Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/840 van de Commissie van 25 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de methode voor de berekening en de instandhouding van het overeenkomstig artikel 9, lid 14, te gebruiken extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen (Voor de EER relevante tekst)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/840 van de Commissie van 25 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de methode voor de berekening en de instandhouding van het overeenkomstig artikel 9, lid 14, te gebruiken extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132(1), en met name artikel 9, lid 15, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen dat CTP’s in noodsituaties moeten gebruiken, moet worden bepaald met inachtneming van de individuele kenmerken van elke CTP.

  2. De methode voor de berekening van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen die door een CTP moeten worden gebruikt na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling, moet het daarom mogelijk maken een onderscheid te maken tussen CTP’s met een complex risicoprofiel waarvoor het bedrag aan extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen hoger moet zijn, en CTP’s met een minder complex risicoprofiel of een conservatiever risicobeheer waarvoor het bedrag aan extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen lager moet zijn.

  3. De methode voor de berekening van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen die door een CTP moeten worden gebruikt na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling, moet parameters bevatten die duidelijk en objectief genoeg zijn om beoordelingsmoeilijkheden te voorkomen, en moet een consistente toepassing bij alle CTP’s mogelijk maken. Deze parameters moeten het ook mogelijk maken het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen aan te passen aan de structuur en de interne organisatie van de CTP, de aard, omvang en complexiteit van haar activiteiten, en de structuur van de prikkels van haar aandeelhouders, management en clearingleden, alsook van de cliënten van die clearingleden. Aan elke parameter moet een in procentpunten uitgedrukte waarde worden toegekend. De som van alle parameters moet het percentage opleveren van het risicogebaseerd kapitaal van de CTP dat wordt gebruikt als extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen die door CTP’s moeten worden gebruikt na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling.

  4. Om rekening te houden met de structuur en de interne organisatie van de CTP en de aard, omvang en complexiteit van haar activiteiten, moet een CTP de aard en complexiteit van de geclearde activaklassen, het aantal en de complexiteit van haar onderlinge afhankelijkheden met andere financiëlemarktinfrastructuren en financiële instellingen, de efficiëntie van haar interne organisatie, de robuustheid van haar kader voor risicobeheer en het aantal lopende materiële corrigerende maatregelen naar aanleiding van bevindingen van de bevoegde autoriteit van de CTP beoordelen.

  5. Om rekening te houden met de structuur van de prikkels van de aandeelhouders, het management en de clearingleden van CTP’s en van de cliënten van clearingleden, moet een CTP de risico’s beoordelen die verbonden zijn aan haar directe of indirecte eigendomsverhouding en kapitaalstructuur, de financiële prikkels die besloten liggen in de beloning van het hogere management van de CTP, alsook de mate van betrokkenheid van de clearingleden en cliënten bij het risicobeheer van de CTP.

  6. CTP’s moeten het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen regelmatig evalueren om ervoor te zorgen dat dat bedrag op een passend niveau blijft, onder meer na een materiële wijziging van de overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(2) berekende risicogebaseerde kapitaalvereisten van een CTP.

  7. Om onnodige lasten te vermijden, mag van een CTP niet worden verlangd dat zij de berekening uitvoert op basis van specifieke parameters van de methode wanneer zij besluit vrijwillig het tegen 25 % berekende maximumbedrag aan extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen toe te passen.

  8. Het is belangrijk dat in een wanbetalingsscenario het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen op billijke wijze wordt toegewezen. CTP’s die meer dan één wanbetalingsfonds hebben opgericht voor de verschillende categorieën financiële instrumenten die zij clearen, moeten daarom het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen aan elk wanbetalingsfonds toewijzen in verhouding tot de omvang ervan. In een niet-wanbetalingsscenario moet het volledige bedrag aan extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen beschikbaar zijn om verliezen te dekken.

  9. Het extra bedrag aan specifieke eigen middelen die door centrale tegenpartijen moeten worden gebruikt na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling, moet het relatieve belang weerspiegelen van verschillende parameters die een afspiegeling vormen van de interne organisatie van de CTP, de aard, omvang en complexiteit van haar activiteiten en de structuur van prikkels voor haar belanghebbenden ter versterking van een goed risicobeheer. Onverminderd de minimum- en maximumpercentages die moeten worden toegepast om het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen te bepalen, moet het percentage dat moet worden toegepast om het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen te bepalen derhalve de som zijn van alle procentpunten die aan elke parameter zijn toegewezen. Het voor elke parameter toe te passen percentage moet de som van de relevante kwantitatieve indicatoren zijn. Aan de belangrijkste parameters bij de beoordeling van de risico’s en de complexiteit van een CTP moet een breed bereik voor de kwantitatieve indicatoren worden toegekend, terwijl een nauwer bereik moet worden toegekend aan parameters die betrekking hebben op een specifiek risicoaspect van de CTP.

