als opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad(11). Een deel van de financiering uit het Europees Defensiefonds moet daarom worden verstrekt voor de financiering van de activiteiten in het kader van het programma, met name van de activiteiten met betrekking tot de inzet van de infrastructuur ervan.

  35. Om ervoor te zorgen dat het programma met succes wordt uitgevoerd, is het belangrijk te waarborgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn. De lidstaten moeten een bijdrage kunnen leveren door middel van hun technische bekwaamheid, kennis en bijstand, met name op het gebied van veiligheid en beveiliging, of, indien passend en mogelijk, door gegevens, informatie, diensten en infrastructuur die zich op hun grondgebied bevinden ter beschikking van het programma te stellen. Het programma moet aanvullende financiële bijdragen of bijdragen in natura kunnen ontvangen van derden, waaronder agentschappen en organen van de Unie, lidstaten, aan het programma deelnemende derde landen of internationale organisaties, in overeenstemming met de desbetreffende overeenkomsten.

  36. Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(12) (het “Financieel Reglement”) is van toepassing op het programma. Het Financieel Reglement stelt regels vast voor de uitvoering van de Uniebegroting, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen.

  37. Krachtens artikel 191, lid 3, van het Financieel Reglement mogen dezelfde kosten onder geen beding twee keer uit de Uniebegroting worden gefinancierd.

  38. De Commissie moet, naargelang de behoeften en voor zover nodig, een beroep kunnen doen op de technische bijstand van bepaalde externe partijen, voor zover de veiligheidsbelangen van de Unie worden gevrijwaard. Andere entiteiten die betrokken zijn bij de governance van het programma, moeten ook van dezelfde technische bijstand gebruik kunnen maken bij het uitoefenen van de hun in het kader van deze verordening toevertrouwde taken.

  39. De in het kader van het programma gesloten overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht voor uit het programma gefinancierde activiteiten moeten voldoen aan de regels van de Unie. In dit verband moet het ook de verantwoordelijkheid van de Unie zijn om te bepalen welke doelstellingen er met betrekking tot overheidsopdrachten moeten worden nagestreefd.

  40. Het programma is afhankelijk van complexe technologieën die continu in ontwikkeling zijn. De afhankelijkheid van zulke technologieën zorgt voor onzekerheid en risico’s voor overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht die in het kader van het programma worden afgesloten, voor zover bij deze overeenkomsten langetermijntoezeggingen horen in verband met apparatuur of diensten. Inzake overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht zijn daarom specifieke maatregelen nodig, naast de regels die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement. Het moet derhalve mogelijk zijn om een minimumniveau van uitbesteding aan onderaannemers op te leggen. Wat dit laatste betreft, moet, waar mogelijk, de voorkeur worden gegeven aan start-ups en kmo’s, met name om hun grensoverschrijdende deelname mogelijk te maken.

  41. Om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, is het belangrijk om in voorkomend geval een beroep te kunnen doen op capaciteiten van publieke en particuliere entiteiten in de Unie die actief zijn op het gebied van de ruimtevaart, alsook om op internationaal niveau te kunnen samenwerken met derde landen of internationale organisaties. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om alle relevante instrumenten en beheermethoden uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Financieel Reglement, alsook gezamenlijke aanbestedingsprocedures, aan te wenden.

  42. Een publiek-private samenwerking is de meest geschikte regeling om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee moet kunnen worden voortgebouwd op de technologische en industriële basis, waaronder particuliere activa, van de bestaande satellietcommunicatie in de Unie, moeten robuuste en innovatieve overheidsdiensten kunnen worden verleend en moeten private partners in staat worden gesteld om met behulp van aanvullende eigen investeringen de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten tegen marktvoorwaarden. Met een dergelijke regeling moet bovendien de uitrol- en functioneringskosten geoptimaliseerd worden door de ontwikkelings- en uitrolkosten voor onderdelen die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben, te delen, en moeten de operationele kosten geoptimaliseerd worden dankzij een hoog niveau van gezamenlijke benutting van capaciteiten. Ook de innovatie in het Europese ruimte-ecosysteem waaronder de nieuwe ruimtevaart moet hiermee gestimuleerd worden, aangezien onderzoeks- en ontwikkelingsrisico’s door de publieke en private partners kunnen worden gedeeld.

