Richtlijn 2010/75/EU wordt als volgt gewijzigd:
-
de titel wordt vervangen door:
;“Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)”
-
in artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
;“Zij bevat ook regels ter voorkoming en, wanneer dat niet mogelijk is, voortdurende beperking van emissies in lucht, water en bodem, ter voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen, ter verbetering van de hulpbronnenefficiëntie en ter bevordering van de circulaire economie en decarbonisatie, om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in zijn geheel te bereiken.”
-
in artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:
;“1.Deze richtlijn is van toepassing op industriële activiteiten die de in de hoofdstukken II tot en met VI bis bedoelde verontreiniging veroorzaken.”
-
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
-
punt 2 wordt vervangen door:
;“verontreiniging”: de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte, geluid of geur in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de milieukwaliteit kunnen aantasten, schade kunnen toebrengen aan materiële goederen, of de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kunnen aantasten of in de weg kunnen staan;”
-
punt 3 wordt vervangen door:
;“installatie”: een vaste technische eenheid waarin een of meer van de in bijlage I, in bijlage I bis of in deel 1 van bijlage VII vermelde activiteiten en processen alsmede andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de in die bijlagen vermelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;”
-
de volgende punten worden ingevoegd:
;“milieuprestatiegrenswaarde”: een in een vergunning opgenomen prestatiewaarde, uitgedrukt voor specifieke voorwaarden gerelateerd aan bepaalde specifieke parameters;”;
“ingrijpende industriële transformatie”: de toepassing door industriële exploitanten van technieken in opkomst of de beste beschikbare technieken die een ingrijpende wijziging in het ontwerp of de technologie van een installatie of een deel daarvan met zich meebrengt of de vervanging van een bestaande installatie door een nieuwe installatie, die een substantiële vermindering van broeikasgasemissies mogelijk maakt die strookt met de doelstelling van klimaatneutraliteit en bijkomende voordelen voor het milieu optimaliseert, ten minste tot het niveau dat kan worden bereikt met de in de toepasselijke BBT-conclusies vastgestelde technieken, rekening houdend met de effecten op andere milieucompartimenten;”
-
in punt 10 worden de punten b) en c) vervangen door:
;-
“beschikbare technieken”: op zodanige schaal ontwikkelde technieken dat zij, de kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, ongeacht of die technieken in de Unie worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;
-
“beste”: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel, waaronder de menselijke gezondheid en klimaatbescherming;”
-
-
punt 12 wordt vervangen door:
;“BBT-conclusies”: een document bestaande uit die delen van een BBT-referentiedocument met de conclusies over beste beschikbare technieken en technieken in opkomst, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met die technieken geassocieerde emissieniveaus en milieuprestatieniveaus, de inhoud van een milieubeheersysteem met inbegrip van benchmarks, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden verbruiksniveaus en, in voorkomend geval, toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen;”
-
de volgende punten worden ingevoegd:
;“uitvoeringsregels”: in vergunningen opgenomen voorschriften of algemene bindende voorschriften voor de in bijlage I bis bedoelde uitvoering van activiteiten, met daarin de emissiegrenswaarden, de grenswaarden voor milieuprestaties daarmee verbonden monitoringvoorschriften en, voor zover relevant, praktijken inzake verspreiding over land en inzake preventie en vermindering van verontreiniging, voedingsbeheer, voederbereiding, behuizing, mestbeheer (met inbegrip van inzameling, opslag, verwerking en verspreiding over land van mest) en opslag van dode dieren, die stroken met het gebruik van de beste beschikbare technieken;”;
“met de beste beschikbare technieken geassocieerde milieuprestatieniveaus”: de bandbreedte van milieuprestatieniveaus, die onder normale bedrijfsomstandigheden worden verkregen door gebruik te maken van een BBT of een combinatie van BBT’s, zoals beschreven in de BBT-conclusies;”;
“milieuprestaties”: de prestaties met betrekking tot verbruiksniveaus, hulpbronnenefficiëntie ten aanzien van materialen, water en energiebronnen, het hergebruik van materialen en water, en tot afvalproductie;”;
“benchmarks”: de indicatieve bandbreedte van met de beste beschikbare technieken geassocieerde milieuprestatieniveaus, die als referentie moet worden gebruikt in het MBS;”
-
punt 14 wordt vervangen door:
;“techniek in opkomst”: een nieuwe techniek voor een industriële activiteit die, als zij commercieel wordt ontwikkeld, hetzij een hoger algemeen beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu hetzij ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu en grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de bestaande beste beschikbare technieken;”
-
punt 17 wordt vervangen door:
;“het betrokken publiek”: het publiek dat gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van, of belanghebbende is bij, de besluitvorming over de afgifte of de bijstelling van een vergunning of van vergunningsvoorwaarden; voor de toepassing van deze definitie worden niet-gouvernementele organisaties die zich voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu inzetten en aan de eisen van het nationale recht voldoen, geacht belanghebbende te zijn;”
-
punt 23 wordt vervangen door:
“pluimvee”: pluimvee zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 9, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad(*);
-
de volgende punten worden ingevoegd:
“varkens”: varkens als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2008/120/EG van de Raad(*);
“veestapeleenheid”: een gestandaardiseerde meeteenheid waardoor de verschillende categorieën vee bij elkaar kunnen worden opgeteld om met elkaar te kunnen worden vergeleken, en die wordt berekend met behulp van de coëfficiënten voor individuele categorieën vee die zijn opgenomen in bijlage I bis;
-
de volgende punten worden toegevoegd:
“met technieken in opkomst geassocieerde emissieniveaus”: het bereik van emissieniveaus verkregen onder normale bedrijfsomstandigheden met gebruikmaking van een techniek in opkomst of een combinatie van dergelijke technieken, zoals beschreven in de BBT-conclusies, uitgedrukt als een gemiddelde over een bepaalde periode, onder specifieke referentieomstandigheden;
“met technieken in opkomst geassocieerde milieuprestatieniveaus”: de bandbreedte van milieuprestatieniveaus, die onder normale bedrijfsomstandigheden worden verkregen, gebruikmakend van een techniek in opkomst of een combinatie van dergelijke technieken zoals beschreven in de BBT-conclusies;
“borging van de naleving”: mechanismen om naleving te borgen door middel van drie interventiecategorieën: bevordering van de naleving, toezicht op de naleving; opvolging en handhaving;”.
-
-
in artikel 4, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
;“In afwijking van de eerste alinea mogen de lidstaten een procedure vaststellen voor de registratie van uitsluitend onder hoofdstuk V of hoofdstuk VI bis vallende installaties.”
-
aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:
;“4.De lidstaten ontwikkelen systemen voor het elektronisch vergunnen van installaties en voeren uiterlijk op 31 december 2035 procedures voor het elektronische vergunnen in.
De Commissie organiseert een uitwisseling van informatie met de lidstaten over het elektronisch vergunnen en publiceert richtsnoeren voor beste praktijken.”
-
de artikelen 7 en 8 worden vervangen door:
Onverminderd Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad(*) treffen de lidstaten bij incidenten of ongevallen die de menselijke gezondheid of het milieu significant beïnvloeden, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:
-
de exploitant de bevoegde autoriteit onmiddellijk op de hoogte stelt;
-
de exploitant onmiddellijk maatregelen treft om de gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu te beperken en om verdere mogelijke incidenten of ongevallen te voorkomen, en
-
de bevoegde autoriteit de exploitant ertoe verplicht alle passende aanvullende maatregelen te nemen die volgens de bevoegde autoriteit nodig zijn om de gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu te beperken en om verdere mogelijke incidenten of ongevallen te voorkomen.
In het geval van verontreiniging die consequenties heeft voor drinkwaterbronnen, met inbegrip van grensoverschrijdende bronnen, of voor infrastructuur voor afvalwater in het geval van indirecte lozing, brengt de bevoegde autoriteit de getroffen drinkwater- en afvalwaterexploitanten op de hoogte van de maatregelen die zijn getroffen om de schadelijke gevolgen van de verontreiniging voor de menselijke gezondheid en het milieu af te wenden of te herstellen.
In geval van incidenten of ongevallen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu in een andere lidstaat, zorgt de lidstaat op wiens grondgebied het ongeval of incident heeft plaatsgevonden ervoor dat de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht. Grensoverschrijdende en multidisciplinaire samenwerking tussen de getroffen lidstaten is erop gericht de gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid te beperken en verdere mogelijke incidenten of ongevallen te voorkomen.
1.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vergunningsvoorwaarden worden nageleefd.
Zij stellen ook maatregelen ter borging van de naleving vast om de naleving van de verplichtingen die krachtens deze richtlijn aan natuurlijke personen of rechtspersonen worden opgelegd, te bevorderen, te monitoren en te handhaven.
2.In geval van een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden, zorgen de lidstaten ervoor dat:
-
de exploitant de bevoegde autoriteit onmiddellijk op de hoogte stelt;
-
de exploitant onmiddellijk de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de voorwaarden wordt voldaan, en
-
de bevoegde autoriteit de exploitant verplicht alle passende aanvullende maatregelen te nemen die volgens de bevoegde autoriteit nodig zijn om ervoor te zorgen dat weer aan de voorwaarden wordt voldaan.
3.Indien een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of onmiddellijke en significante nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben, en zolang niet gewaarborgd kan worden dat overeenkomstig lid 2, punten b) en c), weer aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt de exploitatie van de installatie, stookinstallatie, afvalverbrandingsinstallatie, afvalmeeverbrandingsinstallatie of het respectieve betrokken deel ervan onmiddellijk opgeschort.
Wanneer een dergelijke inbreuk op de vergunningsvoorwaarden een bedreiging vormt voor de menselijke gezondheid of het milieu in een andere lidstaat, zorgt de lidstaat op wiens grondgebied de inbreuk op de vergunningsvoorwaarden zich heeft voorgedaan ervoor dat de andere lidstaat daarvan in kennis wordt gesteld.
