Verordening (EU) nr. 717/2014 wordt als volgt gewijzigd:
-
Artikel 1 wordt vervangen door:
1.Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten, met uitzondering van:
-
steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de afgenomen of op de markt gebrachte producten;
-
steun verleend voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;
-
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;
-
steun voor de aankoop van vissersvaartuigen;
-
steun voor de modernisering of de vervanging van hoofd- of hulpmotoren van vissersvaartuigen;
-
steun voor concrete acties die de vangstcapaciteit van het vissersvaartuig vergroten of voor uitrusting die de capaciteit van een vissersvaartuig om vis te vinden vergroot;
-
steun voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen;
-
steun voor de definitieve of tijdelijke stopzetting van de visserijactiviteiten, met uitzondering van steun die voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad(*);
-
steun voor de experimentele visserij;
-
steun voor de overdracht van de eigendom van een bedrijf;
-
steun voor het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien of wanneer sprake is van het experimenteel uitzetten van vis.
2.Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en ook actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie(**) vallen, is die verordening van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sector of sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.
3.Als een onderneming actief is in zowel in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten als de primaire productie van landbouwproducten, die onder Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie(***) valt, is deze verordening van toepassing op steun die voor de eerstgenoemde sector wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig deze verordening verleende de-minimissteun geniet.
4.Voor de toepassing van deze verordening zijn de punten d) tot en met g) van lid 1 niet van toepassing op ondernemingen die zijn gevestigd in de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden van de Unie met betrekking tot vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter.
-
-
In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
-
de punten a), b) en c) worden vervangen door:
-
“visserij- en aquacultuurproducten”: de producten als omschreven in artikel 5, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad(*);
-
“primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers;
-
“verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen, met inbegrip van de hantering, de behandeling en de transformatie, die worden uitgevoerd na het moment van aanlanding (of oogst in geval van aquacultuur) en die resulteren in een bewerkt product, en de distributie ervan;
-
-
het volgende punt d) wordt toegevoegd:
-
“ondernemingen die gevestigd zijn in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag”: ondernemingen die hun hoofdregistratie in een ultraperifeer gebied als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag hebben en die in dat gebied actief zijn.”.
-
-
-
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 2 wordt vervangen door:
;“2.Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, mag niet hoger zijn dan 30 000 EUR over een periode van drie belastingjaren.”
-
het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
;“2 bis.In afwijking van lid 2 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 40 000 EUR over een periode van drie belastingjaren, voor zover de lidstaat beschikt over een nationaal centraal register overeenkomstig artikel 6, lid 2.”
-
lid 3 wordt vervangen door:
;“3.Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend aan ondernemingen die in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief zijn, mag niet hoger zijn dan het in de bijlage vastgestelde nationale maximum.”
-
de leden 5 tot en met 8 worden vervangen door:
.“5.De in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De periode van drie belastingjaren wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.
6.Voor de toepassing van de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun.
Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.
7.Wanneer de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds of het in de bijlage vastgestelde nationale maximum door de toekenning van nieuwe de-minimisssteun zou worden overschreden, mag deze nieuwe steun niet het voordeel van deze verordening genieten.
8.In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming het toepasselijke de-minimisplafond of het toepasselijke nationale maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig.”
-
-
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
-
in lid 3 wordt punt b) vervangen door:
-
voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 150 000 EUR met een looptijd van vijf jaar, ofwel 75 000 EUR met een looptijd van tien jaar, of voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 200 000 EUR met een looptijd van vijf jaar, ofwel 100 000 EUR met een looptijd van tien jaar; indien een lening wordt toegekend voor een bedrag dat lager ligt dan die bedragen of wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die lening berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of lid 2 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of”;
-
-
de leden 4 en 5 worden vervangen door:
;“4.Steun bestaande uit kapitaalinjecties wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.
5.Steun bestaande uit risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het aan één onderneming verstrekte kapitaal het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.”
-
in lid 6 wordt punt b) vervangen door:
-
voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 225 000 EUR en de garantie een looptijd van vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 112 500 EUR en de garantie een looptijd van tien jaar heeft, of, voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het garantiebedrag niet groter is dan 300 000 EUR en de garantie een looptijd van vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 150 000 EUR en de garantie een looptijd van tien jaar heeft; indien het garantiebedrag lager ligt dan die bedragen of de garantie wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 2 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of”.
-
-
-
In artikel 5 worden de leden 1 en 2 vervangen door:
.“1.Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 vallen, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten wordt verleend, met de-minimissteun voor de laatstgenoemde sector of sectoren of activiteiten worden gecumuleerd tot het desbetreffende in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1407/2013 verleende steun geniet.
2.Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten als in de primaire productie van landbouwproducten actief is, mag de-minimissteun die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1408/2013 wordt verleend, met de-minimissteun die overeenkomstig de onderhavige verordening in primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten wordt verleend, worden gecumuleerd tot het in deze verordening vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig de onderhavige verordening verleende steun geniet.”
-
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 1 wordt vervangen door:
;“1.Wanneer een lidstaat voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij die onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent, en van het feit dat het om de-minimissteun gaat, waarbij hij uitdrukkelijk naar deze verordening verwijst en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie vermeldt. Wanneer overeenkomstig deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal te verlenen steunbedrag overeenstemt. Het vaste bedrag wordt gebruikt om te bepalen of het toepasselijke de-minimisplafond wordt bereikt en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum niet wordt overschreden. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.”
-
aan lid 2 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:
“Elke lidstaat die overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, steun verleent, beschikt over een centraal register voor de-minimissteun dat volledige informatie bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt. Lid 1 is niet langer van toepassing zodra het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.”;
-
lid 3 wordt vervangen door:
.“3.Een lidstaat verleent pas nieuwe de-minimissteun overeenkomstig deze verordening nadat hij zich ervan heeft vergewist dat dit het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming is verleend, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 2 bis, toepasselijke vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum worden overschreden, en dat bovendien aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.”
-
-
In artikel 8, wordt de tweede alinea vervangen door:
“Zij is van toepassing tot en met 31 december 2029.”.
-
De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.