  43. Voor de uitvoering van het programma moeten de concessie-, leverings-, dienst-, werk- of gemengde overeenkomsten de belangrijkste beginselen volgen. In dergelijke contracten moeten de taken duidelijk worden verdeeld tussen de publieke en private partners, en moet een duidelijke onderlinge verdeling van de risico’s worden bepaald, om ervoor te zorgen dat de contractanten de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de gevolgen van eventuele tekortkomingen waarvoor zij aansprakelijk zijn. In de overeenkomsten moet ook worden bepaald dat de contractanten geen overcompensatie voor het verlenen van diensten voor de overheid ontvangen, moet erin worden voorzien dat de verlening van commerciële diensten kan worden vastgesteld door de particuliere sector, en moet worden gezorgd voor een passende prioritering van de behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers. De overeenkomsten moeten waarborgen dat bij de verlening van op commerciële infrastructuur gebaseerde diensten de wezenlijke belangen van de Unie en de algemene en specifieke doelstellingen van het programma worden geëerbiedigd. Er moeten derhalve maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat deze wezenlijke belangen en doelstellingen worden beschermd. De Commissie moet met name de nodige maatregelen kunnen nemen om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen indien de contractant niet in staat is zijn verplichtingen na te komen.

    De overeenkomsten moeten passende waarborgen bevatten om onder meer belangenconflicten en mogelijke verstoringen van de mededinging als gevolg van de verlening van commerciële diensten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen te voorkomen. Dergelijke waarborgen kunnen een scheiding van de boekhouding van diensten voor de overheid en commerciële diensten omvatten, ook als dat het opzetten van een entiteit inhoudt die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant voor de verlening van diensten voor de overheid, alsook de open, eerlijke, redelijke en niet-discriminerende toegang tot infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten. Commerciële diensten moeten daarom onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden beschikbaar zijn voor bestaande aanbieders van terrestrische diensten. De overeenkomsten moeten de deelname van start-ups en kmo’s over de hele waardeketen en in alle lidstaten bevorderen.

  44. Een belangrijke doelstelling van het programma is het waarborgen van de beveiliging van de Unie en de lidstaten, en het versterken van de veerkracht in cruciale technologieën en waardeketens, met behoud van een open economie. In specifieke gevallen vereist deze doelstelling dat de nodige subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden worden vastgesteld om de bescherming van de integriteit, beveiliging en veerkracht van de operationele systemen van de Unie te waarborgen. Dat mag niet ten koste gaan van de noodzaak van concurrentievermogen en kosteneffectiviteit.

  45. Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(13) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95(14), (Euratom, EG) nr. 2185/96(15) en (EU) 2017/1939(16) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

    Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(17).

    Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking, het EOM op grond van Verordening (EU) 2017/1939, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

  46. Om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, moeten derde landen worden verplicht de bevoegde ordonnateur, het OLAF en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

  47. Om de efficiëntie en het effect van het programma te optimaliseren, moeten acties worden ondernomen om het gebruik en de ontwikkeling van open normen, opensourcetechnologieën en interoperabiliteit in de architectuur van het beveiligde connectiviteitssysteem te bevorderen. Een meer open ontwerp van dat systeem zou betere synergieën met andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie of nationale diensten en toepassingen mogelijk kunnen maken, de kosten kunnen optimaliseren door dubbel werk bij de ontwikkeling van dezelfde technologie te voorkomen, de betrouwbaarheid kunnen verbeteren, innovatie kunnen bevorderen en de voordelen van brede concurrentie kunnen benutten.

  48. Voor een goede governance van het programma is het nodig dat de verantwoordelijkheden en taken duidelijk tussen de verschillende betrokkenen worden verdeeld om onnodige overlapping te voorkomen en kostenoverschrijdingen en vertragingen te beperken. Alle bestuursactoren moeten, binnen hun bevoegdheidsgebied en conform hun taken, de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma ondersteunen.