4.In gevallen die niet onder lid 3 van dit artikel vallen, kan, wanneer een voortdurende inbreuk op de vergunningsvoorwaarden een gevaar oplevert voor de menselijke gezondheid of een significant nadelig effect heeft op het milieu, en wanneer de noodzakelijke maatregelen om weer aan de voorwaarden te voldoen die in het in artikel 23, lid 6, bedoelde inspectieverslag zijn genoemd, niet zijn uitgevoerd, de exploitatie van de installatie, de stookinstallatie, de afvalverbrandingsinstallatie, de afvalmeeverbrandingsinstallatie of het respectieve betrokken deel ervan door de bevoegde autoriteit worden opgeschort totdat weer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan.
5.De lidstaten zien toe op de doeltreffende handhaving van de in de leden 3 en 4 bedoelde opschortingsmaatregelen die door de bevoegde autoriteiten zijn genomen ten aanzien van een exploitant die inbreuk maakt op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen.
6.In het geval dat niet-naleving consequenties heeft voor drinkwaterbronnen, met inbegrip van grensoverschrijdende bronnen, of voor afvalwaterinfrastructuur in het geval van een indirecte lozing, brengt de bevoegde autoriteit de getroffen drinkwater- en afvalwaterexploitanten en alle betrokken autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de desbetreffende milieuwetgeving, op de hoogte van de inbreuk en de maatregelen die zijn getroffen om de schade voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen of te herstellen.
-
-
in artikel 9 wordt lid 2 vervangen door:
;“2.Wat betreft de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde activiteiten kunnen de lidstaten ervoor kiezen om geen voorschriften die zijn vastgelegd in artikel 14, lid 1, punt a bis), en artikel 15, lid 4, van deze richtlijn inzake energie-efficiëntie op te leggen voor verbrandingseenheden of andere eenheden die ter plaatse kooldioxide uitstoten.”
-
in artikel 11 wordt punt f) vervangen door:
;-
de energie wordt op doelmatige wijze gebruikt en het gebruik en, waar mogelijk, de productie van hernieuwbare energie worden bevorderd;”
-
-
in artikel 11 worden de volgende punten ingevoegd:
;-
materiële hulpbronnen en water worden op doelmatige wijze gebruikt, onder meer door hergebruik;
-
er wordt een milieubeheersysteem opgezet als bepaald in artikel 14 bis.”
-
-
in artikel 12, lid 1, worden de punten b), c) en f) vervangen door:
;-
de grondstoffen en hulpmaterialen, andere stoffen, energie en het water die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden gegenereerd;
-
de emissiebronnen van de installatie, met inbegrip van geur;”
-
de aard en omvang van de te voorziene emissies, met inbegrip van geur, van de installatie in elk milieucompartiment, met een overzicht van de significante milieueffecten van de emissies;”
-
-
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 1 wordt vervangen door:
;“1.Teneinde de BBT-referentiedocumenten op te stellen, te evalueren en waar nodig actualiseren, organiseert de Commissie de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, de betrokken bedrijfstakken, niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of milieubescherming, het Europees Agentschap voor chemische stoffen en de Commissie. Bij die uitwisseling van informatie wordt gestreefd naar een achtjarige evaluatiecyclus voor BBT-referentiedocumenten en prioritering van de documenten met het grootste potentieel om de bescherming van de menselijke gezondheid of de milieubescherming te verbeteren. De in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van informatie duurt niet langer dan vier jaar voor elk individueel BBT-referentiedocument.”
-
het volgende lid wordt ingevoegd:
;“1 bis.De Commissie wijzigt uiterlijk op 1 juli 2026 Uitvoeringsbesluit 2012/119/EU.”
-
aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:
;“Onverminderd het mededingingsrecht van de Unie wordt informatie die als vertrouwelijke bedrijfsinformatie of commercieel gevoelige informatie wordt beschouwd, alleen gedeeld met de Commissie en, nadat zij een vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsovereenkomst hebben getekend, met ambtenaren en andere personeelsleden van de overheid die lidstaten of agentschappen van de Unie vertegenwoordigen. Informatie wordt op zodanige wijze geanonimiseerd dat deze niet verwijst naar een bepaalde exploitant of installatie, wanneer deze wordt gedeeld met de andere belanghebbenden die betrokken zijn bij de in lid 1 bedoelde uitwisseling van informatie. Niet-geanonimiseerde informatie mag alleen worden gedeeld in gevallen waarin het anonimiseren van de informatie geen doeltreffende uitwisseling van informatie over BBT’s mogelijk zou maken in het kader van het opstellen, evalueren en, waar nodig, actualiseren van BBT-referentiedocumenten, met vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu en vertegenwoordigers van verenigingen die de relevante industriële sectoren vertegenwoordigen, naargelang het geval, en wanneer dergelijke vertegenwoordigers van organisaties en verenigingen een vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsovereenkomst hebben ondertekend. De uitwisseling van informatie die als vertrouwelijke bedrijfsinformatie of commercieel gevoelige informatie wordt beschouwd, blijft strikt beperkt tot wat technisch nodig is om BBT-referentiedocumenten op te stellen, te evalueren en waar nodig te actualiseren, en dergelijke vertrouwelijke bedrijfsinformatie of gevoelige commerciële informatie wordt niet voor andere doeleinden gebruikt.”
-
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
;“De Commissie richt een forum op, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu, en roept dat op gezette tijden bijeen.”
-
in lid 3, tweede alinea, wordt punt d) vervangen door:
;-
richtsnoeren voor de opstelling van BBT-referentiedocumenten en voor de kwaliteitsborging ervan, inclusief de geschiktheid van de inhoud en de structuur van de documenten.”
-
-
het volgende lid wordt ingevoegd:
;“3 bis.De Commissie wint het advies in van het forum over de methode voor de beoordeling van de naleving van de in de vergunning opgenomen emissiegrenswaarden met betrekking tot emissies in de lucht en in het water, zoals bepaald in artikel 15 bis.”
-
aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:
;“Het advies van het forum waarnaar wordt verwezen in de eerste alinea wordt binnen zes maanden na de laatste bijeenkomst van de technische werkgroep die verantwoordelijk is voor dat BBT-referentiedocument ingediend.”
-
lid 6 wordt vervangen door:
;“6.Na de aanneming van een besluit overeenkomstig lid 5 maakt de Commissie de BBT-conclusies en het BBT-referentiedocument onverwijld toegankelijk voor het publiek.”
-
-
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
de eerste alinea wordt vervangen door:
;“De lidstaten zorgen ervoor dat de vergunning alle maatregelen omvat die nodig zijn om te voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 11 en 18. Daartoe zien de lidstaten erop toe dat de vergunningen worden verleend na raadpleging van alle betrokken autoriteiten die verantwoordelijkheid dragen voor de naleving van de milieuwetgeving van de Unie, met inbegrip van de milieukwaliteitsnormen.”
-
in de tweede alinea wordt punt a) vervangen door:
;-
emissiegrenswaarden voor de verontreinigende stoffen van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 166/2006, en voor andere verontreinigende stoffen, die in significante hoeveelheden uit de betrokken installatie kunnen vrijkomen, gelet op hun aard, hun gevaarlijke eigenschappen en hun potentieel voor overdracht van verontreiniging tussen milieucompartimenten, rekening houdend met de variatie in de dynamiek van waterstroming in ontvangende waterlichamen;”
-
-
in de tweede alinea worden de volgende punten ingevoegd:
;-
grenswaarden voor milieuprestaties overeenkomstig artikel 15, lid 4;
-
passende voorschriften voor de beoordeling van de noodzaak van het voorkomen of verminderen van de emissies van stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57 of stoffen die onder de in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde beperkingen vallen;”
-
-
in de tweede alinea wordt punt b) vervangen door:
;-
passende voorschriften ter bescherming van bodem, grondwater, oppervlaktewater en de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn (EU) 2020/2184, en maatregelen voor de monitoring en het beheer van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen;”
-
-
in de tweede alinea worden de volgende punten ingevoegd:
;-
passende voorschriften tot vaststelling van de kenmerken van een milieubeheersysteem overeenkomstig artikel 14 bis;
-
passende monitoringvoorschriften voor het verbruik en hergebruik van hulpbronnen zoals energie, water en grondstoffen;”
-
-
aan de tweede alinea, punt d), wordt het volgende punt toegevoegd:
;-
informatie over de vorderingen bij de verwezenlijking van de in artikel 14 bis genoemde doelstellingen van het milieubeleid;”
-
-
in de tweede alinea wordt punt e) vervangen door:
;-
passende eisen voor het regelmatig onderhoud en bewaken van maatregelen die worden genomen ter voorkoming van emissies in de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater op grond van punt b), en passende eisen inzake de periodieke monitoring van bodem, oppervlaktewater en grondwater met betrekking tot relevante gevaarlijke stoffen die op het terrein kunnen worden aangetroffen, rekening houdend met de mogelijkheid van bodem-, oppervlaktewater- en grondwaterverontreiniging op het terrein van de installatie.”
-
-
in de tweede alinea wordt punt h) vervangen door:
;-
voorwaarden voor het beoordelen van de naleving van de emissiegrenswaarden en grenswaarden voor milieuprestaties of een verwijzing naar de elders omschreven toepasselijke eisen.”
-
-
-
-
het volgende artikel wordt ingevoegd:
1.De lidstaten verlangen dat de exploitant voor elke installatie die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, een milieubeheersysteem (MBS) opzet en uitvoert. Het MBS moet de elementen die zijn opgesomd in lid 2 bevatten en voldoen aan de relevante BBT-conclusies die bepalen welke aspecten in het MBS aan bod moeten komen.
2.Het MBS bevat ten minste het volgende:
-
milieubeleidsdoelstellingen voor de continue verbetering van de milieuprestaties en de veiligheid van de installatie, die maatregelen omvatten om:
-
het ontstaan van afvalstoffen te voorkomen,
-
het gebruik van hulpbronnen en energie en hergebruik van water te optimaliseren,
-
het gebruik of emissies van gevaarlijke stoffen te voorkomen of te verminderen;
-
-
doelstellingen en prestatie-indicatoren met betrekking tot belangrijke milieuaspecten, waarbij rekening wordt gehouden met in de desbetreffende BBT-conclusies vastgestelde benchmarks;
-
voor installaties waarvoor de verplichting geldt om een energieaudit uit te voeren of een energiebeheersysteem toe te passen op grond van artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU, opneming van de resultaten van die audit of van de toepassing van het energiebeheersysteem op grond van artikel 8 van en bijlage VI bij die richtlijn en van de maatregelen om de aanbevelingen van die audit of dat energiebeheersysteem uit te voeren;
-
een inventarisatie van de gevaarlijke chemische stoffen die in de installatie aanwezig zijn of daaruit worden uitgestoten als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen of als onderdeel van mengsels, met bijzondere aandacht voor de stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en stoffen die onder de in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde beperkingen vallen, en een risicobeoordeling van de gevolgen van die stoffen voor de menselijke gezondheid en voor het milieu, alsmede een analyse van de mogelijkheden om ze door veiliger alternatieven te vervangen of het gebruik of de emissies ervan te verminderen;
-
de maatregelen die zijn genomen om de milieudoelstellingen te verwezenlijken en risico’s voor de menselijke gezondheid of het milieu te voorkomen, met inbegrip van corrigerende en preventieve maatregelen waar nodig;
-
een transformatieplan als bedoeld in artikel 27 quinquies.
3.De mate van gedetailleerdheid van het MBS strookt met de aard, omvang en complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
Als elementen die in het MBS moeten worden opgenomen, met inbegrip van doelstellingen, prestatie-indicatoren of maatregelen, al overeenkomstig andere relevante wetgeving van de Unie zijn ontwikkeld en aan dit artikel voldoen, volstaat een verwijzing in het MBS naar de desbetreffende documenten.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de relevante informatie die is beschreven in het MBS en opgesomd in lid 2 kosteloos op het internet beschikbaar wordt gesteld, zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers.
De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2025 een uitvoeringshandeling vast inzake de informatie die relevant is voor bekendmaking. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Informatie kan worden geanonimiseerd of indien dat niet mogelijk is, achterwege worden gelaten bij publicatie op het internet, indien de openbaarmaking van de informatie een van de in artikel 4, lid 2, punten a) tot en met h), van Richtlijn 2003/4/EG genoemde belangen zou schaden.
Uiterlijk op 1 juli 2027 zet de exploitant het MBS op en voert het uit overeenkomstig de relevante BBT-conclusies voor de sector, met uitzondering van installaties als bedoeld in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2024/1785 van het Europees Parlement en de Raad(*).
Het MBS wordt periodiek geëvalueerd om ervoor te zorgen dat het nog steeds geschikt, adequaat en doeltreffend is.
Uiterlijk op 1 juli 2027 wordt het MBS voor het eerst onderworpen aan een audit, met uitzondering van installaties als bedoeld in artikel 3, lid 4, van Richtlijn (EU) 2024/1785. Het MBS wordt ten minste iedere drie jaar gecontroleerd door een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 is geaccrediteerd of door een geaccrediteerde of over een vergunning beschikkende milieuverificateur als gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Verordening (EG) nr. 1221/2009, die nagaat of het MBS en de uitvoering ervan voldoen aan dit artikel.
-
-
artikel 15 wordt vervangen door:
;1.De emissiegrenswaarden voor verontreinigende stoffen gelden op het punt waar de emissies de installatie verlaten en worden bepaald zonder rekening te houden met een eventuele voorafgaande verdunning.
Voor indirecte lozingen van verontreinigende stoffen in water mag bij de bepaling van de emissiegrenswaarden van de betrokken installatie rekening worden gehouden met het effect van een buiten de installatie gelegen afvalwaterzuiveringsinstallatie, op voorwaarde dat dit niet leidt tot hogere niveaus van milieuverontreiniging, dat een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu als geheel wordt gewaarborgd en dat de exploitant er in overleg met de exploitant van de afvalwaterzuiveringsinstallatie voor zorgt dat de indirecte lozingen de naleving van de bepalingen van de vergunning van de afvalwaterzuiveringsinstallatie uit hoofde van deze richtlijn of de specifieke vergunning uit hoofde van Richtlijn 91/271/EEG niet in gevaar brengen, en dat aan alle onderstaande eisen wordt voldaan:
-
de vrijgekomen verontreinigende stoffen hinderen niet de werking van de afvalwaterzuiveringsinstallatie of de capaciteit met betrekking tot de recuperatie van hulpbronnen uit de stroom van de afvalwaterzuivering;
-
de vrijgekomen verontreinigende stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid van het personeel dat werkzaam is in opvangsystemen en afvalwaterzuiveringsinstallaties;
-
de afvalwaterzuiveringsinstallatie is ontworpen en uitgerust om de vrijgekomen verontreinigende stoffen te verminderen;
-
de totale belasting van de betrokken verontreinigende stoffen die uiteindelijk in het water terechtkomen, wordt niet groter dan wanneer de emissies van de betrokken installatie zouden blijven voldoen aan de emissiegrenswaarden die overeenkomstig lid 3 van dit artikel voor directe lozingen zijn vastgesteld, onverminderd strengere maatregelen die op grond van artikel 18 vereist zijn.
De bevoegde autoriteit zet in een bijlage bij de vergunningsvoorwaarden de redenen uiteen voor de toepassing van de tweede alinea, met inbegrip van het resultaat van de beoordeling door de exploitant van de vervulling van de opgelegde voorwaarden.
De exploitant legt een bijgewerkte beoordeling voor in gevallen waarin de vergunningsvoorwaarden moeten worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat aan de eisen van de tweede alinea, punten a) tot en met d), wordt voldaan.
2.Onverminderd artikel 18 zijn de emissiegrenswaarden en de gelijkwaardige parameters en de technische maatregelen, bedoeld in artikel 14, leden 1 en 2, gebaseerd op de BBT’s, zonder dat daarmee het gebruik van een bepaalde techniek of technologie wordt voorgeschreven.
3.De bevoegde autoriteit stelt de strengst mogelijke emissiegrenswaarden vast die door toepassing van de BBT’s in de installatie kunnen worden bereikt, rekening houdend met de volledige bandbreedte van de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) om ervoor te zorgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de BBT-GEN’s zoals vastgesteld in de in artikel 13, lid 5, bedoelde besluiten over BBT-conclusies. De emissiegrenswaarden worden gebaseerd op een beoordeling door de exploitant van de volledige BBT-GEN-bandbreedte, waarin de exploitant analyseert of het haalbaar is aan het strengste uiterste van de BBT-GEN-bandbreedte te voldoen en waarin de beste algehele prestaties worden aangetoond die de installatie kan behalen door de BBT’s toe te passen zoals beschreven in de BBT-conclusies, rekening houdend met mogelijke effecten op andere milieucompartimenten. De emissiegrenswaarden worden vastgesteld door:
-
de emissiegrenswaarden vast te stellen, uitgedrukt voor dezelfde of kortere perioden en voor dezelfde referentieomstandigheden als de BBT-GEN’s, of
-
de emissiegrenswaarden vast te stellen die, wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden, verschillen van de onder a) bedoelde emissiegrenswaarden.
Wanneer de emissiegrenswaarden zijn vastgesteld in overeenstemming met punt b), beoordeelt de bevoegde autoriteit ten minste jaarlijks de resultaten van de monitoring van de emissies, om na te gaan of de emissies in normale bedrijfsomstandigheden niet hoger waren dan de BBT-GEN’s.
De in artikel 6 bedoelde algemene bindende voorschriften kunnen worden toegepast in gevallen waarin de desbetreffende emissiegrenswaarden worden vastgesteld overeenkomstig dit artikel.
Indien er algemene bindende voorschriften worden aangenomen, worden voor categorieën installaties met vergelijkbare kenmerken voor het bepalen van de laagst haalbare emissieniveaus de strengst haalbare emissiegrenswaarden die door toepassing van de BBT’s kunnen worden bereikt, vastgesteld, rekening houdend met de volledige bandbreedte van de BBT-GEN’s. De algemene bindende voorschriften worden door de lidstaat vastgesteld op basis van de informatie in de BBT-conclusies, waarbij wordt geanalyseerd of het haalbaar is aan het strengste uiterste van het BBT-GEN-bandbreedte te voldoen en waarbij de beste prestaties worden aangetoond die die categorieën installaties kunnen behalen door de BBT’s toe te passen zoals beschreven in de BBT-conclusies.
4.Onverminderd artikel 9, lid 2, stelt de bevoegde autoriteit, voor normale bedrijfsomstandigheden, bindende bereiken voor milieuprestaties vast die gedurende een of meer perioden niet mogen worden overschreden, zoals vastgesteld in de in artikel 13, lid 5, bedoelde besluiten over BBT-conclusies.
Daarnaast stelt de bevoegde autoriteit:
-
voor normale bedrijfsomstandigheden grenswaarden voor milieuprestaties met betrekking tot water vast, rekening houdend met mogelijke effecten op andere milieucompartimenten, die gedurende een of meer perioden niet mogen worden overschreden en die niet minder streng zijn dan de in de eerste alinea bedoelde bindende bandbreedtes;
-
voor normale bedrijfsomstandigheden indicatieve milieuprestatieniveaus vast met betrekking tot afval en andere hulpbronnen dan water, die niet minder streng zijn dan de in de eerste alinea bedoelde bindende bandbreedtes.
