Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1465 van de Commissie van 14 juli 2023 tot verlening van financiële noodhulp aan de landbouwsectoren die worden getroffen door specifieke problemen die een impact op de economische levensvatbaarheid van landbouwproducenten hebben

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1465 van de Commissie van 14 juli 2023 tot verlening van financiële noodhulp aan de landbouwsectoren die worden getroffen door specifieke problemen die een impact op de economische levensvatbaarheid van landbouwproducenten hebben

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad(1), en met name artikel 221, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Door de COVID-19-pandemie, de gevolgen ervan voor de voedselvoorzieningsketens en de stijging van de prijzen van energie en landbouwproductiemiddelen sinds het najaar van 2021 staat de landbouwsector onder druk. De prijzen voor productiemiddelen zijn in alle landbouwsectoren aanzienlijk gestegen. De energie- en meststoffenkosten stegen als gevolg van de geopolitieke en geo-economische ontwikkelingen zelfs vóór de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die de situatie heeft verergerd en een verder uitgesproken negatief effect op de marktverwachtingen had.

  2. Als gevolg daarvan was het aandeel van de energie- en meststoffenkosten in het totale intermediaire verbruik in 2022 aanzienlijk toegenomen, waarbij de grootste toename werd waargenomen voor akkerbouwbedrijven en permanteteeltbedrijven, in beide gevallen vanwege hun blootstelling aan meststoffenkosten. De prijzen van meststoffen bevinden zich nog steeds op historisch zeer hoge niveaus. Uit gegevens blijkt dat landbouwers hebben gereageerd door hun meststoffengebruik te verminderen, met tot dusver onzekere negatieve gevolgen voor de opbrengsten en de kwaliteit van levensmiddelen en diervoeders.

  3. De prijzen van andere productiemiddelen voor landbouwers en marktdeelnemers in de voedselketen, zoals gewasbeschermingsmiddelen en behandelingen voor diergezondheid, machinerie en verpakking, zijn gestegen in lijn met de algemene inflatie.

  4. De prijzen van landbouwproducten waren in 2022 ook gestegen tegen de achtergrond van het herstel van de COVID-19-pandemie en de zorgen omtrent voldoende mondiale voorraden in de nasleep van de Russische aanval op Oekraïne. In bepaalde sectoren, zoals de zuivelsector, de wijnsector en de sector groenten en fruit, konden deze hoge prijzen echter de verslechterende bedrijfsresultaten als gevolg van de hogere productiekosten niet compenseren.

  5. Onlangs zijn de prijzen voor de meeste landbouwproducten, zoals granen, oliehoudende zaden, zuivelproducten of wijn, aanzienlijk gedaald. In bepaalde lidstaten en regio’s is de situatie bijzonder moeilijk geworden omdat de verhouding tussen de prijzen van de productiemiddelen en de prijzen van de landbouwproducten is verslechterd.

  6. De gestegen kosten voor producenten hebben geleid tot hoge consumentenprijzen voor levensmiddelen in de hele Unie, wat gevolgen had voor de betaalbaarheid van levensmiddelen. De meest recente cijfers wijzen op een aanhoudend hoge inflatie van de levensmiddelenprijzen voor consumenten van meer dan 15 % in de hele Unie. In sommige lidstaten gaat het om bijna 40 %. Er zijn aanwijzingen dat de hoge prijzen een invloed hebben op het consumptieniveau in bepaalde levensmiddelensectoren, zoals de sectoren vlees, wijn of groenten en fruit. De consumentenvraag is verschoven naar goedkopere levensmiddelen en weg van levensmiddelen zoals biologische levensmiddelen en door oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen beschermde wijn en levensmiddelen. Dergelijke vraagverschuivingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor de rendementen op de investeringen van producenten.

  7. In bepaalde landbouwsectoren en in bepaalde lidstaten is dit algemene scenario van economische moeilijkheden nog verergerd door urgente sectorspecifieke uitdagingen.

  8. Recente uitzonderlijke regionale ongunstige meteorologische gebeurtenissen zoals droogte (Spanje, Italië en Portugal) en overstromingen (Italië) hebben aanzienlijke schade veroorzaakt voor landbouwproducenten, waardoor hun economische levensvatbaarheid in het gedrang komt. Hoewel er aanwijzingen zijn dat dergelijke gebeurtenissen zich voordoen in een algemene context van toenemende klimaatveranderingsgerelateerde risico’s voor de landbouw, was de intensiteit van deze gebeurtenissen uitzonderlijk.

  9. Wat de sector granen en oliehoudende zaden betreft, brengen de extreme weersgebeurtenissen die verschillende producerende regio’s van de Unie treffen, de voorjaars- en zomergewassen ernstig in gevaar, in termen van zowel volume als kwaliteit. De sector wordt geconfronteerd met dalende prijzen. In vergelijking met vorig jaar daalden de graanprijzen met ongeveer 40 %. Dit leidt tot problemen voor landbouwers, aangezien velen van hen de afgelopen maanden dure productiemiddelen hebben gekocht en nu te maken krijgen met marktprijzen voor hun producten die hun kosten nauwelijks, of in sommige gevallen niet, dekken. Bovendien konden sommige landbouwers hun grond niet inzaaien vanwege de lage bodemvochtigheid en de geringe beschikbaarheid van water voor irrigatie, wat zal leiden tot een daling van de productie en de opbrengsten. Dit is met name het geval in Tsjechië, Denemarken, Ierland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Letland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Zweden.

  10. De marktsituatie in de sector groenten en fruit is zeer moeilijk vanwege het effect van de hoge inflatie op de consumptie, die naar schatting met ten minste 10 % is gedaald, in combinatie met de hoge energiekosten. Energie is een belangrijke kostenfactor voor de kasproductie en voor de logistiek na de oogst. Dit heeft tot gevolg dat producenten onder druk blijven staan wat hun marges betreft, ondanks de stijging van de landbouwprijzen. De hopsector kampt met soortgelijke uitdagingen. De situatie treft verschillende lidstaten, met name België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Nederland, Slovenië en Finland.

  11. In de dierlijke sector leiden de hoge voederprijzen in combinatie met de energieprijzen en de algemene inflatie tot ernstige moeilijkheden voor producenten. Ondanks de over het algemeen gunstige prijsniveaus voor rundvlees, varkensvlees en pluimvee, ondervinden de producenten problemen bij het dekken van hun productiekosten. Deze zijn nog meer uitgesproken in de zuivelsector, aangezien de prijzen aanzienlijk zijn beginnen te dalen ten opzichte van hun hoogtepunt eind 2022. Bovendien beïnvloeden de consumentenprijzen van levensmiddelen de vraag van de consument naar kwaliteitsproducten, die een groot deel van het inkomen van de landbouwers in die sectoren uitmaken. De zuivelsector in Letland en Litouwen verkeert in een bijzonder moeilijke situatie, aangezien de nationale melkprijzen sterker zijn gedaald dan in andere lidstaten. Maar ook in België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Slovenië en Finland kampen de veehouderijsectoren met de bovengenoemde moeilijkheden.

  12. De vraagkrimp als gevolg van de inflatie, ook op de uitvoermarkten, in combinatie met een hoog aanbod, heeft met name gevolgen voor de wijnsector in bepaalde regio’s, in het bijzonder wat rode en roséwijnen betreft. De onzekerheid op de wijnmarkt wordt ook vergroot door hogere productiekosten en onregelmatige weersgebeurtenissen. Vooral Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal worden door deze ontwikkeling getroffen.