  49. De lidstaten zijn reeds lange tijd actief op het gebied van de ruimtevaart. Zij beschikken over systemen, infrastructuur, nationale agentschappen en organen op dat gebied. Zij kunnen bijgevolg een grote bijdrage aan het programma leveren, met name aan de uitvoering ervan. Zij zouden kunnen samenwerken met de Unie voor het promoten van de diensten en toepassingen van het programma en kunnen zorgen voor samenhang tussen de relevante nationale initiatieven en het programma. De Commissie zou de middelen waarover de lidstaten beschikken kunnen mobiliseren, gebruik kunnen maken van hun medewerking en, onder wederzijds overeengekomen voorwaarden, taken bij de uitvoering van het programma aan de lidstaten kunnen toevertrouwen. Waar relevant moeten de lidstaten streven naar samenhang en complementariteit van hun herstel- en veerkrachtplannen met het programma. Daarnaast moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de op hun grondgebied gevestigde grondinfrastructuur te beschermen. Voorts moeten de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de frequenties die nodig zijn voor het programma beschikbaar zijn en adequaat worden beschermd, zodat toepassingen op basis van de aangeboden diensten volledig kunnen worden ontwikkeld en toegepast, onder naleving van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad(18). De frequenties die ter beschikking van het programma worden gesteld, mogen geen financiële gevolgen hebben voor het programma.

  50. Overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is het de taak van de Commissie, die het algemeen belang van de Unie bevordert, om het programma uit te voeren, er de algehele verantwoordelijkheid voor te dragen en het gebruik ervan te bevorderen. Om de middelen en competenties van de verschillende belanghebbenden te optimaliseren, moet de Commissie in gerechtvaardigde omstandigheden bepaalde taken kunnen toewijzen aan andere instanties. De Commissie moet de voornaamste technische en operationele vereisten vaststellen die nodig zijn om in te spelen op de evolutie van systemen en diensten. Daarvoor moet zij eerst de deskundigen van de lidstaten, gebruikers en andere publieke of particuliere belanghebbenden raadplegen. Ten slotte belet de uitoefening van bevoegdheden door de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VWEU de lidstaten niet hun respectieve bevoegdheden uit te oefenen. Voor een goed gebruik van de middelen van de Unie is het echter passend dat de Commissie voor zover mogelijk de consistentie van in het kader van het programma uitgevoerde activiteiten met die van de lidstaten waarborgt, zonder onnodig dubbel werk te veroorzaken.

  51. In artikel 154 van het Financieel Reglement is bepaald dat de Commissie, op basis van de resultaten van een voorafgaande beoordeling, moet kunnen vertrouwen op de systemen en procedures van de personen of entiteiten waaraan de besteding van de middelen van de Unie is toevertrouwd. Indien nodig moeten in de bijbehorende bijdrageovereenkomst specifieke aanpassingen aan die systemen en procedures (toezichtmaatregelen), alsook regelingen voor de bestaande overeenkomsten, worden vastgesteld.

  52. Het programma heeft, gezien zijn wereldwijde dekking, een sterke internationale dimensie. Ook internationale partners, hun overheden en hun burgers zullen gebruikmaken van het dienstenpakket van het programma, hetgeen bijkomende voordelen oplevert voor de internationale samenwerking van de Unie en de lidstaten met die partners. Voor kwesties die verband houden met het programma, kan de Commissie, binnen haar bevoegdheidsgebied en namens de Unie, de activiteiten op het internationale toneel coördineren.

  53. Het Agentschap is, door de deskundigheid die het de laatste jaren heeft opgebouwd op het gebied van het beheer en de bediening van en de dienstverlening met betrekking tot de Galileo- en Egnos-onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, het meest geschikte orgaan om, onder toezicht van de Commissie, taken met betrekking tot het bedienen van de overheidsinfrastructuur en het verlenen van de diensten voor de overheid uit te voeren. Daarom moet het verdere relevante capaciteiten ontwikkelen voor dat doel. Het Agentschap moet vervolgens worden belast met het verlenen van diensten voor de overheid en moet geheel of deels kunnen worden belast met het operationele beheer van de overheidsinfrastructuur.

  54. Met betrekking tot beveiliging en gezien zijn ervaring op dit gebied, moet het Agentschap door middel van zijn raad voor de beveiligingshomologatie worden belast met de beveiligingshomologatie van de diensten voor de overheid en van de overheidsinfrastructuur. Voorts moet het Agentschap, afhankelijk van zijn operationele paraatheid, met name wat betreft voldoende personele middelen, de hem door de Commissie toevertrouwde taken uitvoeren. Waar mogelijk moet het Agentschap zijn deskundigheid inzetten, bijvoorbeeld in alle activiteiten van het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (EGNSS). Wanneer taken aan het Agentschap worden toevertrouwd, moet voor voldoende personele, administratieve en financiële middelen worden gezorgd, zodat het Agentschap zijn taken en missies volledig kan uitvoeren.