5.In afwijking van lid 3, en onverminderd artikel 18, kan de bevoegde autoriteit in specifieke gevallen emissiegrenswaarden vaststellen die hoger liggen dan de BBT-GEN’s. Een dergelijke afwijking is enkel toegestaan indien uit een beoordeling blijkt dat het halen van BBT-GEN’s zoals beschreven in de BBT-conclusies zou leiden tot buitensporig hogere kosten in verhouding tot de milieuvoordelen, dit als gevolg van:
-
de geografische ligging of de plaatselijke milieuomstandigheden van de betrokken installatie, of
-
de technische kenmerken van de betrokken installatie.
De bevoegde autoriteit neemt in een bijlage bij de vergunningsvoorwaarden de redenen op om af te wijken van lid 3 en het resultaat van de beoordeling als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, alsmede de onderbouwing van de opgelegde voorwaarden.
De overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde emissiegrenswaarden mogen echter niet hoger zijn dan de in de bijlagen bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden, voor zover die van toepassing zijn.
De overeenkomstig dit lid toegestane afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van bijlage II. De bevoegde autoriteit waarborgt dat de exploitant een analyse verstrekt van de impact van de afwijking op de concentratie van de desbetreffende verontreinigende stoffen in het ontvangende milieu en waarborgt hoe dan ook dat er geen aanzienlijke verontreiniging wordt veroorzaakt en dat een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt bereikt. Afwijkingen worden niet toegestaan wanneer zij de naleving van milieukwaliteitsnormen zoals bedoeld in artikel 18 in gevaar kunnen brengen.
De bevoegde autoriteit beoordeelt of overeenkomstig dit lid verleende afwijkingen gerechtvaardigd zijn, iedere vier jaar of, wanneer op grond van artikel 21 een toetsing van de vergunningsvoorwaarden plaatsvindt, als een dergelijke toetsing eerder plaatsvindt dan vier jaar nadat de afwijking is verleend.
De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast om een gestandaardiseerde methode vast te stellen voor de beoordeling van de onevenredigheid tussen de in de eerste alinea bedoelde kosten voor de uitvoering van de BBT-conclusies en potentiële milieuvoordelen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
6.In afwijking van lid 4 kan de bevoegde autoriteit in specifieke gevallen minder strenge bindende bereiken voor milieuprestaties of grenswaarden voor milieuprestaties vaststellen. Een dergelijke afwijking is enkel toegestaan indien uit een analyse blijkt dat het halen van met de beste beschikbare technieken geassocieerde prestatieniveaus zoals beschreven in de BBT-conclusies zal leiden tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu, waarbij wordt gelet op de effecten op andere milieucompartimenten, of aanzienlijke economische gevolgen vanwege:
-
de geografische ligging of de plaatselijke milieuomstandigheden van de betrokken installatie, of
-
de technische kenmerken van de betrokken installatie.
De bevoegde autoriteit neemt in een bijlage bij de vergunningsvoorwaarden de redenen op om af te wijken van lid 4 en het resultaat van de beoordeling als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, alsmede de onderbouwing van de opgelegde voorwaarden.
De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de exploitatie met minder strenge bindende bereiken voor milieuprestaties of grenswaarden voor milieuprestaties geen aanzienlijke milieugevolgen heeft, met inbegrip van uitputting van watervoorraden, en dat hierbij een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt bereikt.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een gestandaardiseerde methode vast voor het uitvoeren van de in de eerste alinea bedoelde beoordeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
7.In afwijking van de leden 3 en 4 en op voorwaarde dat er geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt en alle maatregelen die tot minder verontreiniging leiden, zijn uitgeput, kan de bevoegde autoriteit minder strenge emissiegrenswaarden of grenswaarden voor milieuprestaties vaststellen in geval van een crisis als gevolg van buitengewone omstandigheden buiten de controle van de exploitant en de lidstaten die leiden tot een ernstige verstoring van of een tekort aan:
-
de energievoorziening, mits de zekerheid van de energievoorziening van openbaar belang is,
-
hulpbronnen, materialen of benodigdheden die onmisbaar zijn voor de exploitant om activiteiten uit te voeren in het openbaar belang, met inachtneming van de toepasselijke emissiegrenswaarden of grenswaarden voor milieuprestaties, of
-
essentiële hulpbronnen, materialen of benodigdheden waarbij de productie-output dergelijke tekorten of verstoringen opvangt, om volksgezondheids- of openbare-veiligheidsredenen of om andere dwingende redenen van openbaar belang.
De afwijking mag maximaal drie maanden gelden. Indien de redenen die het toestaan van een afwijking rechtvaardigen aanwezig blijven, kan de afwijking met maximaal drie maanden worden verlengd.
Zodra de omstandigheden voor bevoorrading zijn hersteld of wanneer er een alternatief is voor de energievoorziening, hulpbronnen, materialen of benodigdheden, zorgt de lidstaat ervoor dat zijn besluit om minder strenge emissiegrenswaarden en grenswaarden voor milieuprestaties vast te stellen, niet langer geldt en voldoet de installatie aan de vergunningsvoorwaarden die overeenkomstig de leden 3 en 4 zijn vastgesteld.
De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de emissies als gevolg van de in de eerste alinea bedoelde afwijking worden gemonitord.
De bevoegde autoriteit maakt informatie over de afwijking en de opgelegde voorwaarden openbaar overeenkomstig artikel 24, lid 2.
De Commissie kan, indien nodig, de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van dit lid evalueren en verder verduidelijken door middel van richtsnoeren.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke krachtens dit lid toegestane afwijking, met opgave van de redenen die het toestaan van de afwijking rechtvaardigen en met vermelding van de opgelegde voorwaarden.
De Commissie beoordeelt of de toegestane afwijking gerechtvaardigd is, met inachtneming van de in dit lid vastgestelde criteria. Indien de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving door de lidstaat bezwaar maakt, herziet de lidstaat de afwijking onverwijld om aan het bezwaar gevolg te geven.”
-
-
het volgende artikel wordt ingevoegd:
;1.Voor de beoordeling van de naleving onder normale bedrijfsomstandigheden van de emissiegrenswaarden overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder h), mag de correctie die op de metingen ter bepaling van de gevalideerde gemiddelde emissiewaarden wordt toegepast, de meetonzekerheid van de meetmethode niet overschrijden.
2.De Commissie stelt uiterlijk op 1 september 2026 een uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van de methode voor het beoordelen van de naleving onder normale bedrijfsomstandigheden van de in de vergunning opgenomen emissiegrenswaarden met betrekking tot emissies in de lucht en het water. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De in de eerste alinea bedoelde methode betreft ten minste de bepaling van gevalideerde gemiddelde emissiewaarden en geeft aan hoe bij de beoordeling van de naleving rekening moet worden gehouden met de meetonzekerheid en de frequentie waarmee de emissiegrenswaarden worden overschreden.
3.Wanneer een installatie die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, tevens onder het toepassingsgebied van hoofdstuk III of IV valt, en de naleving van de overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde emissiegrenswaarden is aangetoond op grond van lid 1 van dit artikel, wordt de installatie geacht ook te voldoen aan de overeenkomstig hoofdstuk III of IV vastgestelde emissiegrenswaarden voor de betrokken verontreinigende stoffen onder normale bedrijfsomstandigheden.”
-
in artikel 16 wordt lid 2 vervangen door:
;“2.De frequentie van de in artikel 14, lid 1, punt e), bedoelde periodieke monitoring wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld in een vergunning voor elke afzonderlijke installatie of in algemene bindende voorschriften.
Onverminderd de eerste alinea wordt de periodieke monitoring ten minste eenmaal om de vier jaar voor grondwater en ten minste eenmaal om de negen jaar voor de bodem uitgevoerd zoals aangegeven in de BBT-conclusies indien van toepassing, tenzij de monitoring is gebaseerd op een systematische evaluatie van het risico op vervuiling.”
-
aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:
;“3.Bij de kwaliteitscontrole van laboratoria die de monitoring uitvoeren, worden de CEN-normen gebruikt of, indien er geen CEN-normen bestaan, de ISO-normen, dan wel nationale of internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit waarborgen.”
-
aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:
;“4.Indien uit de in artikel 15, lid 5, bedoelde beoordeling blijkt dat de afwijking een kwantificeerbaar of meetbaar effect op het milieu zal hebben, zorgen de lidstaten ervoor dat de concentratie van de betrokken verontreinigende stoffen in het ontvangende milieu wordt gemonitord. Voor zover relevant worden de in andere relevante Uniewetgeving vastgestelde monitoring- en meetmethoden voor iedere verontreinigende stof gebruikt ten behoeve van de in dit lid bedoelde monitoring.”
-
artikel 18 wordt vervangen door:
;Indien met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden worden vereist dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden in de vergunning extra maatregelen opgenomen met het oog op de vermindering van de specifieke bijdrage van de installatie tot de verontreiniging die in het betrokken gebied optreedt, onverminderd andere maatregelen die kunnen worden genomen om te voldoen aan milieukwaliteitsnormen.
Indien overeenkomstig de eerste alinea strengere voorwaarden zijn opgenomen in de vergunning, beoordeelt de bevoegde autoriteit de impact van de strengere voorwaarden op de concentratie van de betrokken verontreinigende stoffen in het ontvangende milieu.
Indien de door de installatie uitgestoten vracht verontreinigende stoffen een kwantificeerbaar of meetbaar effect op het milieu heeft, zorgen de lidstaten ervoor dat de concentratie van de betrokken verontreinigende stoffen in het ontvangende milieu wordt gemonitord. De resultaten van deze monitoring worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit.