  13. Het is mogelijk dat de tijdelijke crisisdistillatiemaatregel die is ingevoerd in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1225 van de Commissie(2), op grond waarvan de lidstaten nationale steunprogramma’s in de wijnsector kunnen invoeren, niet zal volstaan om de situatie aan te pakken, vanwege de financiële beperkingen van de programma’s. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan om aanvullende financiële middelen te gebruiken om hun begrotingstoewijzingen voor de nationale steunprogramma’s in de wijnsector te verhogen met het oog op de financiering van verdere distillatieverrichtingen volgens dezelfde subsidiabiliteits- en steunvoorwaarden, met uitzondering van de uitvoeringstermijn, die moet worden aangepast voor de in het kader van deze verordening gefinancierde verrichtingen. Indien een lidstaat ervoor kiest van deze mogelijkheid gebruik te maken, moet de financiële bijdrage van de Unie waarin deze verordening voorziet beschikbaar zijn in aanvulling op de financiële toewijzingen die zijn vastgesteld in bijlage VII bij Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad(3) voor de begrotingsjaren 2023 en 2024.

  14. De nog steeds zeer hoge prijzen voor productiemiddelen, de daling van de prijzen van landbouwproducten en de problemen waarmee bepaalde sectoren en lidstaten kampen, kunnen liquiditeitsproblemen voor landbouwproducenten veroorzaken. De lidstaten hebben in het kader van de staatssteunregels van de Unie hun toevlucht genomen tot staatsteunmaatregelen om de situatie aan te pakken.

  15. De Commissie heeft besloten twee noodsteunpakketten voor de landbouw vast te stellen ten behoeve van bepaalde lidstaten om landbouwers in de zwaarst getroffen sectoren, namelijk de sectoren granen en oliehoudende zaden, te compenseren: Uitvoeringsverordeningen (EU) 2023/739(4) en (EU) 2023/1343(5) van de Commissie waren gericht op het aanpakken van de negatieve gevolgen van de druk op de prijzen in de genoemde sectoren. Het huidige derde noodhulppakket heeft betrekking op landbouwers in andere lidstaten die kampen met specifieke problemen die een impact hebben op de levensvatbaarheid van de landbouwproductie.

  16. Daarom moet een uitzonderlijke maatregel worden vastgesteld om bij te dragen tot het aanpakken van de specifieke problemen die zijn geconstateerd en ter voorkoming van een snelle verslechtering van de productie in de lidstaten die geen begunstigden waren van de twee recente landbouwsteunpakketten die zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordeningen (EU) 2023/739 en (EU) 2023/1343.

  17. De vermelde moeilijkheden vormen specifieke problemen in de zin van artikel 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Ze kunnen niet zomaar worden aangepakt door maatregelen op grond van artikel 219 of artikel 220 van die verordening. De situatie houdt niet specifiek verband met een bestaande bijzondere marktverstoring of een precieze dreiging daarvan. Ze houdt geen verband met maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van dierziekten of verlies van consumentenvertrouwen als gevolg van risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren of planten.

  18. De voor de begunstigde lidstaten beschikbare bedragen moeten worden bepaald, met name volgens hun respectieve gewicht in de landbouwsector van de Unie op basis van de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde nettomaxima voor rechtstreekse betalingen(6). Bij de bedragen voor Spanje, Italië en Portugal moet rekening worden gehouden met het feit dat deze landen de lidstaten zijn die het zwaarst zijn getroffen door de uitzonderlijke ongunstige meteorologische gebeurtenissen. De bedragen voor Letland en Litouwen moeten er rekening mee houden dat deze landen met een bijzonder uitdagende situatie in de zuivelsector worden geconfronteerd.

  19. De begunstigde lidstaten moeten de steun via de meest doeltreffende kanalen verdelen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria die rekening houden met de omvang van de moeilijkheden en de economische schade waarmee de betrokken landbouwers worden geconfronteerd. Zij moeten ervoor zorgen dat de landbouwers de uiteindelijke begunstigden van de steun zijn en verstoringen van de markt of van de mededinging vermijden.

  20. Aangezien de aan de begunstigde lidstaten toegewezen bedragen de economische moeilijkheden waarmee de landbouwers kampen, slechts ten dele aanpakken, moet het deze lidstaten worden toegestaan aanvullende nationale steun aan die producenten te verlenen onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in deze verordening worden vastgesteld.