  55. Om de bediening van de overheidsinfrastructuur te waarborgen en de verlening van de diensten voor de overheid te faciliteren, moet het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden kunnen toevertrouwen, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie, zoals vastgelegd in het Financieel Reglement.

  56. ESA is een internationale organisatie met uitgebreide deskundigheid op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van satellietcommunicatie, en is daarom een belangrijke partner bij de uitvoering van de verschillende aspecten van het ruimtevaartbeleid van de Unie. Wat dat betreft, moet ESA deskundigheid aan de Commissie kunnen verstrekken, onder meer voor de voorbereiding van specificaties en de uitvoering van de technische aspecten van het programma. Daarom moet het toezicht op de ontwikkelings- en validatieactiviteiten van het programma aan ESA worden toevertrouwd, en moet ESA ondersteuning bieden bij de evaluatie van de in het kader van de uitvoering van het programma gesloten overeenkomsten.

  57. Gezien het belang van met de ruimtevaart verband houdende activiteiten voor de economie van de Unie en de levens van burgers van de Unie, moet het bereiken en handhaven van een hoog beveiligingsniveau een topprioriteit zijn voor het programma, met name om de belangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, onder meer in verband met gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.

  58. Gezien de specifieke expertise waarover de EDEO beschikt en zijn regelmatige contacten met instanties van derde landen en met internationale organisaties, moet de EDEO de Commissie kunnen bijstaan bij het verrichten van bepaalde taken in verband met de beveiliging van het programma op het vlak van de externe betrekkingen, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad(19).

  59. Onverminderd de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de nationale veiligheid, als bepaald in artikel 4, lid 2, VEU, en het recht van de lidstaten om hun wezenlijke veiligheidsbelangen te verdedigen overeenkomstig artikel 346 VWEU, moet een specifieke beveiligingsgovernance tot stand worden gebracht om te waarborgen dat het programma vlot kan worden uitgevoerd. Die governance moet worden gebaseerd op drie belangrijke beginselen. Ten eerste is het absoluut noodzakelijk dat zo veel mogelijke rekening wordt gehouden met de uitgebreide, unieke ervaring van de lidstaten op het gebied van beveiligingsaangelegenheden. Ten tweede moeten, ter voorkoming van belangenconflicten en eventuele tekortkomingen in de toepassing van beveiligingsregels, de operationele functies worden gescheiden van de beveiligingshomologatiefuncties. Ten derde is de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van de hele of een deel van de infrastructuur van het programma ook het best in staat om de beveiliging van de haar toegewezen taken te beheren. De beveiliging van het programma zou voortbouwen op de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de implementatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie. Een goede beveiligingsgovernance vereist ook dat ook de rollen op passende wijze worden verdeeld onder de verschillende spelers. Als verantwoordelijke voor het programma moet de Commissie, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid, samen met de lidstaten bepalen welke algemene beveiligingsvereisten van toepassing zijn op het programma. Met name op het gebied van gerubriceerde informatie moet de beveiligingsgovernance van het programma de respectieve rol en bevoegdheidsgebieden van de Raad en de lidstaten bij de evaluatie en goedkeuring van encryptieproducten voor de bescherming van EUCI weerspiegelen.

  60. De cyberbeveiliging en de fysieke beveiliging van de infrastructuur van het programma, zowel op de grond als in de ruimte, alsook de fysieke redundantie ervan, zijn essentieel om de continuïteit van de dienstverlening en het functioneren van het systeem te waarborgen. Er moet bij de vaststelling van algemene beveiligingsvereisten derhalve terdege rekening worden gehouden met de noodzaak om het systeem en de diensten daarvan tegen cyberaanvallen en dreigingen ten aanzien van satellieten te beschermen, onder meer door gebruik te maken van nieuwe technologieën en door de respons op en het herstel van zulke cyberaanvallen te ondersteunen.

  61. In voorkomend geval moet de Commissie na de risico- en dreigingsanalyse een structuur voor beveiligingsmonitoring vaststellen. Die structuur voor beveiligingsmonitoring moet een entiteit zijn die voldoet aan de in het kader van Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad(20) ontwikkelde instructies.

  62. Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid moeten de Commissie en de hoge vertegenwoordiger elk binnen hun bevoegdheidsgebied de beveiliging van het programma waarborgen overeenkomstig deze verordening en in voorkomend geval Besluit (GBVB) 2021/698.

  63. De in het kader van het programma verleende diensten voor de overheid zullen door de overheidsactoren van de Unie worden gebruikt bij missies en operaties die van essentieel belang zijn voor de beveiliging, defensie en veiligheid, en voor de bescherming van kritieke infrastructuur. Dergelijke diensten en infrastructuur moeten daarom worden onderworpen aan beveiligingshomologatie.

  64. Het is absoluut noodzakelijk dat de beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd op basis van collectieve verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, door naar een consensus toe te werken en alle belanghebbenden te betrekken bij de beveiligingskwestie, en dat er een procedure voor permanente risicomonitoring wordt ingevoerd. Ook moeten technische beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd door vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken.

  65. Overeenkomstig artikel 17 VEU is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van programma’s die, overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgelegde voorschriften, in indirect beheer aan derden kunnen worden gesubdelegeerd. In dat verband is het nodig dat de Commissie ervoor zorgt dat de door derden voor de uitvoering van het programma in indirect beheer uitgevoerde taken de beveiliging van het programma niet ondermijnen, met name wat betreft de controle van gerubriceerde informatie. Daarom moet worden verduidelijkt dat wanneer de Commissie de uitvoering van taken in het kader van het programma aan ESA toevertrouwt, de bijbehorende bijdrageovereenkomsten moeten waarborgen dat de gerubriceerde informatie die door ESA wordt gegenereerd, wordt beschouwd als EUCI in de zin van Besluit 2013/488/EU van de Raad(21) en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie(22) die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd.

  66. De overheidsdiensten van het programma zouden door actoren van de Unie en de lidstaten kunnen worden gebruikt in missies en operaties die cruciaal zijn voor de beveiliging en veiligheid. Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, zijn daarom maatregelen nodig om voor de nodige mate van onafhankelijkheid van derden (derde landen en entiteiten uit derde landen) te zorgen, die betrekking hebben op alle onderdelen van het programma. Het zou bij dergelijke maatregelen kunnen gaan om ruimte- en grondtechnologieën op het niveau van onderdelen, subsystemen of systemen, vervaardigingsindustrieën, eigenaren en beheerders van ruimtesystemen, en de fysieke locatie van onderdelen van grondsystemen.

  67. Alleen op basis van een overeenkomstig artikel 218 VWEU te sluiten overeenkomst mag het aan leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, alsmede de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en andere derde landen, toegestaan worden aan het programma deel te nemen.

  68. Krachtens Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad(23) komen in landen of gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering met inachtneming van de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betreffende land of gebied overzee banden heeft.

  69. Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(24) moet het programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het programma te evalueren. De evaluatie van het programma moet rekening houden met de resultaten van de in het kader van Verordening (EU) 2021/696 uitgevoerde evaluatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel.

  70. Teneinde ervoor te zorgen dat de indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma, alsook het monitoring- en evaluatiekader van het programma, passend blijven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlage bij deze verordening ten aanzien van die indicatoren, tot aanvulling van deze verordening met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader en tot aanvulling van deze verordening met de nadere bepaling van de kenmerken van een databank van de ruimteactiva van het programma, en van de methode en de procedures voor het bijhouden en actualiseren daarvan. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

  71. Ten behoeve van goed openbaar bestuur en gezien de synergieën tussen het programma en het GOVSATCOM-onderdeel, moet het bij Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in zijn GOVSATCOM-configuratie ook als het comité voor de toepassing van het programma dienen. Voor kwesties met betrekking tot de beveiliging van het programma moet het programmacomité in een specifieke beveiligingsconfiguratie vergaderen.