Voor zover voor elke betrokken verontreinigende stof monitoring- en meetmethoden worden voorgeschreven in andere relevante Uniewetgeving, worden deze methoden, inclusief resultaatgerichte methoden, indien toepasselijk, gebruikt ten behoeve van de in de derde alinea bedoelde monitoring.”
-
in artikel 20 wordt lid 1 vervangen door:
;“1.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de exploitant tijdig en in elk geval vóór de uitvoering van een wijziging of uitbreiding de bevoegde autoriteit in kennis stelt van elke geplande wijziging van de aard of de werking, of van een uitbreiding van de installatie die gevolgen kan hebben voor het milieu. Zo nodig stelt de bevoegde autoriteit de vergunning bij. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit tijdig reageert op de door de exploitant verstrekte informatie.”
-
in artikel 21, lid 3, eerste alinea, wordt punt a) vervangen door:
;-
alle vergunningsvoorwaarden voor de betrokken installatie worden getoetst en, indien noodzakelijk, geactualiseerd om ervoor te zorgen dat de voorschriften van deze richtlijn en, met name, artikel 15, leden 3, 4 en 5, indien van toepassing, worden nageleefd;”
-
-
in artikel 21, lid 5, wordt punt c) vervangen door:
;-
indien aan een milieukwaliteitsnorm als bedoeld in artikel 18 moet worden voldaan, ook in het geval van een nieuwe of herziene kwaliteitsnorm of wanneer de toestand van het ontvangende milieu een herziening van de vergunning vereist om te voldoen aan plannen en programma’s die zijn vastgesteld uit hoofde van Uniewetgeving;”
-
-
aan artikel 21, lid 5, wordt het volgende punt toegevoegd:
;-
in het geval van een verzoek van de exploitant om verlenging van de exploitatieduur van een installatie die de in bijlage I, punt 5.4, bedoelde activiteit uitvoert.”
-
-
in artikel 23, lid 4, wordt de vijfde alinea vervangen door:
;“De Commissie stelt richtsnoeren vast betreffende de criteria voor de beoordeling van milieurisico’s, en indien toepasselijk actualiseert zij deze.”
-
artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
punt d) wordt vervangen door:
;-
de bijstelling van een vergunning of van de vergunningsvoorwaarden voor een installatie overeenkomstig artikel 21, lid 5;”
-
-
het volgende punt wordt toegevoegd:
;-
de bijstelling van een vergunning overeenkomstig artikel 21, lid 3, of artikel 21, lid 4.”
-
-
-
lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
-
de inleidende formule wordt vervangen door:
;“2.Wanneer een besluit over de verlening, toetsing of bijstelling van een vergunning is genomen, stelt de bevoegde autoriteit de volgende informatie met betrekking tot de punten a), b) en f) kosteloos ter beschikking van het publiek, onder meer systematisch via het internet, op een gemakkelijk te vinden website en zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers:”
-
de punten a) en c) worden vervangen door:
;-
de inhoud van het besluit, waaronder een afschrift van de vergunning en eventuele latere bijstellingen, in voorkomend geval inclusief de geconsolideerde vergunningsvoorwaarden;”;
-
de resultaten van de inspraak die aan het nemen van het besluit vooraf is gegaan, met inbegrip van de inspraak krachtens artikel 26, en een toelichting van de wijze waarop daarmee rekening is gehouden in dat besluit;”
-
-
punten e) en f) worden vervangen door:
;-
de manier waarop de in artikel 14 bedoelde vergunningsvoorwaarden, waaronder de emissiegrenswaarden, milieuprestatieniveaus en grenswaarden voor milieuprestaties, zijn vastgesteld in relatie tot de beste beschikbare technieken en de emissieniveaus en milieuprestatieniveaus die met de beste beschikbare technieken geassocieerd zijn;
-
indien overeenkomstig artikel 15 een afwijking is toegestaan, de specifieke redenen voor die afwijking op basis van de in dat lid vastgelegde criteria en de opgelegde voorwaarden.”
-
-
-
lid 3 wordt vervangen door:
;“3.De bevoegde autoriteit stelt eveneens de volgende informatie kosteloos ter beschikking van het publiek, onder meer systematisch via het internet of op een gemakkelijk te vinden website en zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers:
-
relevante informatie over de maatregelen die de exploitant overeenkomstig artikel 22 bij de definitieve stopzetting van de activiteiten heeft genomen;
-
de in het bezit van de bevoegde autoriteit zijnde resultaten van de emissiemonitoring zoals vereist in de vergunningsvoorwaarden;
-
de resultaten van de in artikel 16, lid 4, en in artikel 18 bedoelde monitoring.”
-
-
-
aan artikel 25, lid 1, worden de volgende alinea’s toegevoegd:
;“De procesbevoegdheid in de beroepsprocedure wordt niet afhankelijk gemaakt van de rol die het betrokken lid van het publiek heeft gespeeld tijdens een inspraakfase van de besluitvormingsprocedures krachtens deze richtlijn.
De beroepsprocedure is eerlijk, billijk, snel en niet onevenredig kostbaar, en voorziet in passende en doeltreffende middelen, met inbegrip van, zo nodig, een rechterlijk bevel.”
-
in artikel 26 worden de leden 1 en 2 vervangen door:
;“1.Wanneer een lidstaat constateert dat de exploitatie van een installatie significante negatieve effecten op het milieu van een andere lidstaat zou kunnen hebben of wanneer een lidstaat die significante schade zou kunnen lijden, daarom verzoekt, doet de lidstaat op het grondgebied waarvan de aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 4 of artikel 20, lid 2, is ingediend, de andere lidstaat alle informatie die op grond van bijlage IV verstrekt moet worden of beschikbaar moet worden gesteld, toekomen op het tijdstip waarop hij die informatie beschikbaar stelt voor het publiek. Op basis van die informatie vindt raadpleging plaats tussen de twee lidstaten, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de opmerkingen van de lidstaat die aanzienlijke schade zou kunnen lijden, worden verstrekt voordat de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de aanvraag voor een vergunning is ingediend, haar besluit neemt. Indien binnen de raadplegingstermijn van het betrokken publiek geen opmerkingen worden ingediend door de lidstaat die significante schade zou kunnen lijden, zet de bevoegde autoriteit de vergunningsprocedure voort.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen de aanvraag voor een vergunning ook voor opmerkingen ter beschikking wordt gesteld van het publiek van de lidstaat die aanzienlijke significante schade zou kunnen lijden, en even lang beschikbaar blijft als in de lidstaat waar de aanvraag werd ingediend.”
-
na artikel 26 wordt de volgende titel ingevoegd:
;“ HOOFDSTUK II BIS
INNOVATIE MOGELIJK MAKEN EN STIMULEREN”
-
Artikel 27 wordt vervangen door:
;De lidstaten stimuleren, waar passend, de ontwikkeling en toepassing van technieken in opkomst, in het bijzonder wanneer die technieken zijn aangewezen in de BBT-conclusies, de BBT-referentiedocumenten of de bevindingen van het in artikel 27 bis bedoelde innovatiecentrum voor industriële transformatie en emissies.”
-
de volgende artikelen worden ingevoegd:
;1.De Commissie richt een innovatiecentrum voor industriële transformatie en emissies (het “centrum” of “INCITE”) op en exploiteert dit.
2.Het centrum verzamelt en analyseert informatie over innoverende technieken, met inbegrip van technieken in opkomst en transformatieve technieken, die onder meer bijdragen aan het minimaliseren van verontreiniging, decarbonisatie, hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie die minder of veiligere chemische stoffen gebruikt, en die relevant zijn voor activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, en karakteriseert het ontwikkelingsniveau en de milieuprestaties ervan. De Commissie houdt rekening met de bevindingen van het centrum bij de opstelling van het werkprogramma voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 13, lid 3, punt b), en bij de opstelling, evaluatie en het actualiseren van de BBT-referentiedocumenten als bedoeld in artikel 13, lid 1.
3.Het centrum wordt bijgestaan door:
-
vertegenwoordigers van de lidstaten;
-
relevante overheidsinstellingen;
-
relevante onderzoeksinstellingen;
-
onderzoeks- en technologie-organisaties;
-
vertegenwoordigers van de betrokken bedrijfstakken en de landbouwers;
-
aanbieders van technologie;
-
niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu;
-
de Commissie.
4.Het centrum zal zijn bevindingen bekendmaken, met inachtneming van de beperkingen die bij artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn 2003/4/EG zijn vastgesteld.
De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met de nadere regelingen die nodig zijn voor de oprichting en de werking van het centrum. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Onverminderd artikel 18 kan de bevoegde autoriteit voor het testen van technieken in opkomst tijdelijke afwijkingen toestaan van de eisen van artikel 15, leden 2, 3 en 4, en van de beginselen van artikel 11, punten a) en b), en wel voor een totale duur van ten hoogste 30 maanden, op voorwaarde dat na de in de vergunning vermelde periode hetzij met het testen van de techniek wordt gestopt, hetzij de activiteit de BBT-GEN’s haalt.
In afwijking van artikel 21, lid 3, kan de bevoegde autoriteit de volgende waarden vaststellen:
-
emissiegrenswaarden die ervoor zorgen dat binnen zes jaar na de bekendmaking van een besluit over BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13, lid 5, met betrekking tot de hoofdactiviteit van een installatie, de emissies, bij normale bedrijfsomstandigheden, met technieken in opkomst geassocieerde emissieniveaus als vastgesteld in de besluiten over BBT-conclusies niet overschrijden;
-
indicatieve milieuprestatiewaarden die stroken met de besluiten over BBT-conclusies.
