Richtlijn 2005/35/EG wordt als volgt gewijzigd:
-
De titel wordt vervangen door:
“Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake de handhaving van internationale normen betreffende verontreiniging vanaf schepen en de invoering van administratieve sancties voor verontreinigingsdelicten”.
-
Artikel 1 wordt vervangen door:
1.De doelstelling van deze richtlijn is de internationale normen betreffende verontreiniging vanaf schepen op te nemen in het Unierecht en ervoor te zorgen dat maatschappijen of andere rechtspersonen of natuurlijke personen die aansprakelijk zijn voor de illegale lozing van verontreinigende stoffen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties worden opgelegd, teneinde de maritieme veiligheid te verbeteren en het mariene milieu beter te beschermen tegen verontreiniging door schepen.
2.Deze richtlijn belet de lidstaten niet om in overeenstemming met het Unie- en het internationaal recht strengere maatregelen te nemen door te voorzien in administratieve of strafrechtelijke sancties overeenkomstig hun nationale recht.”.
-
Artikel 2 wordt vervangen door:
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
“Marpol 73/78”: het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met inbegrip van de daarbij behorende Protocollen van 1978 en 1997, in de versie die van kracht is;
-
“verontreinigende stoffen”: stoffen die vallen onder bijlage I (olie), bijlage II (schadelijke vloeistoffen in bulk), bijlage III (schadelijke stoffen die in verpakte vorm over zee worden vervoerd), bijlage IV (sanitair afval van schepen) en bijlage V (vuilnis van schepen) bij Marpol 73/78, en residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen;
-
“residu van een systeem voor de reiniging van uitlaatgassen”: elke stof die door een behandelingssysteem wordt verwijderd uit het afvalwater of het aftapwater, lozingswater dat niet aan het lozingscriterium voldoet, of elk ander residu dat uit het systeem voor de reiniging van uitlaatgassen (gaswassers) is verwijderd als gevolg van het gebruik van een nalevingsmethode voor emissiebeperking, zoals gedefinieerd in voorschrift 4 van bijlage VI bij Marpol 73/78, die in termen van emissiebeperking wordt gebruikt als alternatief voor de normen van voorschrift 14 van bijlage VI bij Marpol 73/78, rekening houdend met de door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ontwikkelde richtsnoeren;
-
“lozen”: elk vrijkomen van stoffen van een schip, hoe ook veroorzaakt, zoals bedoeld in artikel 2 van Marpol 73/78;
-
“schip”: een zeegaand vaartuig dat wordt gebruikt in het mariene milieu, ongeacht de vlag waaronder het vaart, van welk type ook, waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel;
-
“rechtspersoon”: elke juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten zelf, publiekrechtelijke lichamen bij de uitoefening van hun overheidsgezag, of publiekrechtelijke internationale organisaties;
-
“maatschappij”: de scheepseigenaar of een andere organisatie of persoon, zoals de beheerder of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip heeft overgenomen van de scheepseigenaar.”.
-
-
Artikel 4 wordt vervangen door:
1.De lidstaten zien erop toe dat lozingen van verontreinigende stoffen in een van de in artikel 3, lid 1, genoemde gebieden als inbreuken worden beschouwd, tenzij:
-
voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage I bij Marpol 73/78, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van de voorschriften 15, 34, 4.1, 4.2 of 4.3 van bijlage I bij Marpol 73/78 en deel II-A, punt 1.1.1, van de Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (“Polar Code”);
-
voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage II bij Marpol 73/78, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van de voorschriften 13, 3.1.1, 3.1.2 of 3.1.3 van bijlage II bij Marpol 73/78 en deel II-A, punt 2.1, van de Polar Code;
-
voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage III bij Marpol 73/78, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van voorschrift 8.1 van bijlage III bij Marpol 73/78;
-
voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage IV bij Marpol 73/78, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van de voorschriften 3, 11.1 en 11.3 van bijlage IV bij Marpol 73/78 en deel II-A, punt 4.2, van de Polar Code;
-
voor verontreinigende stoffen die vallen onder de voorschriften van bijlage V bij Marpol 73/78, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van de voorschriften 4.1, 4.2, 5, 6.1, 6.2 en 7 van bijlage V bij Marpol 73/78 en deel II-A, punt 5.2, van de Polar Code, en
-
voor residuen van systemen voor de reiniging van uitlaatgassen, die lozingen voldoen aan de voorwaarden van de voorschriften 4, 14.1, 14.4, 14.6, 3.1.1 en 3.1.2 van bijlage VI bij Marpol 73/78, rekening houdend met de IMO-richtsnoeren, met inbegrip van Resolutie MEPC.340 (77) in de laatst bijgewerkte versie.