  72. Aangezien voor goed openbaar bestuur een eenvormig beheer van het programma, snellere besluitvorming en gelijke toegang tot informatie nodig is, kunnen vertegenwoordigers van de entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van het op grond van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(25) ingestelde programmacomité. Om dezelfde redenen kunnen vertegenwoordigers van derde landen en internationale organisaties die met de Unie een internationale overeenkomst betreffende het programma hebben gesloten, deelnemen aan de werkzaamheden van het programmacomité op voorwaarde dat de beveiligingsvoorschriften dat niet beletten en overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. Vertegenwoordigers van entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd, derde landen of internationale organisaties mogen geen stemrecht hebben in het programmacomité. De voorwaarden voor deelname van waarnemers en ad-hocdeelnemers moeten worden vastgelegd in het reglement van orde van het programmacomité.

  73. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van gedetailleerde voorschriften voor het verlenen van diensten voor de overheid, de operationele vereisten voor diensten voor de overheid, het dienstenpakket voor diensten voor de overheid, de bijdragebesluiten inzake de bijdrageovereenkomsten en de werkprogramma’s, evenals met betrekking tot het bepalen van aanvullende vereisten voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

  74. Diensten voor de overheid die gebaseerd zijn op overheidsinfrastructuur moeten in de regel gratis worden verleend aan door de overheid gemachtigde gebruikers. De capaciteit voor deze diensten is echter beperkt. Indien de Commissie na analyse tot de conclusie komt dat er sprake is van een gebrek aan capaciteit, moet zij de mogelijkheid hebben in het kader van die gedetailleerde voorschriften voor het verlenen van diensten, in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de vraag de toegangscapaciteit overschrijdt, een prijsbeleid te bepalen om de vraag naar en het aanbod van diensten op elkaar af te stemmen. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van een dergelijk prijsbeleid. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

  75. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn om de locatie te bepalen van de centra die deel uitmaken van de overheidsgrondinfrastructuur. Voor de selectie van zulke locaties moet de Commissie rekening kunnen houden met de operationele vereisten en de beveiligingsvereisten, alsook met de bestaande infrastructuur. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

  76. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de bepaling van algemene beveiligingsvoorschriften. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. De lidstaten moeten maximale controle kunnen uitoefenen op de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma. Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot de beveiliging van het programma moet de Commissie worden bijgestaan door het programmacomité dat in een speciale beveiligingsconfiguratie bijeenkomt. Gezien de gevoelige aard van beveiligingskwesties moet de voorzitter van het programmacomité ernaar streven oplossingen te vinden die in het programmacomité de ruimst mogelijke steun genieten. De Commissie mag geen uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma indien het programmacomité geen advies heeft uitgebracht. Wanneer de betrokkenheid van de beveiligingsconfiguratie van het programmacomité op een andere manier gebeurt, moet een dergelijke betrokkenheid plaatsvinden overeenkomstig het reglement van orde van het programmacomité.

  77. Het programma vult het bestaande ruimtevaartprogramma van de Unie aan door de doelstellingen en acties ervan over te nemen en uit te breiden om een beveiligd connectiviteitssysteem in de ruimte voor de Unie tot stand te brengen. Bij de evaluatie van het programma moet hiermee rekening worden.

  78. Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden dat de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten te boven gaat, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

  79. Het programma moet een looptijd krijgen van vijf jaar om het gelijk te laten lopen met het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 zoals bepaald bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad(26) (“MFK 2021-2027”).

  80. Opdat zo snel mogelijk met de uitvoering van deze verordening kan worden begonnen, om de doelstellingen ervan te bereiken, moet deze met spoed in werking treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening wordt het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (“het programma”) voor de resterende duur van het MFK 2021-2027 vastgesteld. Hierin worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2023-2027, de vormen van financiering door de Unie, de regels voor de verstrekking van die financiering en de regels voor de uitvoering van het programma vastgelegd, rekening houdend met Verordening (EU) 2021/696.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “ruimtevaartuig”: ruimtevaartuig als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2021/696;

  2. “ruimteschroot”: ruimteschroot als gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2021/696;

  3. “nuttige lading”: door een ruimtevaartuig vervoerde uitrusting voor de uitvoering van een bepaalde ruimtemissie;

  4. “ruimte-ecosysteem”: een netwerk van met elkaar in wisselwerking staande ondernemingen die actief zijn in waardeketens in de ruimtevaartsector, van de kleinste startende ondernemingen tot de grootste ondernemingen, en die de upstream- en downstreamsegmenten van de ruimtevaartmarkt omvatten;