  21. Teneinde de begunstigde lidstaten de nodige flexibiliteit te bieden om de steun te verdelen zoals de omstandigheden van de betrokken landbouwers vereisen, moet het hun worden toegestaan de steun te cumuleren met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, zonder de landbouwers te overcompenseren.

  22. Om overcompensatie te voorkomen, moeten de begunstigde lidstaten rekening houden met de in het kader van andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere regelingen verleende steun om het hoofd te bieden aan de betrokken economische verliezen.

  23. Aangezien de steun van de Unie in euro’s wordt vastgesteld, moet met het oog op een uniforme en gelijktijdige toepassing een datum worden bepaald waarop het bedrag dat wordt toegewezen aan de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, wat het geval is voor Tsjechië, Denemarken en Zweden, wordt omgezet in de nationale munteenheid van die landen. Aangezien deze verordening niet voorziet in een termijn voor de indiening van steunaanvragen, moet met het oog op de toepassing van artikel 30, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie(7) de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden beschouwd als het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de in deze verordening vastgestelde bedragen.

  24. Om budgettaire redenen mag de Unie de door de begunstigde lidstaten gedane uitgaven enkel financieren indien de betrokken uitgaven binnen een bepaalde termijn zijn verricht. De steun voor deze buitengewone maatregel moet derhalve uiterlijk op 31 januari 2024 worden betaald.

  25. De begunstigde lidstaten moeten de Commissie gedetailleerde informatie verstrekken over de uitvoering van deze verordening, zodat de Unie de doeltreffendheid van de bij deze verordening ingevoerde maatregel kan monitoren.

  26. Om ervoor te zorgen dat de landbouwers de steun zo snel mogelijk ontvangen, moeten de begunstigde lidstaten deze verordening onverwijld kunnen uitvoeren. Deze verordening moet derhalve in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

  27. De in deze verordening vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Aan België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Finland en Zweden wordt steun van de Unie voor een totaalbedrag van 330 000 000 EUR ter beschikking gesteld om onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden buitengewone steun te verlenen aan landbouwers.

2.

De in lid 1 genoemde lidstaten gebruiken de in artikel 3 bedoelde bedragen voor maatregelen om landbouwers in de zwaarst getroffen sectoren, zoals de dierlijke sector, de sector groenten en fruit, de wijnsector, de sectoren graan en oliehoudende zaden, te compenseren voor de economische verliezen die een impact hebben op de levensvatbaarheid van de landbouwproducenten.

3.

De maatregelen worden genomen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria die rekening houden met de economische verliezen van de getroffen landbouwers, en zijn van dien aard dat de daaruit voortvloeiende betalingen geen enkele markt- of mededingingsverstoring veroorzaken.

4.

Wanneer de landbouwers niet de rechtstreekse begunstigden van de betalingen van de steun van de Unie zijn, waarborgen de lidstaten dat het economische voordeel van de steun van de Unie volledig aan de landbouwers ten goede komt.

5.

De uitgaven van de in lid 1 genoemde lidstaten in verband met de betalingen voor de in lid 2 bedoelde maatregelen komen slechts voor steun van de Unie in aanmerking indien de betrokken betalingen uiterlijk op 31 januari 2024 zijn verricht.

6.

Voor de toepassing van artikel 30, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 is het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de omrekening van de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vastgestelde bedragen, de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

7.

De maatregelen in het kader van deze verordening mogen worden gecumuleerd met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

Artikel 2

1.

De in artikel 1, lid 1, genoemde lidstaten die nationale steunprogramma’s in de wijnsector uitvoeren, kunnen hun in artikel 3, lid 1, van deze verordening vastgestelde financiële toewijzingen ook gebruiken voor de financiering van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1225 bedoelde tijdelijke crisisdistillatiemaatregel overeenkomstig dezelfde voorschriften en voorwaarden als die welke daarin zijn vastgesteld, met uitzondering van artikel 1, lid 2, en artikel 6, eerste alinea.

2.