2.Elke lidstaat neemt alle nodige maatregelen om te waarborgen dat elke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon die een inbreuk heeft gepleegd in de zin van lid 1, aansprakelijk wordt gesteld.”.
-
-
De artikelen 5, 5 bis en 5 ter worden geschrapt.
-
Artikel 6 wordt vervangen door:
1.Indien op grond van onregelmatigheden of van informatie het vermoeden bestaat dat een schip dat vrijwillig in een haven of bij een offshoreterminal van een lidstaat ligt in een van de in artikel 3, lid 1, bedoelde gebieden verontreinigende stoffen heeft geloosd of loost, zorgt die lidstaat ervoor dat er overeenkomstig zijn nationaal recht een passende inspectie of andere passende actie wordt uitgevoerd, rekening houdend met de toepasselijke richtlijnen van de IMO.
2.Voor zover de in lid 1 van dit artikel bedoelde inspectie feiten aan het licht brengt die kunnen wijzen op een inbreuk in de zin van artikel 4, past de betrokken lidstaat de bepalingen van deze richtlijn toe. De bevoegde autoriteiten van die lidstaat en van de vlaggenstaat worden geïnformeerd.
3.Bijlage I bij deze richtlijn bevat een indicatieve lijst van onregelmatigheden of informatie waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van lid 1 van dit artikel.”.
-
Artikel 8 wordt vervangen door:
1.Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2024/1203 van het Europees Parlement en de Raad(*) stellen de lidstaten een systeem van administratieve sancties in de zin van hun nationaal rechtsstelsel vast voor inbreuken op de nationale bepalingen ter uitvoering van artikel 4 van deze richtlijn en zorgen ze ervoor dat die sancties worden toegepast. De administratieve sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de ter omzetting van deze richtlijn ingevoerde administratieve sancties boeten omvatten die worden opgelegd aan de maatschappij die voor de inbreuk aansprakelijk wordt gesteld.
3.Indien het rechtsstelsel van de lidstaat niet voorziet in administratieve sancties, kan dit artikel zodanig worden toegepast dat de sancties, met inbegrip van de in lid 2 bedoelde boeten, worden bepaald door de bevoegde autoriteit en worden opgelegd door de bevoegde nationale rechtbanken, waarbij wordt gewaarborgd dat die rechtsmiddelen doeltreffend zijn en eenzelfde effect hebben als de door de bevoegde autoriteiten opgelegde administratieve boeten. De overeenkomstig dit lid opgelegde sancties moeten in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en worden toegepast overeenkomstig deze richtlijn. De betrokken lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 6 juli 2027 in kennis van de wetsbepalingen die zij op grond van dit lid vaststellen, en melden onverwijld alle latere wetswijzigingen of wijzigingen die op de bepalingen van invloed zijn.
-
De artikelen 8 bis, 8 ter en 8 quater worden geschrapt.
-
Het volgende artikel wordt ingevoegd:
1.Teneinde te waarborgen dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het bepalen van het soort en de hoogte van de administratieve sanctie en het opleggen van die sanctie aan een maatschappij of een andere rechtspersoon of natuurlijke persoon die door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 8 aansprakelijk is bevonden voor een inbreuk in de zin van artikel 4, rekening houden met alle relevante omstandigheden van de inbreuk, en in het bijzonder:
-
de aard, de ernst en de duur van de lozing;
-
de mate van verwijtbaarheid of schuld van de verantwoordelijke persoon in de zin van het rechtsstelsel van de betrokken lidstaat;
-
de door de lozing veroorzaakte schade voor het milieu of de gezondheid van de mens, in voorkomend geval met inbegrip van de gevolgen ervan voor de visserij, het toerisme en de kustgemeenschappen;
-
de financiële draagkracht van de aansprakelijke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon;
-
de economische voordelen die de inbreuk de aansprakelijke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon in voorkomend geval heeft opgeleverd of naar verwachting zal opleveren;
-
de maatregelen die de aansprakelijke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon heeft genomen om de lozing te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken;
-
de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon met de bevoegde autoriteit samenwerkt, met inbegrip van handelingen die tot doel hebben een passende inspectie of ander onderzoek door een bevoegde autoriteit te omzeilen of te belemmeren, en
-
eerdere door de aansprakelijke maatschappij of andere rechtspersoon of natuurlijke persoon gepleegde verontreinigingsdelicten vanaf schepen.