  5. “Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie” of “EuroQCI”: onderling verbonden ruimte-, grond- en terrestrische infrastructuur die in het beveiligde connectiviteitssysteem is geïntegreerd en waarin kwantumgebaseerde technologie wordt gebruikt;

  6. “GOVSATCOM-hub”: een GOVSATCOM-hub als gedefinieerd in artikel 2, punt 23), van Verordening (EU) 2021/696;

  7. “het Agentschap”: het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/696;

  8. “gerubriceerde EU-informatie” of “EUCI”: gerubriceerde EU-informatie of EUCI als gedefinieerd in artikel 2, punt 25), van Verordening (EU) 2021/696;

  9. “gevoelige niet-gerubriceerde informatie”: gevoelige niet-gerubriceerde informatie als gedefinieerd in artikel 2, punt 26), van Verordening (EU) 2021/696;

  10. “blendingverrichting”: een blendingverrichting als gedefinieerd in artikel 2, punt 27), van Verordening (EU) 2021/696.

Artikel 3 Doelstellingen van het programma

1.

De algemene doelstellingen van het programma bestaan erin:

  1. te waarborgen dat aan door de overheid gemachtigde gebruikers op het grondgebied van de Unie beveiligde, autonome, hoogwaardige, betrouwbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor de overheid worden verleend, dat zij daarover op lange termijn beschikken en dat zij daartoe ononderbroken toegang krijgen, door een multiorbitaal beveiligd connectiviteitssysteem onder civiele controle tot stand te brengen en de bescherming te ondersteunen van kritieke infrastructuren in de zin van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad(27), van omgevingsbewustzijn, extern optreden, crisisbeheer en toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, het milieu, veiligheid en defensie, en daarbij de veerkracht en de autonomie van de Unie en de lidstaten te vergroten en hun technologische en industriële basis voor satellietcommunicatie te versterken, waarbij een buitensporige afhankelijkheid van niet in de Unie gebaseerde oplossingen, met name voor kritieke infrastructuur en toegang tot de ruimte, wordt vermeden;

  2. mogelijk te maken dat er door de private sector commerciële diensten, of diensten die worden aangeboden aan door de overheid gemachtigde gebruikers op basis van commerciële infrastructuur tegen marktvoorwaarden worden verleend in overeenstemming met het toepasselijke mededingingsrecht van de Unie, teneinde onder meer de verdere ontwikkeling van wereldwijde snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit te vergemakkelijken, dat er dode communicatiezones worden weggewerkt en dat de cohesie tussen de grondgebieden van de lidstaten wordt vergroot en tegelijkertijd de digitale kloof wordt gedicht en, waar van toepassing, wordt bijgedragen aan het verwezenlijken van de algemene doelstellingen bedoeld in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2018/1972.

2.

De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

  1. de bestaande en toekomstige capaciteiten van het GOVSATCOM-onderdeel aanvullen en in het beveiligde connectiviteitssysteem integreren;

  2. de veerkracht, beveiliging en autonomie van de communicatiediensten van de Unie en de lidstaten verbeteren;

  3. EuroQCI verder ontwikkelen en geleidelijk in het beveiligde connectiviteitssysteem integreren;

  4. het recht op het gebruik van omloopbaanposities en relevante frequenties waarborgen;

  5. de soliditeit vergroten van de communicatiediensten van de Unie en de lidstaten en van de cyberveerkracht van de Unie door redundantie, passieve, proactieve en reactieve cyberbescherming en operationele cyberbeveiliging, alsmede beschermende maatregelen tegen cyberdreigingen en andere maatregelen tegen elektromagnetische dreigingen te ontwikkelen;

  6. waar mogelijk de ontwikkeling mogelijk maken van communicatiediensten en extra niet-communicatiediensten, met name door onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie te verbeteren, synergieën daartussen te creëren en de vermogens en diensten ervan uit te breiden, alsook de ontwikkeling van niet-communicatiediensten die moeten worden verleend aan lidstaten, door extra satellietsubsystemen, waaronder nuttige ladingen, te hosten;

