Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2024/3010 van de Commissie van 29 november 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad en Richtlijn 93/61/EEG van de Commissie wat betreft de lijst van plaagorganismen bij planten op zaden en ander teeltmateriaal

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad⁽¹⁾, en met name artikel 45,

Gezien Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen⁽²⁾, en met name artikel 24,

Gezien Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad⁽³⁾, en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

1. In Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie⁽⁴⁾ is een lijst van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen vastgesteld. Daarnaast bevat zij voorschriften voor het binnenbrengen op of het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen, teneinde te voorkomen dat die plaagorganismen zich op het grondgebied van de Unie verspreiden.

2. Omwille van de consistentie moeten die voorschriften worden afgestemd op de respectieve voorschriften van de Uniewetgeving betreffende het in de handel brengen van zaden en ander teeltmateriaal en plantgoed.

3. Op basis van een door de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO)⁽⁵⁾ ontwikkelde methode is het Tobacco ringspot virus in deel H van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen als gereguleerd niet-quarantaineorganisme betreffende zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen van Glycine max (L.) Merr., met een tolerantiedrempelwaarde van 0 %.

4. Richtlijn 2002/57/EG voorziet in een uniforme certificeringsregeling voor de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen in de Unie, met inbegrip van onder meer eisen inzake de maximale aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op die zaden. Daarom, en met het oog op aanpassing aan de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, moet die richtlijn worden gewijzigd door daaraan voorschriften met betrekking tot Tobacco ringspot virus voor Glycine max (L.) Merr. (sojabonen) toe te voegen. Bij die wijziging moet een tolerantiedrempelwaarde van 0 % voor dat plaagorganisme in alle zaadcategorieën van die soort worden vastgesteld om de samenhang met de desbetreffende bepalingen van die uitvoeringsverordening te waarborgen.

5. Het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) heeft zich de voorbije jaren op grote schaal verspreid op het grondgebied van de Unie. Bovendien werd in de geactualiseerde analyse van het fytosanitaire risico van EPPO van juni 2024⁽⁶⁾ opgemerkt dat de situatie met betrekking tot dat plaagorganisme is geëvolueerd, wat heeft geleid tot een grotere wereldwijde verspreiding ervan.

6. Aangezien ToBRFV voldoet aan de voorwaarden om als gereguleerd niet-quarantaineorganisme te worden aangemerkt, is het in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen door de wijziging ervan bij Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2970 van de Commissie⁽⁷⁾.

7. ToBRFV is in de delen E en H van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen als gereguleerd niet-quarantaineorganisme met betrekking tot voor opplant bestemde planten van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan, en voor opplant bestemde planten van Capsicum annuum L., met uitzondering van rassen waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen ToBRFV, met een tolerantiedrempelwaarde van 0 % voor de aanwezigheid ervan op die planten. Dat plaagorganisme is verder onderworpen aan de in bijlage V bij die uitvoeringsverordening vastgestelde maatregelen betreffende het binnenbrengen in en het verkeer binnen de Unie van die voor opplant bestemde planten.

8. Richtlijn 2002/55/EG voorziet in voorschriften voor het in de handel brengen van groentezaad in de Unie, onder meer inzake de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op die zaden. Daarom, en met het oog op aanpassing aan de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, moet die richtlijn worden gewijzigd door voorschriften vast te stellen betreffende de aanwezigheid van ToBRFV op zaden van Capsicum annuum L. (paprika), met uitzondering van zaden van een ras waarvan bekend is dat het resistent is tegen ToBRFV, en betreffende de aanwezigheid van dat plaagorganisme op zaden van Solanum lycopersicum L. (tomaat) en hybriden daarvan. Bij die wijziging moet een tolerantiedrempelwaarde van 0 % voor de aanwezigheid van dat plaagorganisme op zaad van die soorten worden vastgesteld om de samenhang met de desbetreffende bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 te waarborgen.

9. Richtlijn 93/61/EEG van de Commissie⁽⁸⁾ stelt de specifieke voorwaarden en kwaliteitsnormen vast waaraan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaden, krachtens Richtlijn 92/33/EEG van de Raad⁽⁹⁾ moet voldoen, waaronder voorschriften betreffende de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op dat materiaal van bepaalde soorten. Om in overeenstemming te zijn met de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, moet die richtlijn worden gewijzigd door voorschriften vast te stellen betreffende de aanwezigheid van ToBRFV op teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, van Capsicum annuum L. (paprika), en ander materiaal dan materiaal van een ras waarvan bekend is dat het resistent is tegen ToBRFV. Om dezelfde reden moet die richtlijn worden gewijzigd door voorschriften vast te stellen betreffende de aanwezigheid van dat plaagorganisme op teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, van Solanum lycopersicum L. (tomaat) en hybriden daarvan. Bij die wijzigingen moet een tolerantiedrempelwaarde van 0 % voor ToBRFV op teeltmateriaal en plantgoed, met uitzondering van zaad, van die soorten worden vastgesteld om de samenhang met de desbetreffende bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 te waarborgen.

10. Om de bevoegde autoriteiten en de professionele marktdeelnemers meer tijd te geven om zich aan de bepalingen ervan aan te passen, moet deze richtlijn van toepassing zijn met ingang van 1 juni 2025.

11. De in deze richtlijn vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: