Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2680 van de Raad van 8 oktober 2024 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 waarbij Duitsland wordt gemachtigd om een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2680 van de Raad van 8 oktober 2024 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 waarbij Duitsland wordt gemachtigd om een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden.

  2. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 van de Raad(2) werd Duitsland gemachtigd om tot en met 31 december 2024 een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde de belastingplichtige aan wie emissierechten worden overgedragen in het kader van de de wet op de brandstofemissierechtenhandel (BEHG) aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon (de “bijzondere maatregel”).

  3. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 19 februari 2024, heeft Duitsland verzocht om verlenging van de bijzondere maatregel en het dus te machtigen om de bijzondere maatregel na 31 december 2024 te blijven toepassen (“het verzoek”).

  4. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de andere lidstaten bij brief van 27 maart 2024 van het verzoek in kennis gesteld. Bij brief van 2 april 2024 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat ze over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

  5. Volgens de informatie die Duitsland heeft verstrekt, zijn de feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging voor de bijzondere maatregel vormden, ongewijzigd. Duitsland heeft samen met het verzoek bij de Commissie een verslag ingediend over de algemene positieve ervaring met de toepassing van de bijzondere maatregel, waaruit blijkt dat de verleggingsregeling bij de overdracht van emissierechten in het kader van de BEHG in de praktijk haar nut heeft bewezen. De bijzondere maatregel is cruciaal voor de strijd tegen btw-fraude, waarvan het belang de komende jaren naar verwachting nog zal toenemen als gevolg van de veranderende marktomstandigheden.

  6. Het is daarom passend de bijzondere maatregel te verlengen. De verlenging van de bijzondere maatregel moet in de tijd worden beperkt om de Commissie in staat te stellen de doeltreffendheid en geschiktheid ervan te evalueren. De bijzondere maatregel zou daarom op 31 december 2026 moeten verstrijken.

  7. Indien Duitsland de bijzondere maatregel na 2026 wil verlengen, moet het de Commissie uiterlijk op 31 maart 2026 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van de bijzondere maatregel samen met het verzoek om verlenging. In dat verslag moet worden beoordeeld welk effect de bijzondere maatregel heeft gesorteerd in de strijd tegen btw-fraude en worden vermeld hoeveel ondernemers en transacties onder die maatregel vielen.

  8. De bijzondere maatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

  9. Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 wordt vervangen door:

Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 december 2026.

Een verzoek om verlenging van de bijzondere maatregel waarin dit besluit voorziet, moet uiterlijk op 31 maart 2026 aan de Commissie worden voorgelegd, samen met een verslag met een beoordeling van de bijzondere maatregel en het effect dat deze heeft gesorteerd in de strijd tegen btw-fraude en het aantal marktdeelnemers en transacties dat onder die maatregel viel.”.

“Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 december 2026.

Een verzoek om verlenging van de bijzondere maatregel waarin dit besluit voorziet, moet uiterlijk op 31 maart 2026 aan de Commissie worden voorgelegd, samen met een verslag met een beoordeling van de bijzondere maatregel en het effect dat deze heeft gesorteerd in de strijd tegen btw-fraude en het aantal marktdeelnemers en transacties dat onder die maatregel viel.”.

Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 december 2026.

Een verzoek om verlenging van de bijzondere maatregel waarin dit besluit voorziet, moet uiterlijk op 31 maart 2026 aan de Commissie worden voorgelegd, samen met een verslag met een beoordeling van de bijzondere maatregel en het effect dat deze heeft gesorteerd in de strijd tegen btw-fraude en het aantal marktdeelnemers en transacties dat onder die maatregel viel.”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.