  7. innovatie, doelmatigheid en de ontwikkeling en het gebruik van disruptieve technologieën en innovatieve bedrijfsmodellen in het hele Europese ruimte-ecosysteem, met inbegrip van actoren uit de nieuwe ruimtevaart, nieuwe marktdeelnemers, start-ups en kmo’s, aanmoedigen om het concurrentievermogen van de ruimtevaartsector van de Unie te versterken;

  8. de beveiligde connectiviteit verbeteren in geografische gebieden van strategisch belang, zoals Afrika en het Noordpoolgebied, alsook de Oostzee, de Zwarte Zee, delen van het Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan;

  9. de veiligheid en de duurzaamheid van activiteiten in de kosmische ruimte vergroten door het treffen van adequate maatregelen om bij de uitvoering van het programma verantwoordelijk gedrag in de ruimte te garanderen en te bevorderen, onder meer door te trachten de verspreiding van ruimteschroot te voorkomen.

3.

De prioritering en ontwikkeling van de extra niet-communicatiediensten die zijn bedoeld in lid 2, punt f), van dit artikel en de respectieve financiering daarvan stroken met de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/696 en worden besproken in de desbetreffende configuratie van het programmacomité, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/696.

Artikel 4 Programma-activiteiten

Artikel 5 Infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem

Artikel 6 Eigendom en gebruik van activa

Artikel 7 Acties ter ondersteuning van een innoverend en concurrerend ruimte-ecosysteem van de Unie

Artikel 8 Milieuduurzaamheid en duurzame ruimtevaart

HOOFDSTUK II Diensten en deelnemers

Artikel 9 Diensten voor de overheid

Artikel 10 Dienstenpakket voor diensten voor de overheid

Artikel 11 Deelnemers aan en bevoegde autoriteiten voor het programma

Artikel 12 Gebruikers van de diensten voor de overheid

HOOFDSTUK III Begrotingsbijdrage en financieringsmechanismen

Artikel 13 Begroting

Artikel 14 Cumulatieve en alternatieve financiering

Artikel 15 Aanvullende bijdragen aan het programma

Artikel 16 ESA-bijdrage

Artikel 17 Bijdrage van de particuliere sector

Artikel 18 Uitvoering en vormen van financiering van de Unie

HOOFDSTUK IV Uitvoering van het programma

Artikel 19 Uitvoeringsmodel

Artikel 20 Aanbestedingsbeginselen

Artikel 21 Uitbesteding

Artikel 22 Subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden ter handhaving van de veiligheid, integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie

Artikel 23 Bescherming van de financiële belangen van de Unie

HOOFDSTUK V Governance van het programma

Artikel 24 Governancebeginselen

Artikel 25 Rol van de lidstaten

Artikel 26 Rol van de Commissie

Artikel 27 Rol van het Agentschap

Artikel 28 Rol van ESA

HOOFDSTUK VI Beveiliging van het programma

Artikel 29 Beginselen van de beveiliging

Artikel 30 Beveiligingsgovernance

Artikel 31 Beveiliging van het systeem en de diensten die worden ingezet

Artikel 32 Instantie voor beveiligingshomologatie

Artikel 33 Algemene beginselen van beveiligingshomologatie

Artikel 34 Taken en samenstelling van de raad voor beveiligingshomologatie

Artikel 35 Stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie

Artikel 36 Kennisgeving en gevolgen van besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie

Artikel 37 Rol van de lidstaten bij de beveiligingshomologatie

Artikel 38 Bescherming van gerubriceerde informatie

HOOFDSTUK VII Internationale betrekkingen

Artikel 39 Deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma

Artikel 40 Toegang van derde landen en internationale organisaties tot de diensten voor de overheid

HOOFDSTUK VIII Programmering, monitoring, evaluatie en controle

Artikel 41 Programmering, monitoring en verslaglegging

Artikel 42 Evaluatie

Artikel 43 Audits

Artikel 44 Bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer

HOOFDSTUK IX Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen

Artikel 45 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 46 Spoedprocedure

Artikel 47 Comitéprocedure

HOOFDSTUK X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48 Informatie, communicatie en publiciteit

Artikel 49 Continuïteit van de diensten na 2027

Artikel 50 Inwerkingtreding

BIJLAGEINDICATOREN VOOR DE EVALUATIE VAN HET PROGRAMMA