Op grond van deze verordening gefinancierde distillatieverrichtingen mogen na 15 oktober 2023 plaatsvinden. In dat geval blijven de artikelen 39 tot en met 54 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, artikel 17, de artikelen 40 tot en met 43 en de artikelen 51, 52, 54, 59, 63 en 65 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad(8) van toepassing op deze verrichtingen en de in het kader daarvan gedane betalingen. Evenzo blijven de artikelen 1, 2, 43, 48 tot en met 54 en 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 van de Commissie(9) en de artikelen 1, 2, 3, 19 tot en met 23, 25 tot en met 31, artikel 32, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 33 tot en met 40 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie(10) mutatis mutandis van toepassing. Daarnaast blijven artikel 5, artikel 11, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie(11) van toepassing op de voor deze distillatieverrichtingen gedane uitgaven en betalingen.

3.

De in het kader van deze verordening gefinancierde distillatieverrichtingen worden voldoende van tevoren gedaan om betalingen mogelijk te maken overeenkomstig de in artikel 1, lid 5, bedoelde subsidiabiliteitsdatum voor betalingen.

4.

De lidstaten kunnen aanvullende nationale steun verlenen voor in het kader van deze verordening gefinancierde distillatieverrichtingen, tot een maximum van 200 % in lijn met de in artikel 3, lid 2, bedoelde aanvullende nationale steun.

5.

De financiële steun van de Unie voor overeenkomstig lid 1 gefinancierde distillatieverrichtingen wordt beschouwd als financiële bijdrage van de Unie voor het begrotingsjaar waarin de betalingen door de lidstaten worden verricht.

Artikel 3

1.

De overeenkomstig de artikelen 1 en 2 verrichte uitgaven van de Unie bedragen in totaal niet meer dan:

  1. 3 912 118 EUR voor België;

  2. 6 862 150 EUR voor Tsjechië;

  3. 6 352 520 EUR voor Denemarken;

  4. 35 767 119 EUR voor Duitsland;

  5. 1 722 597 EUR voor Estland;

  6. 9 529 841 EUR voor Ierland;

  7. 15 773 591 EUR voor Griekenland;

  8. 81 082 911 EUR voor Spanje;

  9. 53 100 820 EUR voor Frankrijk;

  10. 3 371 029 EUR voor Kroatië;

  11. 60 547 380 EUR voor Italië;

  12. 574 358 EUR voor Cyprus;

  13. 6 796 780 EUR voor Letland;

  14. 10 660 962 EUR voor Litouwen;

  15. 462 680 EUR voor Luxemburg;

  16. 240 896 EUR voor Malta;

  17. 4 995 081 EUR voor Nederland;

  18. 5 529 091 EUR voor Oostenrijk;

  19. 11 619 548 EUR voor Portugal;

  20. 1 234 202 EUR voor Slovenië;

  21. 4 269 959 EUR voor Finland;

  22. 5 594 367 EUR voor Zweden.

2.

De in artikel 1, lid 1, genoemde lidstaten mogen op basis van objectieve, niet-discriminerende criteria aanvullende nationale steun voor de krachtens artikel 1, lid 2, genomen maatregelen verlenen ten belope van hoogstens 200 % van het overeenkomstige, in lid 1 van dit artikel vermelde bedrag, mits de daaruit voortvloeiende betalingen geen enkele markt- of mededingingsverstoring noch overcompensatie veroorzaken.

3.

De in artikel 1, lid 1, bedoelde lidstaten en die welke hun financiële toewijzingen gebruiken ter financiering van de in artikel 2, lid 1, bedoelde tijdelijke crisisdistillatiemaatregel betalen de in respectievelijk lid 2 van het onderhavige artikel en artikel 2, lid 4, bedoelde aanvullende steun uiterlijk op 31 januari 2024.

Artikel 4

Om overcompensatie te voorkomen, houden de in artikel 1, lid 1, genoemde lidstaten, bij het verlenen van steun uit hoofde van deze verordening, rekening met de in het kader van andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere regelingen verleende steun om het hoofd te bieden aan de betrokken economische verliezen.

Artikel 5

Artikel 6