2.De lidstaten zien af van het vaststellen of toepassen van administratieve sancties voor inbreuken in het kader van deze richtlijn op een te laag niveau om de evenredigheid, de doeltreffendheid en het afschrikkende karakter van die sancties te waarborgen.”.
-
-
Artikel 10 wordt vervangen door:
1.Voor de toepassing van deze richtlijn werken de lidstaten en de Commissie, met de hulp van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), samen bij de uitwisseling van informatie, voortbouwend op het in artikel 22 bis, lid 3, van en bijlage III bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad(*) bedoelde systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), teneinde:
-
de informatie te verbeteren die nodig is voor de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn, met name zoals die wordt verstrekt door de bij deze richtlijn opgerichte Europese dienst voor de opsporing van verontreiniging per satelliet (CleanSeaNet) en door andere relevante rapportagemechanismen, met het oog op de ontwikkeling van betrouwbare methoden voor het traceren van verontreinigende stoffen in zee;
-
een passend controle- en monitoringsysteem te ontwikkelen en toe te passen, waarbij de overeenkomstig punt a) verstrekte informatie wordt geïntegreerd met de informatie die de Commissie aan de lidstaten beschikbaar stelt in SafeSeaNet, THETIS-EU en andere informatiedatabanken en -instrumenten van de Unie, teneinde de vroegtijdige identificatie en monitoring van schepen die verontreinigende stoffen lozen te vergemakkelijken en met het oog op de optimalisering van de handhavingsmaatregelen van de nationale autoriteiten;
-
optimaal gebruik te maken van de overeenkomstig de punten a) en b) van dit lid verstrekte informatie en de door de lidstaten uit hoofde van artikel 10 bis gerapporteerde informatie, teneinde de toegang tot en de uitwisseling van dergelijke informatie tussen de bevoegde autoriteiten onderling en met de autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie te vergemakkelijken, en
-
uiterlijk op 6 juli 2030 ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten alle zeer betrouwbare waarschuwingen digitaal analyseren en aangeven of zij die zeer betrouwbare waarschuwingen die CleanSeaNet elk jaar verzendt, al dan niet controleren, waarbij zij ernaar streven ten minste 25 % van die zeer betrouwbare waarschuwingen te controleren, met dien verstande dat “controleren” betekent dat de bevoegde autoriteiten een vervolgactie ondernemen naar aanleiding van een door CleanSeaNet verzonden waarschuwing om na te gaan of er daadwerkelijk een illegale lozing heeft plaatsgevonden. Indien een lidstaat een waarschuwing niet controleert, moet hij de redenen daarvoor aangeven.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over ernstige incidenten met verontreiniging vanaf schepen tijdig onder de betrokken visserij- en kustgemeenschappen wordt verspreid.
3.De Commissie zorgt ervoor dat de nationale autoriteiten en deskundigen van de lidstaten, met inbegrip van deskundigen uit de privésector, het maatschappelijk middenveld en de vakbonden, ervaringen kunnen uitwisselen over de toepassing van deze richtlijn in de Unie, teneinde gemeenschappelijke praktijken en richtsnoeren voor de handhaving van deze richtlijn op te stellen.
4.De Commissie zorgt ervoor dat de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten ervaringen en beste praktijken kunnen uitwisselen over de wijze waarop een doeltreffende vaststelling en toepassing van sancties kan worden gewaarborgd. Aan de hand van die uitwisseling van informatie kan de Commissie richtsnoeren voorstellen, onder meer over soorten verontreinigende stoffen en gevoelige aandachtsgebieden.
-
-
De volgende artikelen worden ingevoegd:
1.De Commissie zet een elektronisch rapportage-instrument op voor de verzameling en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over de uitvoering van het bij deze richtlijn ingestelde handhavingssysteem.
2.De lidstaten waarborgen dat de volgende informatie over de door hun bevoegde autoriteiten ondernomen acties wordt gerapporteerd via het in lid 1 bedoelde elektronische rapportage-instrument:
-
informatie over de opvolging die de bevoegde autoriteiten geven aan een door CleanSeaNet verzonden waarschuwing of de redenen om een dergelijke waarschuwing niet op te volgen, zo snel mogelijk nadat de opvolgingsactiviteiten zijn voltooid of de beslissing is genomen om de waarschuwing niet op te volgen;
-
informatie over de overeenkomstig artikel 6 verrichte inspecties of andere passende acties, zo snel mogelijk nadat de inspecties of andere passende acties zijn voltooid;
-
informatie over de overeenkomstig artikel 7 ondernomen acties, zo snel mogelijk nadat die acties zijn voltooid, en
-
informatie over overeenkomstig deze richtlijn opgelegde sancties, zodra de administratieve en, in voorkomend geval, gerechtelijke procedures zijn afgerond, zonder onnodige vertraging en in ieder geval uiterlijk op 30 juni van elk jaar voor sancties die in het voorgaande kalenderjaar zijn opgelegd. Als die informatie over sancties persoonsgegevens bevat, wordt ze geanonimiseerd.