1.De lidstaten eisen dat exploitanten uiterlijk op 30 juni 2030 in hun MBS een indicatief transformatieplan opnemen dat hun activiteiten dekt als bedoeld in de punten 1, 2, 3, 4 en 6.1, a) en b), van bijlage I. Het transformatieplan bevat informatie over de manier waarop de exploitant de installatie in de periode 2030-2050 zal transformeren om bij te dragen aan de totstandkoming van een duurzame, schone, circulaire, hulpbronnen-efficiënte en klimaatneutrale economie uiterlijk in 2050, in voorkomend geval met inbegrip van ingrijpende industriële transformatie als bedoeld in artikel 27 sexies.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 14 bis, lid 4, zesde alinea bedoelde auditorganisatie uiterlijk een jaar na de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde termijn beoordeelt of de in de eerste alinea van dit lid bedoelde transformatieplannen in overeenstemming zijn met de vastgestelde eisen van de in lid 5 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling.
2.De lidstaten eisen dat de exploitant in het kader van de evaluatie van de vergunningsvoorwaarden op grond van artikel 21, lid 3, na de bekendmaking van de besluiten over BBT-conclusies na 1 januari 2030, in zijn MBS een transformatieplan opneemt voor elke installatie waarin een in bijlage I genoemde activiteit wordt uitgevoerd die niet in lid 1 van dit artikel is genoemd. Het transformatieplan bevat informatie over de manier waarop de exploitant de installatie in de periode 2030-2050 zal transformeren om bij te dragen aan de totstandkoming van een duurzame, schone, circulaire en klimaatneutrale economie uiterlijk in 2050, overeenkomstig de vastgestelde eisen van de in lid 5 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 14 bis, lid 4, zesde alinea, bedoelde auditorganisatie uiterlijk een jaar na de afronding van de in artikel 21, lid 3, bedoelde toetsing beoordeelt of de in de eerste alinea bedoelde transformatieplannen in overeenstemming zijn met de eisen die zijn vastgesteld in de in lid 5 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling.
3.Wanneer twee of meer installaties onder controle staan van dezelfde exploitant, of wanneer de installaties onder controle staan van verschillende exploitanten die deel uitmaken van dezelfde onderneming, in dezelfde lidstaat, kunnen die installaties onder één transformatieplan vallen.
Wanneer elementen van de transformatieplannen reeds overeenkomstig andere wetgeving van de Unie zijn ontwikkeld en aan dit artikel voldoen, kan in het transformatieplan worden verwezen naar de desbetreffende documenten.
4.De exploitant maakt zijn transformatieplan, actualiseringen van het transformatieplan, en de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde beoordeling openbaar, als onderdeel van de openbaarmaking van relevante informatie die is beschreven in het MBS als bedoeld in artikel 14 bis, lid 4.
5.De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2026 een gedelegeerde handeling vast om deze richtlijn aan te vullen door de inhoud van de transformatieplannen te specificeren, op basis van de krachtens de leden 1, 2 en 3 vereiste informatie.
Uiterlijk op 31 december 2034 evalueert de Commissie de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling en herziet zij deze in voorkomend geval.
1.Onverminderd artikel 18 kan de bevoegde autoriteit, in het geval van ingrijpende industriële transformatie van de installatie zoals uiteengezet in het desbetreffende transformatieplan voor de installatie, de termijn waarbinnen de installatie aan de in artikel 21, lid 3, bedoelde geactualiseerde vergunningsvoorwaarden moet voldoen, verlengen tot maximaal acht jaar, op voorwaarde dat:
-
de vergunning voor de installatie een beschrijving bevat van de ingrijpende industriële transformatie, de emissieniveaus en de hulpbronnen-efficiëntie die zullen worden bereikt, alsook het tijdschema en de mijlpalen voor de uitvoering;
-
de exploitant jaarlijks aan de bevoegde autoriteit verslag uitbrengt over de vooruitgang bij de uitvoering van de ingrijpende industriële transformatie, en
-
de bevoegde autoriteit tijdens de voor de transformatie van de installatie toegestane termijn ervoor zorgt dat er geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt en dat een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt bereikt.
De lidstaten stellen de Commissie, in het kader van hun verslaglegging aan de Commissie uit hoofde van artikel 72, ten minste eenmaal per jaar in kennis van de afwijkingen die zijn toegestaan.
2.Onverminderd de artikelen 18 en 22 kan de bevoegde autoriteit, in het geval van een ingrijpende industriële transformatie waarbij een installatie wordt gesloten en vervangen door een nieuwe installatie zoals vermeld in het desbetreffende transformatieplan voor de installatie, en die voltooid moet zijn binnen acht jaar na de bekendmaking van besluiten over BBT-conclusies, overeenkomstig artikel 13, lid 5, met betrekking tot de hoofdactiviteit van de bestaande installatie, ontheffing verlenen van de verplichting om de vergunning te actualiseren overeenkomstig artikel 21, lid 3, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
-
de vergunning voor de bestaande installatie bevat een beschrijving van het sluitingsplan alsook het bijbehorende tijdschema en de bijbehorende mijlpalen;
-
de exploitant brengt jaarlijks aan de bevoegde autoriteit verslag uit over de voortuitgang met betrekking tot het sluitingsplan voor de bestaande installatie en de vervanging ervan door een nieuwe installatie;
-
tijdens de periode die aan de sluiting van de installatie voorafgaat, zorgt ervoor de bevoegde autoriteit dat er geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt en dat een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt bereikt.
De lidstaten stellen de Commissie, in het kader van hun verslaglegging uit hoofde van artikel 72, ten minste eenmaal per jaar in kennis van de toegestane afwijkingen.”
-
-
in artikel 30 wordt lid 5 vervangen door:
;“5.De bevoegde autoriteit kan voor een periode van ten hoogste zes maanden een afwijking toestaan van de verplichting tot het naleven van de in de leden 2 en 3 bedoelde emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, ten aanzien van een stookinstallatie waar voor dat doel normaliter laagzwavelige brandstof wordt verstookt, indien de exploitant wegens een onderbreking in de bevoorrading van laagzwavelige brandstof ten gevolge van een ernstig tekort aan dergelijke brandstoffen niet in staat is die grenswaarden in acht te nemen.
De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke krachtens de eerste alinea toegestane afwijking, met inbegrip van de redenen die de afwijking rechtvaardigen en de opgelegde voorwaarden.”
-
in artikel 30, lid 6, wordt de derde alinea vervangen door:
;“De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke krachtens de eerste alinea toegestane afwijking, met inbegrip van de redenen die de afwijking rechtvaardigen en de opgelegde voorwaarden.”
-
het volgende artikel wordt ingevoegd:
;1.De lidstaten kunnen tot en met 31 december 2029 stookinstallaties die op 4 augustus 2024 deel uitmaken van een klein geïsoleerd systeem vrijstellen van naleving van de in artikel 30, lid 2, en artikel 15, lid 3, bedoelde emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof of, indien van toepassing, van de in artikel 31 bedoelde ontzwavelingspercentages. De emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof op grond van de voorschriften van de Richtlijnen 2001/80/EG en 2008/1/EG, die zijn opgenomen in de vergunning voor dergelijke stookinstallaties, worden in elk geval gehandhaafd.
De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de emissies worden gemonitord en dat er geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt. De lidstaten mogen installaties alleen van de emissiegrenswaarden vrijstellen wanneer alle maatregelen die tot minder verontreiniging leiden, zijn uitgeput. De vrijstelling wordt niet langer verleend dan nodig is.
2.Met ingang van 1 januari 2030 voldoen de betrokken stookinstallaties aan de emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof die zijn uiteengezet in deel 2 van bijlage V en aan de in artikel 15, lid 3, bedoelde emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof.
3.De lidstaten die overeenkomstig lid 1 van dit artikel vrijstellingen verlenen, voeren een nalevingsplan uit voor de stookinstallaties waarvoor dergelijke vrijstellingen gelden. Het nalevingsplan bevat informatie over de maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de betrokken installaties uiterlijk op 31 december 2029 voldoen aan de emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof die zijn uiteengezet in deel 2 van bijlage V en aan de in artikel 15, lid 3, bedoelde emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof. Het nalevingsplan bevat ook informatie over maatregelen om de omvang en de duur van de emissies van verontreinigende stoffen in de periode waarop het plan betrekking heeft, tot een minimum te beperken, en informatie over de maatregelen voor het reguleren van de vraag en over de mogelijkheden om op schonere brandstoffen of schonere alternatieven over te schakelen, zoals de uitrol van hernieuwbare energiebronnen en de interconnectie met de netwerken van het vasteland.
4.Uiterlijk op 5 februari 2025 dienen de lidstaten hun nalevingsplan in bij de Commissie. De Commissie toetst de plannen en indien zij binnen twaalf maanden na ontvangst van het plan geen bezwaar heeft gemaakt, gaat de betrokken lidstaat ervan uit dat zijn plan goedgekeurd is. Indien de Commissie bezwaar maakt op grond van het feit dat het plan niet garandeert dat de betrokken installaties uiterlijk op 31 december 2029 aan de voorschriften voldoen of dat de omvang en de duur van de verontreinigende emissies tijdens de periode waarop het plan betrekking heeft, niet tot een minimum worden beperkt, dient de betrokken lidstaat binnen zes maanden na de kennisgeving van de bezwaren van de Commissie een herzien plan in bij de Commissie. Voor de toetsing van een herziene versie van een plan dat een lidstaat aan de Commissie toezendt, bedraagt de in de tweede zin bedoelde termijn zes maanden.
5.De lidstaten brengen uiterlijk op 5 februari 2026 en aan het einde van elk daaropvolgend kalenderjaar verslag uit aan de Commissie over de gemaakte voortgang met betrekking tot de in het nalevingsplan beschreven acties. De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van elke wijziging van het nalevingsplan. Voor de toetsing van een herziene versie van een plan dat een lidstaat aan de Commissie toezendt, bedraagt de in lid 4, tweede zin, bedoelde termijn zes maanden.