  10. De methode voor het in stand houden van extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen moet CTP’s in staat stellen de gevolgen van het vereiste van dergelijke extra middelen te beperken door hen in staat te stellen die extra middelen te beleggen in andere activa dan die welke in aanmerking worden genomen in het beleggingsbeleid van CTP’s als bedoeld in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012, mits die CTP’s passende procedures hanteren voor de toepassing van herstelmaatregelen om het risico te beperken dat dergelijke activa niet onmiddellijk beschikbaar zijn.

  11. De gevolgen van de extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen voor CTP’s moeten worden beperkt. De beleggingsmogelijkheden van CTP’s voor de instandhouding van extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen moeten daarom gedeeltelijk worden afgestemd op de lijst van activa die in aanmerking komen als zekerheid die door CTP’s van clearingleden wordt aanvaard. Die benadering zou nog steeds garanderen dat CTP’s over het passende kader en passende procedures beschikken om de risico’s in verband met die activa en hun liquidatie in tijden van stress te beheren. Sommige activa die als zekerheid in aanmerking komen, moeten echter uitgesloten blijven van de lijst van in aanmerking komende beleggingen, aangezien zij niet als voldoende liquide kunnen worden beschouwd of de eigen middelen van de CTP aan buitensporige krediet- en marktrisico’s zouden blootstellen, en derhalve niet geschikt kunnen worden geacht voor belegging door een CTP.

  12. Wanneer het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen die in andere dan de in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde activa zijn belegd, niet onmiddellijk beschikbaar is, moeten CTP’s na een wanbetaling of andere gebeurtenis dan een wanbetaling hun bevoegde autoriteit en hun clearingleden daarvan in kennis stellen. In dat geval moeten CTP’s het recht hebben het niet-beschikbare extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen te dekken door financiële bijdragen te vragen van hun niet in gebreke zijnde clearingleden. Dergelijke bijdragen moeten op billijke en evenredige wijze worden toegewezen.

  13. CTP’s moeten niet in gebreke zijnde clearingleden vergoeden voor de financiële bijdrage die die clearingleden hebben verstrekt ter dekking van het niet-beschikbare extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen. Om de blootstelling van de niet in gebreke zijnde clearingleden van de CTP’s te beperken en ervoor te zorgen dat zij toekomstige geldelijke bijdragen kunnen betalen, moet een dergelijke vergoeding binnen een redelijke termijn plaatsvinden in contanten en in dezelfde valuta als die waarin de financiële bijdrage is verstrekt. De vergoeding mag pas worden betaald nadat de CTP’s aan hun andere betalingsverplichtingen hebben voldaan. Indien de vergoeding niet binnen een redelijke termijn plaatsvindt, moeten CTP’s, als prikkel om de verschuldigde bedragen terug te betalen, ertoe worden verplicht een jaarlijkse rente over die bedragen te betalen.

  14. Om het internationale concurrentievermogen van CTP’s uit de Unie in stand te houden, heeft de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de ontwikkeling van de ontwerpen van technische reguleringsnormen de regels voor en de praktijken van CTP’s uit derde landen geanalyseerd, samen met de internationale ontwikkelingen op het gebied van het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Op basis van die analyses heeft de ESMA geconcludeerd dat de voorgestelde methode voor de berekening van extra bedragen aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen voor CTP’s uit de Unie geen negatieve gevolgen mag hebben voor het concurrentievermogen van internationaal actieve CTP’s uit de Unie.

  15. Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA bij de Commissie heeft ingediend.

  16. De ESMA heeft de ontwerpen van technische normen ontwikkeld in samenwerking met de Europese Bankautoriteit en na raadpleging van het Europees Stelsel van centrale banken. In overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(3) heeft de ESMA openbare raadplegingen over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Stakeholdergroep Effecten en Markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Berekening en toewijzing van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen van de CTP

1.

CTP’s berekenen het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen als bedoeld in artikel 9, lid 14, van Verordening (EU) 2021/23 door de overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie(4) berekende risicogebaseerde kapitaalvereisten te vermenigvuldigen met het percentage “P” van het overeenkomstig artikel 2 bepaalde extra bedrag van de voorgefinancierde specifieke eigen middelen van de CTP.

2.

Na elke materiële wijziging van hun overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 berekende risicogebaseerde kapitaalvereisten, en ten minste eenmaal per jaar, toetsen CTP’s de vaststelling van het percentage en het extra bedrag van de overeenkomstig lid 1 berekende voorgefinancierde specifieke eigen middelen.