3.Met het oog op de eenvormige toepassing van dit artikel kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor de procedure voor rapportage van de in lid 2 bedoelde informatie, met inbegrip van het soort informatie dat moet worden gerapporteerd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13 bedoelde onderzoeksprocedure.
4.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de autoriteiten die toegang hebben tot het in lid 1 bedoelde elektronische rapportage-instrument.
De Commissie, met de hulp van het EMSA en in samenwerking met de lidstaten, bevordert de capaciteitsopbouw van de lidstaten door, in voorkomend geval, opleiding te verstrekken aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de opsporing en verificatie van inbreuken die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en de handhaving van sancties of andere maatregelen naar aanleiding van die inbreuken.
1.Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 10 bis gerapporteerde informatie stelt de Commissie een overzicht op van de uitvoering en handhaving, in voorkomend geval na afronding van de administratieve en gerechtelijke procedures, van deze richtlijn in de hele Unie; zij maakt dat overzicht openbaar en werkt het regelmatig bij. Voor zover die informatie over sancties persoonsgegevens of commercieel gevoelige gegevens bevat, wordt ze geanonimiseerd. Dat overzicht bevat de in bijlage II bij deze richtlijn vermelde informatie.
2.Onverminderd Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad(*) neemt de Commissie passende maatregelen om de vertrouwelijkheid van de bij de toepassing van deze richtlijn verkregen informatie te beschermen.
1.De Commissie ontwikkelt, verleent toegang tot en onderhoudt een vertrouwelijk extern onlinemeldkanaal voor het ontvangen van meldingen in de zin van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad(**) over mogelijke inbreuken op deze richtlijn, en zendt dergelijke meldingen door aan de betrokken lidstaten.
2.De lidstaten waarborgen dat de nationale bevoegde autoriteiten die via het in lid 1 genoemde kanaal meldingen van inbreuken op deze richtlijn ontvangen, onderzoek instellen, waar gepast maatregelen treffen, tijdig terugkoppeling geven over en opvolging geven aan die meldingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937.
3.De Commissie kan de toepassing van de artikelen 4, 14 tot en met 22, 35 en 36 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(***), op grond van artikel 25, lid 1, punten c) en h), en overeenkomstig artikel 25, lid 2, van die verordening, beperken voor de betrokkenen die het onderwerp uitmaken van of worden vermeld in de melding die via het in lid 1 van dit artikel genoemde kanaal wordt verricht en die niet de betrokkenen zijn die die melding verrichten. Die beperking mag slechts gelden voor de duur die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat nodig hebben om de in lid 2 van dit artikel genoemde melding te onderzoeken.
-
-
De artikelen 11 en 12 worden geschrapt.
-
Het volgende artikel wordt ingevoegd:
1.Uiterlijk op 6 juli 2032 voert de Commissie een evaluatie van deze richtlijn uit. Die evaluatie wordt ten minste op het volgende gebaseerd:
-
de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van deze richtlijn;
-
de door de lidstaten overeenkomstig artikel 10 bis gerapporteerde informatie en het overeenkomstig artikel 10 quater verstrekte overzicht voor de hele Unie;
-
de interactie van deze richtlijn met andere relevante internationale en Uniewetgeving inzake de bescherming van het mariene milieu en de maritieme veiligheid, en
-
de meest recente gegevens en wetenschappelijke bevindingen.
2.In het kader van de herziening beoordeelt de Commissie de mogelijkheid om het toepassingsgebied van deze richtlijn zo nodig te wijzigen in het licht van nieuwe of geactualiseerde internationale normen ter voorkoming van verontreiniging door schepen die onder de huidige en toekomstige bepalingen van Marpol 73/78 valt, zoals plastic zwerfvuil op zee, verloren gegane containers en verloren gegane kunststofkorrels.”.
-
-
Artikel 13 wordt vervangen door:
1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad(*) ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(**).
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van toepassing.
-
De artikelen 14 en 15 worden geschrapt.
-
Artikel 16 wordt vervangen door:
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 2007 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2.Lidstaten die geen rechtstreekse toegang tot de zee of geen zeehavens hebben, zijn niet verplicht artikel 6 en artikel 7, lid 2, van deze richtlijn om te zetten en uit te voeren.”.
-
De enige bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.