6.De lidstaat maakt informatie over de afwijking en de opgelegde voorwaarden openbaar overeenkomstig artikel 24, lid 2.”
-
in artikel 42, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
;“Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vergassings- of pyrolyse-installaties, voor zover de gassen of vloeistoffen die het resultaat zijn van deze thermische behandeling van afvalstoffen voorafgaand aan hun verbranding op zodanige wijze worden behandeld dat:
-
de verbranding lagere emissies veroorzaakt dan de verbranding van de minst verontreinigende op de markt verkrijgbare brandstoffen die in de installatie zouden kunnen worden verbrand;
-
voor andere emissies dan stikstofoxiden, zwaveloxiden en stof, de verbranding geen hogere emissies veroorzaakt dan de verbranding of meeverbranding van afvalstoffen.”
-
-
in artikel 48 wordt lid 1 vervangen door:
;“1.De lidstaten zorgen ervoor dat de monitoring van de emissies plaatsvindt overeenkomstig deel 6 en deel 7 van bijlage VI.
Emissies in de lucht van afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties moeten ook tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden worden gemonitord. Emissies tijdens het opstarten en stilleggen terwijl er geen afval wordt verbrand, met inbegrip van emissies van PCDD’s/PCDF’s en dioxineachtige pcb’s, worden geraamd op basis van uitgevoerde metingen die met regelmatige tussenpozen, bijvoorbeeld om de drie jaar, worden uitgevoerd tijdens het geplande opstarten of stilleggen. Emissies van PCDD’s/PCDF’s en dioxineachtige pcb’s worden zo veel mogelijk voorkomen of tot een minimum beperkt.”
-
in artikel 63 wordt lid 2 vervangen door:
;“2.Wanneer een bestaande installatie een belangrijke wijziging ondergaat of na een belangrijke wijziging voor het eerst onder de richtlijn valt, wordt dat deel van de installatie dat de belangrijke wijziging heeft ondergaan, behandeld als nieuwe installatie.”
-
in artikel 70 wordt lid 3 vervangen door:
;“3.De monitoring wordt verricht overeenkomstig, en het systeem voor kwaliteitsborging van het laboratorium dat de monitoring uitvoert, voldoet aan, de CEN-normen of, indien CEN-normen ontbreken, de ISO-normen, de nationale of andere internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.”
-
na artikel 70 wordt de volgende titel ingevoegd:
;“HOOFDSTUK VI BIS
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR HET HOUDEN VAN PLUIMVEE EN VARKENS”
-
na de titel “Hoofdstuk VI bis” worden de volgende artikelen ingevoegd:
;Dit hoofdstuk is van toepassing op de in bijlage I bis gespecificeerde activiteiten die de in die bijlage gespecificeerde capaciteitsdrempelwaarden bereiken.
1.De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat indien twee of meer installaties voor veehouderijactiviteiten zich in elkaars nabijheid bevinden en de exploitant ervan dezelfde is, of indien de installaties onder controle staan van exploitanten die een economische relatie of rechtsbetrekking met elkaar hebben, de bevoegde autoriteit die installaties voor de berekening van de in artikel 70 bis bedoelde capaciteitsdrempelwaarden als één eenheid kan beschouwen.
De lidstaten zien erop toe dat de in de eerste alinea bedoelde regel niet wordt gebuikt om de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen te omzeilen.
2.Uiterlijk op 5 augustus 2028 publiceert de Commissie, na overleg met de lidstaten, richtsnoeren inzake de criteria op basis waarvan verschillende installaties uit hoofde van lid 1 als één eenheid kunnen worden beschouwd.
1.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat geen enkele binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallende installatie wordt geëxploiteerd zonder een vergunning of registratie en dat de exploitatie van alle installaties die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, voldoet aan de in artikel 70 decies bedoelde eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels.
Om administratieve lasten te voorkomen, mogen de lidstaten gebruikmaken van een soortgelijke, reeds bestaande procedure voor de registratie van installaties.
De lidstaten mogen een vergunningsprocedure toepassen voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij met een capaciteit van:
-
meer dan 40 000 plaatsen voor pluimvee;
-
meer dan 2 000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg, of
-
meer dan 750 plaatsen voor zeugen;
De lidstaten kunnen in de in artikel 6 bedoelde algemene bindende voorschriften eisen opnemen voor bepaalde categorieën installaties die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen.
De lidstaten specificeren de procedure voor het registreren van of het verlenen van een vergunning voor installaties die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen. Deze procedures omvatten ten minste de in lid 2 genoemde informatie.
2.Registraties of aanvragen voor vergunningen bevatten ten minste een beschrijving van:
-
de installatie en de activiteiten die daar plaatsvinden;
-
de diercategorie;
-
de bezettingsdichtheid in VSE per hectare berekend overeenkomstig bijlage I bis, indien nodig;
-
de capaciteit van de installatie;
-
de emissiebronnen van de installatie;
-
de aard en omvang van de voorzienbare emissies van de installatie in elk medium.
3.De aanvraag omvat tevens een niet-technische samenvatting van de in de lid 2 bedoelde informatie.
4.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de exploitant de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis stelt van elke geplande belangrijke wijziging van de installatie die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt en die gevolgen kan hebben voor het milieu. Zo nodig toetst de bevoegde autoriteit de vergunning en wordt deze bijgesteld, of vraagt zij de exploitant om een vergunning aan te vragen of een nieuwe registratie te verrichten.
5.De Commissie beoordeelt de effecten van de uitvoering van de in artikel 70 decies vastgelegde uitvoeringsregels en dient uiterlijk 11 jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 70 decies, lid 2, bedoelde uitvoeringshandeling een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitkomst van die beoordeling.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de exploitant de emissies en de daarmee samenhangende grenswaarden voor milieuprestaties monitort overeenkomstig de in artikel 70 decies bedoelde eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels.
De monitoringgegevens worden verkregen door middel van meetmethoden of, indien dit niet mogelijk is, door middel van berekeningsmethoden zoals het gebruik van emissiefactoren. De methoden die worden gebruikt voor het verkrijgen van de monitoringgegevens worden beschreven in de uitvoeringsregels.
De exploitant registreert en verwerkt alle monitoringresultaten gedurende een periode van ten minste vijf jaar op zodanige wijze dat kan worden geverifieerd of de emissiegrenswaarden en grenswaarden voor milieuprestaties die zijn vastgelegd in de uitvoeringsregels, worden nageleefd.
2.Bij niet-naleving van de emissiegrenswaarden en de grenswaarden voor milieuprestaties die zijn vastgesteld in de in artikel 70 decies bedoelde eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels, eisen de lidstaten dat de exploitant de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat op zo kort mogelijke termijn weer aan de eisen wordt voldaan.
3.De exploitant zorgt ervoor dat het mestbeheer, waaronder het op het land verspreiden van afval, dierlijke bijproducten of andere restproducten die door de installatie worden gegenereerd, geschiedt overeenkomstig de beste beschikbare technieken, zoals gespecificeerd in de uitvoeringsregels, en andere relevante Uniewetgeving en dat dit niet leidt tot aanzienlijke milieuverontreiniging.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat er passende monitoring plaatsvindt overeenkomstig de in artikel 70 decies bedoelde eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels.
2.Alle monitoringresultaten worden op zodanige wijze geregistreerd, verwerkt en gepresenteerd dat de bevoegde autoriteit kan controleren of de in de vergunning opgenomen uitvoeringsregels, emissiegrenswaarden en grenswaarden voor milieuprestaties worden nageleefd die zijn opgenomen in de in artikel 6 bedoelde algemene bindende voorschriften of in de vergunning.
3.De exploitant stelt de gegevens en de informatie als vermeld in lid 2 op verzoek onverwijld ter beschikking aan de bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit kan een dergelijk verzoek doen om na te gaan of eenvormige voorwaarden voor de uitvoeringsregels worden nageleefd. De bevoegde autoriteit doet dat verzoek als een lid van het publiek verzoekt om toegang tot de gegevens of informatie als vermeld in lid 2.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de waarden voor de emissies en de milieuprestatieniveaus overeenkomstig de in artikel 70 decies bedoelde eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels worden gemonitord en dat deze de daarin vastgestelde emissiegrenswaarden en grenswaarden voor milieuprestaties niet overschrijden.
2.De lidstaten zetten een doeltreffend systeem van toezicht op de naleving op, gebaseerd op milieu-inspecties of andere maatregelen, om na te gaan of de voorschriften van dit hoofdstuk worden nageleefd.
3.In geval van niet-naleving van de voorschriften van dit hoofdstuk zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteit de exploitant verplicht, naast de maatregelen die de exploitant krachtens artikel 70 quinquies neemt, alle maatregelen te nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de voorschriften onverwijld worden nageleefd.
Wanneer de niet-naleving een aanzienlijke verslechtering van de plaatselijke lucht-, water- of bodemgesteldheid veroorzaakt, of wanneer zij een aanzienlijk gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of dreigt op te leveren, wordt de exploitatie van de installatie door de bevoegde autoriteit opgeschort totdat de voorschriften weer worden nageleefd.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat het betrokken publiek in een vroeg stadium reële mogelijkheden tot inspraak krijgen bij de volgende procedures:
-
de opstelling van de in artikel 6 bedoelde algemene bindende voorschriften inzake vergunningen voor installaties die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen;
-
het verlenen van een vergunning voor een nieuwe installatie die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt;
-
het verlenen van een bijgestelde vergunning overeenkomstig artikel 70 quater, lid 4), voor elke belangrijke wijziging van een bestaande installatie die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, of
-
de registratieprocedure, indien er geen algemene bindende voorschriften zijn vastgesteld en de lidstaat toestaat dat de installatie enkel wordt geregistreerd.
2.De bevoegde autoriteit stelt de volgende documenten en informatie kosteloos ter beschikking van het publiek, onder meer systematisch via het internet, en zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers:
-
de vergunning of de registratie;
-
de resultaten van de overeenkomstig lid 1 gehouden raadplegingen;
-
de in artikel 6 bedoelde algemene bindende voorschriften die van toepassing zijn op de installaties die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, en
-
de inspectieverslagen van de installaties die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat, in overeenstemming met het toepasselijke nationale rechtsstelsel, leden van het betrokken publiek in beroep kunnen gaan bij een rechtbank of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan om de materiële of formele rechtmatigheid van enig besluit, handelen of nalaten vallend onder dit hoofdstuk aan te vechten, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
-
zij hebben een voldoende belang;
-
zij stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, wanneer het bestuursprocesrecht van een lidstaat dat als voorwaarde stelt.
De procesbevoegdheid in de beroepsprocedure wordt niet afhankelijk gemaakt van de rol die het betrokken lid van het publiek heeft gespeeld tijdens een inspraakfase van de besluitvormingsprocedures krachtens deze richtlijn.
De beroepsprocedure is eerlijk, billijk, tijdig en niet buitensporig kostbaar, en voorziet in adequate en doeltreffende middelen, met inbegrip van, zo nodig, een rechterlijk bevel.
2.De lidstaten bepalen in welk stadium de besluiten, de handelingen of het nalaten kunnen worden aangevochten.
1.De Commissie regelt de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, de betrokken sectoren, niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming en de Commissie voordat zij overeenkomstig lid 2 eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels vaststelt. De uitwisseling van informatie heeft met name betrekking op:
-
de emissie- en milieuprestatieniveaus van installaties en technieken, en andere maatregelen die stroken met bijlage III;
-
de toegepaste technieken, de daarmee samenhangende monitoring, de effecten op alle milieucompartimenten, de economische en technische levensvatbaarheid en de ontwikkelingen in dat verband;
-
de beste beschikbare technieken die worden vastgesteld na bestudering van de in punt a) en b) vermelde elementen;
-
technieken in opkomst.
2.De Commissie stelt uiterlijk op 1 september 2026 een uitvoeringshandeling vast om eenvormige voorwaarden vast te leggen voor uitvoeringsregels voor elk van de in bijlage I bis bedoelde activiteiten.
De eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels stroken met de beste beschikbare technieken voor de activiteiten in bijlage I bis en rekening houden met de aard, soort, omvang en bezettingsdichtheid van die installaties, het aantal dieren per diersoort in gemengde landbouwbedrijven en de specifieke kenmerken van veehouderijen op basis van weidegang, waarbij de dieren slechts in een bepaald seizoen in binnenverblijven worden gehouden. Ze bevatten, indien beschikbaar, ook indicatieve informatie over technieken in opkomst.
Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
3.De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteit de ontwikkelingen op het gebied van de beste beschikbare technieken en de bekendmaking van nieuwe of bijgewerkte eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels volgt of daarvan op de hoogte wordt gehouden.”
-
-
in artikel 72 wordt lid 2 vervangen door:
;“2)Het type, het format en de frequentie van de op grond van lid 1 van dit artikel te verstrekken informatie worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 75, lid 2. Het uitvoeringsbesluit tot vaststelling van het type, het format en de frequentie van de op grond van lid 1 van dit artikel beschikbaar te stellen informatie wordt telkens wanneer dat nodig is en uiterlijk op 5 augustus 2026 bijgewerkt.”
-
in artikel 73, lid 1, worden de eerste en tweede alinea vervangen door:
;“Uiterlijk op 30 juni 2028, en daarna om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze richtlijn. Het verslag bevat informatie over activiteiten waarvoor al dan niet BBT-conclusies zijn vastgesteld op grond van artikel 13, lid 5, van deze richtlijn, en houdt rekening met de dynamiek van de innovatie, met inbegrip van technieken in opkomst, de noodzaak van verdere maatregelen ter voorkoming van verontreiniging en de evaluatie als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2003/87/EG.
Dat verslag bevat een evaluatie van de noodzaak van optreden van de Unie via de vaststelling of bijwerking van voor de gehele Unie geldende minimumeisen voor emissiegrenswaarden en voor regels voor toezicht en conformiteit ten aanzien van activiteiten binnen het toepassingsgebied van de betrokken BBT-conclusies die gedurende de vorige periode van vijf jaar zijn aangenomen, en dit op grond van de volgende criteria:
-
het effect van de betrokken activiteiten op het milieu in zijn geheel en op de menselijke gezondheid;
-
de stand van de uitvoering van de beste beschikbare technieken voor de betrokken activiteiten.”
-
-
artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
-
lid 3 wordt vervangen door:
;“3.Aan de hand van een empirisch onderbouwde methode en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de sector beoordeelt de Commissie de noodzaak van een optreden van de Unie om:
-
de emissies van de veehouderij, in het bijzonder van runderen, in de Unie op alomvattende wijze aan te pakken, en
-
de doelstelling van wereldwijde milieubescherming met betrekking tot producten die in de Unie in de handel worden gebracht, verder te verwezenlijken door de preventie en bestrijding van emissies van de veehouderij en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de Unie.
De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2026 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten van die beoordeling. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”
-
-
het volgende lid wordt toegevoegd:
;“4.De Commissie evalueert de noodzaak om:
-
de emissies van de onshore- en offshore-exploratie en -productie van aardolie en gas te beheersen;
-
de emissies van de behandeling en ontginning ter plaatse van niet-energetische industriële mineralen die in andere industrieën dan de bouw worden gebruikt, te beheersen, alsook de emissies van de behandeling en ontginning ter plaatse van ertsen die voor het eerst in de Unie wordt verricht, te beheersen;
-
de drempel in bijlage I voor de productie van waterstof door elektrolyse van water te herzien.
De Commissie neemt de resultaten van die evaluatie op in het eerste van de verslagen aan het Europees Parlement en de Raad die zijn vereist op grond van de eerste alinea.”
-
-
-
artikel 74 wordt vervangen door:
;1.Teneinde de bepalingen van deze richtlijn met behulp van de beste beschikbare technieken aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 76 ten aanzien van de aanpassing van bijlage V, delen 3 en 4, bijlage VI, delen 2, 6, 7 en 8, en bijlage VII, delen 5, 6, 7 en 8, aan deze wetenschappelijke en technische vooruitgang.
2.De Commissie zal op passende wijze de belanghebbenden raadplegen voordat zij een gedelegeerde handeling overeenkomstig dit artikel vaststelt.
De Commissie maakt de relevante onderzoeken en analyses die bij de voorbereiding van een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling zijn gebruikt openbaar, uiterlijk bij de vaststelling van de gedelegeerde handeling.”
-
artikel 75 wordt vervangen door:
;1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Waar naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”
-
artikel 76 wordt vervangen door:
;1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De bevoegdheid om de in artikel 27 quinquies, artikel 48, lid 5, en artikel 74 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 1 augustus 2024. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.De in artikel 27 quinquies, artikel 48, lid 5, en artikel 74 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Een op grond van artikel 27 quinquies, artikel 48, lid 5, of artikel 74, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”
-
de artikelen 77 en 78 worden geschrapt.
-
artikel 79 wordt vervangen door:
1.Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten krachtens Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad(*), stellen de lidstaten regels vast inzake sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen zij alle nodige maatregelen om erop toe te zien dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2.De in lid 1 bedoelde sancties omvatten in ieder geval bestuursrechtelijke financiële sancties die degenen die de inbreuk hebben gepleegd, de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen effectief te ontnemen.
Voor de zwaarste inbreuken die door een rechtspersoon worden gepleegd, bedraagt het maximumbedrag van de in de eerste alinea bedoelde bestuursrechtelijke financiële sancties ten minste 3 % van de jaaromzet in de Unie van de exploitant in het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de boete wordt opgelegd.
De lidstaten kunnen ook, of bij wijze van alternatief, strafrechtelijke sancties toepassen, mits deze even doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn als de in dit artikel bedoelde bestuursrechtelijke financiële sancties.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat bij de op grond van dit artikel opgelegde sancties, waar van toepassing, naar behoren rekening wordt gehouden met het volgende:
-
de aard, de ernst en de omvang van de inbreuk;
-
de bevolking die, of het milieu dat, door de inbreuk wordt getroffen, rekening houdend met de gevolgen van de inbreuk voor de doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tot stand te brengen;
-
het herhaaldelijk of eenmalig karakter van de inbreuk.
4.De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van de in lid 1 bedoelde regels en maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan mee.
-
-
het volgende artikel wordt ingevoegd:
;1.De lidstaten zorgen ervoor dat indien er als gevolg van een inbreuk op nationale maatregelen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld, schade aan de gezondheid van de mens is opgetreden, de getroffen personen het recht hebben om voor die schade een schadevergoeding te vorderen en te verkrijgen van de desbetreffende natuurlijke of rechtspersonen.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels en procedures met betrekking tot vorderingen tot schadevergoeding zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade veroorzaakt door een inbreuk op grond van lid 1 niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.
3.De lidstaten kunnen verjaringstermijnen vaststellen voor het instellen van vorderingen tot schadevergoeding als bedoeld in lid 1. Deze termijnen beginnen niet te lopen voordat de inbreuk is beëindigd en de persoon die de schadevergoeding vordert, weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij of zij schade heeft geleden door een inbreuk op grond van lid 1.”
-
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn;
-
De in bijlage II bij dit besluit opgenomen bijlage I bis wordt ingevoegd;
-
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze richtlijn;
-
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze richtlijn;
-
Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze richtlijn;
-
Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze richtlijn;
-
Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij deze richtlijn.