Home

Besluit (EU) 2024/2966 van de Raad van 21 november 2024 over het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland, in te nemen standpunt ten aanzien van een besluit betreffende de wijziging van protocol nr. 3 bij die overeenkomst wat betreft permeabiliteit tussen de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels en de overgangsregels van oorsprong

Besluit (EU) 2024/2966 van de Raad van 21 november 2024 over het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland, in te nemen standpunt ten aanzien van een besluit betreffende de wijziging van protocol nr. 3 bij die overeenkomst wat betreft permeabiliteit tussen de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels en de overgangsregels van oorsprong

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland (de “overeenkomst”), is door de Unie gesloten bij Verordening (EEG) nr. 2842/72 van de Raad(1) en is op 1 april 1973 in werking getreden.

  2. Op grond van artikel 30 van de overeenkomst kan het bij dat artikel opgerichte Gemengd Comité (het “Gemengd Comité”) besluiten nemen binnen de toepassingssfeer van de overeenkomst. Op grond van artikel 4 van protocol nr. 3 bij de overeenkomst kan het Gemengd Comité besluiten de bepalingen van dat protocol te wijzigen.

  3. Het Gemengd Comité zal op zjin volgende vergadering een besluit nemen tot wijziging van protocol nr. 3 bij de overeenkomst.

  4. Het is noodzakelijk het namens de Unie in het Gemengd Comité in te nemen standpunt vast te stellen, aangezien het besluit van het Gemengd Comité rechtsgevolgen zal hebben.

  5. De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (de “conventie”) is door de Unie gesloten bij Besluit 2013/94/EU van de Raad(2) en is met betrekking tot de Unie in werking getreden op 1 mei 2012. Bij Besluit (EU) 2019/2198(3) heeft de Raad zijn steun uitgesproken voor de wijziging van de conventie die voorziet in een nieuwe reeks gemoderniseerde en flexibelere oorsprongsregels (de “wijziging van de conventie”). De wijziging van de conventie zal in werking treden op 1 januari 2025.

  6. Tijdens de technische vergadering die op 5 februari 2020 in Brussel plaatsvond, is de meerderheid van de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie overeengekomen om op een bilaterale overgangsbasis een alternatieve reeks oorsprongsregels uit te voeren op basis van de wijziging van de conventie (de “overgangsregels”). De overgangsregels zijn parallel aan de regels van de conventie van toepassing, in afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van de conventie.

  7. De toepassing van de overgangsregels zorgt ervoor dat de handelsstromen en douanepraktijken worden aangepast in afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van de conventie.

  8. Sinds 1 september 2021 is een aantal bilaterale protocollen inzake oorsprongsregels tussen verschillende overeenkomstsluitende partijen bij de conventie(4) in werking getreden, op grond waarvan de overgangsregels van toepassing zijn geworden. Wat de Republiek IJsland (“IJsland”) betreft, is protocol nr. 3 bij de overeenkomst bij Besluit nr. 1/2021 van het Gemengd Comité EU-IJsland(5) vervangen door een nieuw protocol nr. 3. De overgangsregels zijn opgenomen in aanhangsel A van dat nieuwe protocol nr. 3.

  9. Het doel van de overgangsregels is te voorzien in minder strenge regels om het gemakkelijker te maken voor goederen om in aanmerking te komen voor de preferentiële oorsprongsstatus. Aangezien de overgangsregels van oorsprong, algemeen genomen, minder streng zijn dan die van de conventie, kunnen goederen die aan de oorsprongsregels van de conventie voldoen, ook worden gekwalificeerd als van oorsprong krachtens de overgangsregels van oorsprong, met uitzondering van bepaalde landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 2, 4 tot en met 15, en 16 (behalve verwerkte visserijproducten) en de hoofdstukken 17 tot en met 24 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen. De overgangsregels zijn van toepassing parallel aan de oorsprongsregels van de conventie, waardoor twee afzonderlijke zones van oorsprongscumulatie ontstaan. In dat verband kan het voorkomen dat goederen tegelijkertijd onder beide reeksen oorsprongsregels vallen. Volgens het in artikel 21, lid 1, punt d), van aanhangsel A van protocol nr. 3 bij de overeenkomst neergelegde permeabiliteitsbeginsel (“permeabiliteit”) kunnen goederen die uit hoofde van de ene reeks oorsprongsregels de oorsprongsstatus hebben verkregen ook als goederen van oorsprong uit hoofde van de andere reeks oorsprongsregels worden beschouwd. Om de toepassing van permeabiliteit tussen de conventie en de overgangsregels te vergemakkelijken, moet artikel 8 van aanhangsel A van protocol nr. 3 bij de overeenkomst derhalve worden gewijzigd.

  10. Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland (de “overeenkomst”) tijdens de volgende vergadering, in te nemen standpunt ten aanzien van een besluit betreffende de wijziging van protocol nr. 3 bij de overeenkomst wat betreft permeabiliteit tussen de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, enerzijds, en de overgangsregels van oorsprong die zijn opgenomen in aanhangsel A van protocol nr. 3 bij de overeenkomst, anderzijds, moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan en verstrijkt op 31 december 2025.

Gedaan te Brussel, 21 november 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

Szijjártó P.