3.

CTP’s die besluiten vrijwillig het maximumpercentage van 25 % toe te passen voor de berekening van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen als bedoeld in artikel 9, lid 14, van Verordening (EU) 2021/23, zijn niet verplicht het in artikel 2 van deze verordening bedoelde percentage te bepalen.

4.

CTP’s die meer dan één wanbetalingsfonds hebben opgericht voor de verschillende categorieën financiële instrumenten die zij clearen, wijzen het overeenkomstig lid 1 berekende extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen aan elk wanbetalingsfonds toe in verhouding tot de omvang van elk wanbetalingsfonds. CTP’s vermelden de toewijzing afzonderlijk in hun balans. CTP’s gebruiken de aan een wanbetalingsfonds toegewezen extra bedragen voor wanbetalingen die ontstaan in de marktsegmenten waarop het wanbetalingsfonds betrekking heeft. In het geval van een andere gebeurtenis dan een wanbetaling wijzen CTP’s het volledige bedrag van het overeenkomstig lid 1 berekende extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen toe aan de verliezen die zijn geleden als gevolg van de andere gebeurtenis dan een wanbetaling.

Artikel 2 Vaststelling van het percentage van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen van de CTP

CTP’s berekenen het percentage van het in artikel 1, lid 1, bedoelde extra bedrag van de voorgefinancierde specifieke eigen middelen van de CTP overeenkomstig de formules in de bijlage.

Artikel 3 Instandhouding van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen van de CTP’s

1.

Wanneer het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen daalt tot onder het overeenkomstig artikel 1, lid 1, berekende vereiste extra bedrag, en in geval van latere verlagingen van dat extra bedrag, stellen CTP’s hun bevoegde autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis. In die schriftelijke kennisgeving wordt in detail het resterende extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen vermeld en wordt de bevoegde autoriteit meegedeeld of binnen vijf werkdagen na die kennisgeving een verdere verlaging van dat bedrag te verwachten is. In de schriftelijke kennisgeving wordt ook uiteengezet waarom het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen onder het vereiste extra bedrag is gedaald en wordt een uitvoerige beschrijving van de maatregelen en het tijdschema voor de aanvulling van dat bedrag gegeven.

2.

CTP’s gebruiken alleen het resterende deel van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen voor de toepassing van artikel 9, lid 14, van Verordening (EU) 2021/23 indien zich een latere wanbetaling van een of meer clearingleden of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling voordoet voordat de betrokken CTP het volledige extra bedrag van haar voorgefinancierde specifieke eigen middelen zoals berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, heeft aangevuld.

3.

CTP’s vullen het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen aan binnen twintig werkdagen na de eerste schriftelijke kennisgeving als bedoeld in lid 1.

4.

Indien het overeenkomstig artikel 2 bepaalde percentage hoger is dan 10 %, mogen CTP’s het overtollige gevraagde bedrag aan extra voorgefinancierde specifieke eigen middelen beleggen in goud en in financiële instrumenten die als zeer liquide zekerheden in de zin van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden beschouwd, mits:

  1. dergelijke activa in het zekerhedenbeleid van de CTP’s zijn opgenomen;

  2. dergelijke activa geen bankgaranties, derivaten of aandelen zijn;

  3. de betrokken CTP’s de procedures van artikel 4 en artikel 5 van deze verordening hebben ingevoerd.

Artikel 4 Procedure voor de toepassing van herstelmaatregelen als het extra bedrag niet onmiddellijk beschikbaar is

1.

CTP’s stellen hun bevoegde autoriteit en hun clearingleden onmiddellijk in kennis van het feit dat, na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling, het overeenkomstig artikel 1 berekende extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen niet onmiddellijk beschikbaar is. Zij verstrekken hun bevoegde autoriteit en hun clearingleden ook een gedetailleerde beschrijving van het extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen dat niet beschikbaar is, en de reden waarom het niet beschikbaar is.

2.

Indien CTP’s na een wanbetaling of een andere gebeurtenis dan een wanbetaling financiële middelen opvragen van niet in gebreke zijnde clearingleden, is het bedrag gelijk aan het niet-beschikbare extra bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen en verdelen de betrokken CTP’s dat bedrag over de niet in gebreke zijnde clearingleden in verhouding tot hun bijdragen aan het wanbetalingsfonds.

Artikel 5 Procedure voor de vergoeding van niet in gebreke zijnde clearingleden die een financiële bijdrage hebben verstrekt toen het extra bedrag niet onmiddellijk beschikbaar was

Artikel 6 Inwerkingtreding

BIJLAGE